De oorspronkelijke titel van het gedicht van Gabriël Smit is 'Mijn vrouw'. De dichter gebruikt duidelijk het thema van de Goede Herder, naar de bekende psalm: De Heer is mijn Herder. Persoonlijk vind ik het een van de mooiste gedichten dat er in slaagt om uit te zeggen wat het sacrament van het huwelijk o.a. ook is: man en vrouw zijn voor elkaar 'de goede herder'. De dichter drukt het zo: "want zonder jou geeft Hij mij niets"! De andere, de man, de vrouw, protesteert. Hij, zij zegt: "Dat kan niet, want dan stel je mij voor Hem, een verantwoordelijkheid die ik niet dragen kan". De partner antwoordt: "Weet je dat zeker. Lees de psalm: wie dorst schenkt Hij in overvloed zijn wijn". Wijn staat hier voor levensvreugde, man en vrouw met elkaar, eventueel met hun kinderen. Dan komt het sublieme: "Maar liefste, wie anders dan jij is mij zijn beker". God geeft ons te drinken, de vreugdewijn, een goden drank, maar man en vrouw zijn voor elkaar de beker waarin God die wijn schenkt. Sacrament zijn voor elkaar in het huwelijk: voor elkaar de beker zijn waarin God zijn godendrank schenkt. Zonder die beker die wij voor elkaar zijn, kunnen wij niet drinken, niet leven!
Anne en Geert trouwden zaterdag 10 september voor de kerk
Anne en Gert trouwden voor de kerk
Ik mocht hun huwelijksviering in gebedsdienst voorgaan. Er was heel volk aanwezig. Opnieuw! Veel collega's verpleegsters van het Wit-Gele Kruis waren in de viering aanwezig. Dat moet echt deugd hebben gedaan voor Gert en vooral voor Anne. Terecht mocht ik opmerken dat hun huwelijksviering in veilige handen was: nooit waren er zoveel 'verzorgers' aanwezig in de huwelijksviering en waarschijnlijk later op het feest.
Hun 'orde van dienst' (hun 'huwelijksboekje!) hadden ze, samen met mij, zeer goed voorbereid. Misschien zullen sommigen opgemerkt hebben dat hun liederen, gebracht door een zeer goede zangeres met gitaarbegeleiding, louter profaan waren. Voor Gert en Anne hadden zij heel veel betekenis en ook een heel diepe betekenis. Bijvoorbeeld bij het lied van Clouseau, 'Altijd heb ik je lief' kan je in het refrein bepaalde woorden vervangen én onmiddellijk licht de diepere betekenis op. Even proberen? De tekst: 'Want mijn lief Altijd heb ik je lief Ik kan niet zonder jou bestaan Altijd heb ik je lief Ik kan niet zonder jou bestaan.'
Vervangen wij enkele woorden en wij krijgen: 'Want mijn God Altijd heb ik je lief Ik (wij) kan (kunnen) niet zonder jou bestaan Altijd heb ik lief Ik kan niet zonder jou bestaan.'
Door samen het sacrament van het huwelijk te voltrekken, door samen een huwelijksVERBOND te sluiten worden zij - Anne en Gert - icoon van de Onuitsprekelijke, van God. In hun leven als man en vrouw maken zij - met vallen en opstaan - de NAAM VAN GOD wáár!
Ook aan Anne en Gert heb ik op het einde een geschenk gegeven: een video. Zie vroeger in mijn bloog omtrent de inhoud. Eén gedicht nl. 'Mijn vrouw. Mijn man', moet ik nog op een andere keer toelichten.
Het is nogal opvallend dat de woorden waarmee wij de dingen benoemen die ons huis vullen, nogal droge woorden zijn: stoel, tafel, lamp, keuken, pot, pan, bed, sprei, kast, deur, raam, vloer, plafond. Woorden met weinig klank waar weinig aan te beleven valt. Als je de klankloze woorden van de dingen uit ons huis vergelijkt met de attributen die er in mijn repetitielokaal aan te pas komen, dan zijn de laatste zoveel welluidender en hebben bijna stuk voor stuk melodie. Wat denk je van: sousafoon, of van tuba, of van trombone, of van klarinet, of van pianola, of van violondcel, of cello? Zelfs het woordje bas (slecht éénlettergrepig) heeft toch die donkerbruine klank van het prachtig getailleerde instrument. Eigenlijk is dat geen compliment voor de plek waar we leven: ons huis. Waar daar zit toch ook een hoop muziek in, maar dat vinden we geenszins uitgedrukt in de woorden die het interieur van het huis beschrijven. Woorden als gang, kapstok, trap, allemaal klankloos; men heeft er in de taal niet veel van gemaakt. Ik geloof dat ik dat thuis, een beetje ga wijzigen, desnoods verhuis is naar een huis met bijvoorbeeld een vestibulle, en een chambre-séparée, en een suite, en een veranda, een souterrain, of een mansarde met een recammier, en met een hemelbed. Hoort u het verschil? Ja, natuurlijk hoort u het!
