Joke, hé, je bent toch nog niet in slaap? Wat , hè , k was net onder zeil! En ik hoorde je bed kraken! Dat was straks. Ik had een tabletje genomen en sukkelde net weg. Maar nu ben ik klaarwakker. Bedankt maar vast! Nou zeg. Je hoeft niet direct te bekken. Ik heb het benauwd, voel me ziek, ik heb een tikje koorts, ik heb hoofdpijn en spierpijn. Ik zoek naar troost, maar t vrouwtje moet slapen. s Morgens ruzie, s avonds ruzie, nu ook nog s nachts! Wie heeft het nou over ruzie! Jij zoekt ruzie door die hoge bloeddruk van jou; oudemensenkwaaltje nog voor je dertigste. Daar is me dat kind van hiernaast ook nog wakker geworden door jouw getier. Hoor haar blèren. En haar vader bonkt alweer tegen het tussenschot. En ziek; oudemensenkwaal Wie is er hier zo erg overwerkt? Let jij liever op je lijn. Ik laat jou onverschillig, anders zou je dat niet zo uit de hand laten lopen. En jij strooit met cadeautjes; wat Lien jou gaf, moest je zo nodig doorgeven. Ik snap je niet. Wat zeg je nou toch allemaal? Zij had de sief, jij kreeg m van haar. Je hebt er mij mee opgeknapt. Allebei hebben we knobbeltjes daar en een drukkend gevoel in onze buik. Jij hebt er dan nog extra dingen bij, die je zo net noemde. Zal wel komen, omdat je al langer besmet bent dan ik. Wat ? Wie zegt dat van die sief? De dokter. En je moet Lien maar gauw waarschuwen. Ze zal het al wel aan jan-en-alleman hebben uitgedeeld. Hè, hè, dat kon er nou nog net bij! Daar is hij weer met zn zelfbeklag. Wie ging er vreemd? Jij! Zij wou niet eens. Heb je zelf verteld! En wie dwong haar? Jij! En nu: nu maar weer jammeren; niet over mij, maar over jezelf. Waar zijn die slaappillen. Ik neem ze allemaal. Toe nou zeg; hou je kalm. Ik moest het toch één keer zeggen? Maar net nu; en zó! Nou ja, sorry hoor. De baby van de buren is al weer stil. Ik probeer nog even te slapen., neem nu één pilletje, niet meer: beloof me dat. Morgen moeten we het nog maar eens bekijken. Goed, één tablet. Wel te rusten dan maar. Daag. En ik ben al niet zo boos meer.