4.8.3.1. Paul Donker: met de zaak verlegen.
7 december 1982: Lui, ik ga me toch eens meer profileren. Ik ben de jongere broer van Jan, een van de vier kinderen Donker. Pa en ma hebben indertijd heel regelmatig geproduceerd. Jan is nu 31, Margo 28, ik 25 en Ina 22. Jullie weten: pa en ma zijn gelovig. Jan en Margo ook. Margo was van de kinderen het eerste schaap, dat over de brug was. Ik kan zo rebels worden van dat hele, schaapachtige gedoe. Ik ben toch geschrókken, toen Jan ook al mee begon te doen. Ina is nu ook die kant uit. Ze komt nog wel eens langs, na wat toen gebeurde met Koos. Vertelt, dat ze bekeerd is, dat ze al aan de tweede stap, de wedergeboorte, bezig is. Het was allemaal duister in haar hart, maar nu heeft ze de lamp laten aanflitsen⦠dat soort praat hí¨! Maar ja, jullie kent het sfeertje wel, leest ook geregeld die verhalen van Jan. Die jongen werd â?denk ik- zenuwachtig van al het gevraag van dat soort mensen, of hij met Joke getrouwd was. Dáárom â?en om dat kind- zal hij â?naar ik aanneem- tenslotte maar getrouwd zijn.
Hij schreef mij laatst nog een brief om van alles uit te leggen. Overigens ging die brief niet over dat huwelijk. Ik had nu juist eens graag zijn wérkelijke beweegredenen daartoe leren kennen. Klaarblijkelijk had hij goed onthouden, wat ik bij de bruiloft zei: âWaar staat het eten en het drinken en mondje dicht over het geloof hí¨.â? Hij zal gedacht hebben: âAls ik het niet mag zeggen, zal ik het maar schrijven. Ik móet het kwijt (Hand. 4:20).â? Hij schreef ondermeer in de brief: âPaul, het zijn toch gewoonweg wónderen, zoals het allemaal gegaan is. Ik héb soms de idee, dat jij die wonderen niet durft door te denken. Durf dat nu eens wél, durf ze te overdenken. In mijn leven was veel verbrand. Nu echter zijn al die tot in de kern verkoolde balken vervangen door nieuwe.â? Och, hij bedoelt het wel goed; er zit ook wel iets verrassends in zulke uitspraken als: âOok nú, júist nu, let ik erg op mijn wandel. Ik ben goed begonnen met lévend werk, dat God me heeft opgedragen. Maar levend werk kan verwateren tot doods geotter, als God uit het middelpunt wegraakt. Dat kán, als je iets gaat doen, zonder God eerst te raadplegen. Dan helpt het niet, wanneer je later om zijn zegen vraagt. Ik héb nu nieuwe kleren. Ik wil erg oppassen, dat er geen spetters vuil op vallen.â?
Margo is nóg weer verder om in hun jargon te blijven. - Ina zegt, dat zij de wedergeboorte wíl. - Jan zegt, dat hij die wedergeboorte hééft. - Margo zegt, dat zij bezig is, de doop in de Heilige Geest te â?grijpenâ. Dat nieuws had ze, toen we laatst, bij paâs verjaardag, allemaal in â?het diepe zuidenâ waren (op Joke na, het kind was nog te klein). Margo zei daarover, dat je pas met de doop in de Heilige Geest er van binnen blíjvend goed uit kon gaan zien. Dat werd toen weer een heel gespreksonderwerp. Wel, zo heb je weer een beetje sfeertekening. In die situatieschets dan vooral niet vergeten pa en ma, die met blije ogen naar ons tweeí«n zaten te kijken. âNou Paul en Marian nog.â? (Zij was namelijk mee uitgenodigd). O ja zeg; we blijven een nacht over, moest Marian wel afzonderlijk slapen. Pa zei: âWat jullie in Dordt doen, moeten jullie weten. Maar in míjn huis geldt, dat God geen God is van wanorde (1 Cor. 14:33). Nu ja, het is hem vergeven. Zeg, maar nu weten jullie alleen, dat ik een jongen ben, die veel te stellen heeft met zijn â?een beetje rare familieâ. Maar laat ik ook iets van mijzelf vertellen. Ik werk hier bij een fabriek, die allerlei zwakstroomapparatuur maakt en alles, wat er omheen hangt. Nieuwe vindingen met telefoon en glasvezelkabel om maar eens iets te noemen. Ik ben hier ook op de HTS geweest. Dan blijf je na je diploma soms hangen. Ik ben ing. En geen ir. Marian kan zich daar soms wat voor generen. Ze heeft het wat hoog in de bol. Afijn, dadelijk hoor je wel wat van háár.
Overigens: trouwen hí¨, zoals Jan en Joke nu; en een kind krijgen; ik weet wel, dat het een niet nodig is voor het ander; toch wel jofel, vind ik. Maar weet je, Marian studeert, ze heeft een beurs. Als we trouwen, wordt die beurs veel minder, denkt ze. Ik snáp dat niet; mijn salaris wordt dan toch niet hoger. Zo bar is dat loon overigens niet in deze zenuwentijd. Zij zegt in ieder geval: âWe kunnen niet trouwen, voor het gédl. En: wat moeten we met een kínd?! Hoe word ik dan ooit sociologe?!â? Ik heb het er soms wat moeilijk mee. Een baan⦠een auto⦠dat is althans o.k. Toch zijn er veel mannen, die, wanneer zij mijn leeftijd hebben, ook kinderen willen. Niet, dat ik die krengen nou zo leuk vind, maar persoonlijk heb ik e idee, dat ze erbij horen. Ze werken statusverhogend. Ik ben trendgevoelig: kinderen zijn weer meer â?inâ. Bij ons op de zaak is er een, die heeft er vier! Die zijn echter wel opgehouden, want daarna krijgt het toch iets ⦠te ⦠dan wordt het â?overdoneâ. Nou saluut, hier is Marian. |