Liefde is wonder, je kunt haar niet verzinnen, niet oproepen of organiseren, ze is er, ineens. Je weet niet vanwaar ze komt of waarheen ze gaat, en je voelt ook geen enkel verlangen om dit soort vragen te stellen. Er gebeurt iets. En áls het gebeurt,heb je het gevoel dat het gebeuren móest, en dat niets en niemand het had kunnen tegenhouden.
Om half vier kom je haar tegen, en ze blijft een levenlang je toeverlaat. Om vijf voor halfvier, wist je nog van niets.
"Ik ken heel wat mensen die allergisch zijn voor woorden als wonder of mysterie. Misschien zijn we er in het verleden wel veel te plechtig mee omgegaan. Het waren altijd profeten, zieners of denkers,die zich bezighielden met het mystieke deel van het leven. De gewone mens kon zich daar maar beter niet mee bemoeien. Toch schuilt er in het leven van alledag iets mystieks. Ik ben maar een grappenmaker, maar ik kom in mijn werk zo vaak mysterieuze zaken tegen."
"Vandaag, een dagje mensen kijken in Amsterdam (Gent, Geraardsbergen, Aalst, Antwerpen,...). Wat kom je een boel treurige hoofdjes tegen. In twee uur ben ik niet één glimlach tegengekomen. Bedrukte gezichten alom. Toen ik terugliep naar de parkeerplaats, wierp ik nog een laatste blik in een etalage, en in de ietwat vage weerspeiegling van de ruit zag ik een oudere man, met wéér diezelfde sombere gelaatsuitdrukking. Ik keek, en toen ik nóg eens keek, zag ik dat ik het was. Ik spoedde mij naar mijn auto, en zetten mij achter het stuur, draaide het achteruitkijkspiegeltje mijn kant op en zette het hoofd op: 'glimlach'. Zo heb ik het maar een poosje gelaten.
We dragen ons gezicht veel te veel voor onszelf. Als je met zo'n gezicht de straat oploopt, zou je je er eigenlijk een beetje rekenschap van moeten geven, dat andere mensen er tegenaan moeten kijken. Ieder gezicht is een deel van het 'stadsgezicht".
Jij bent mij zo nodig. Ik weet wel dat de Heer mijn herder is en dat Hij mij niets laat ontbreken, maar wanneer jij mij dan niet bent, weet ik niet wat
mijn leven nog kan zijn. Wanneer Hij jou niet geeft, geeft Hij mij niets, want wat mij niet gereikt wordt door jouw hand is dood voordat ik het ooit krijgen zou.
Dat kan niet, zeg je, want dan stel je mij voor Hem, een verantwoordelijkheid die ik niet dragen kan. Weet je dat zeker.
Lees de psalm. Wie dorst schenkt Hij in overvloed zijn wijn. Maar liefste, wie anders dan jij is mij zijn beker.
Het is niet vanzelfsprekend om jonge mensen een gedicht te laten lezen. Tijdens een huwelijksvoorbereiding hoorde ik van een koppel volgende uitspraak: Wij hebben het gedicht herhaaldelijk met aandacht moeten lezen! Wij hebben ons echt moeten inspannen op wat de dichter ver-dicht heeft voor onszelf te kunnen ontvouwen. Is dat ook niet zo voor onze relatie: moeten wij er ons ook niet op concentreren om er de rijkdom van te ontdekken? Moeten wij ons leven-samen-op-weg niet met veel aandacht herhaaldelijk herlezen om wat erin ver-dicht ligt, te mogen ontdekken?
Zon uitspraak maakt je als begeleider heel gelukkig.
In dit gedicht zet de Gabriël Smit ons met onze beide voeten op de grond. Liefde wordt dikwijls heel abstract verstaan, zeer romantisch, zeer hemels, veel honing en maneschijn. Maar liefde is ook alledaags, doordeweeks, in goede en kwade dagen, door dik en dun. Heel dikwijls willen en niet kunnen én het toch niet opgeven met elkaar. Dat allemaal is liefde: heel diep, heel realistisch, heel diep menselijk, heel goddelijk!
Mijn geschenk aan Katrien en Ive bij hun sacramenteel huwelijk
Tijdens de zending na de gebedsviering haalde ik een videocassette te voorschijn. Katrien en Ive waren verbaasd te horen dat ik hun huwelijksviering op video had opgenomen. Ik zag ze rond kijken naar de verborgen kamara. Zij waren nogmeer verbaasd als ik de videocasstte openmaakte en en er een spons uithaalde met een zachte en een harde kant, daarna een diskette, een sleutel, een zakje zout, een mini-baksteen, een gedicht van Gabriël Smit , een paar bloembolletjes, een prachtig kalligrafische geschreven gedicht, eveneens van Gabriël Smit, en prachtig verpakt in een soort charter met lintjes, een theelichtje
Hun zending en opdracht: samen af en toe die video bekijken!
-vi deo = heeft hun huwelijksleven (vie) met God (deo) te maken
-Mini-baksteen: een huwelijkshuis wordt opgebouwd steen na steen. Je moet vooraf een plan hebben en een stevig fundament leggen. Je moet weten en kunnen een huwelijkshuis te bouwen. Je moet ervoor zorgen dat de muren loodrecht staan en de deuren en vensters op de juiste plaats. Én als het huis af is moet je het onderhouder of het wordt een krot.
-Toegepast op het beroep van Ive en Katrien: Zij zijn garagisten. Wel, een auto die niet regelmatig wordt onderhouden zal niet lang lopen, géén lang leven beschoren zijn. Het is ook nodig om regelmatig de schouwing te passeren.
-Theelichtje: naast hun huwelijkskaars heeft dat kaarsje de betekenis voor elkaar licht en warmte te zijn. Ook: dat hun licht en warmte, hun liefde, af moge stralen op hun omgeving. Want het huwelijkssacrament houdt een zending naar de anderen in. Én hun huwelijkskaars werd aangestoken met het licht van de Paaskaars, d.w.z.: zij maken de liefde van God voor de mensen zichtbaar, tastbaar, voelbaar!
-Sleutel: een sleutel van je huis, van je leven, geef je maar aan iemand die je echt vertrouwen kunt. En ver-trouwen doe je maar als je iemands liefde hebt mogen ervaren als authentiek! Die sleutel past echter nog niet helemaal in het slot van het liefdeshuis van de partner. Daar moet nog aan gevijld worden!
-Bloembolletjes: als je in de lente bloemen wil zien in je tuin, dan moet je ze op tijd planten. En zorgen dat er goede, vruchtbare grond beschikbaar is, gelegen onder voldoende zon en bereikbaar voor de vruchtbare regen.
-Diskette: kan veel opslaan: de heerlijke ervaringen bewaren. Een diskette kan ook gewist worden: In het leven moeten wij kiezen tussen vergiffenis of vergiftiging! Ook moet ons programma compatibel zijn!
-Spons: uiteraard moeten wij de spons kunnen vegen. Je moet er wel verstand van hebben en wijs in zijn. Soms moeten wij de ruwe kant gebruiken, maar dan moet je wel zorgen voor juiste bevochtiging of je krijgt krassen, die niet meer te verwijderen zijn.
Katrien en Ive trouwen, omdat zij geloven in elkaar!
Bij het huwelijk van Katrien en Ive
Vrijdag 2 september 2005 om 15u30 in Onze Lieve Vrouwkerk
Uiteraard huwden Katrien en Ive zelf samen voor de kerk. Ikzelf mocht de huwelijksviering voorgaan. Ik had de bedoeling Katrien en Ive bij het onthaal, vooraan in de kerk, proficiat te wensen om hun keuze: om zowel burgerlijk als kerkelijk te willen huwen.
(Jonge) mensen die vandaag kiezen om zich in het burgerlijk huwelijke openbaar en contractueel met elkaar te verbinden in het huwelijk stellen een pioniersdaad. Zij gaan tegen de stroom in! Zij kiezen voor een forellenbestaan: tegen de stroom in zwemmen naar de bron!
Dat zij daarenboven kiezen om bewust (ná het volgen van de huwelijksvoorbereiding!) en vrij voor het kerkelijk en sacramenteel huwelijk te kiezen, dat verdient a fortiori een proficiat ( d.w.z. doe zo voort!). Dat is helemaal ingaan tegen het geldend conformisme om zo maar definitief voor samenwonen te kiezen.
Hun orde van dienst verwoorde heel duidelijk het mysterie van de liefde. Er is iets om de dingen heen dat dieper dan zij zijzelve leeft, las ik ooit! Ik heb geprobeerd dat mysterie van de liefde op te roepen.
Het jonge paar en de bijna volle kerk luisterden blijkbaar met aandacht en geboeid! Echt!
Is het niet een mysterie als een jong paar elkaar belooft (parafrase op het ja-woord!): Liefste Katrien, liefste Ive, wat er ooit in ons leven moge gebeuren, vandaag, volgende week, volgend jaar, over tien jaar, binnen vijftig jaar, , al de dagen van ons leven: zal ik naast je, achter je staan, ik laat je nooit in de steek. Je mag altijd op mij rekenen, op mij vertrouwen (=geloven), onvoorwaardelijk, of je het nu verdient of niet verdient, ik zal er altijd voor jou zijn!.
Is dat niet de vertaling van de naam van Jahweh: Ik zal er zijn voor jou!;
Is het dan niet juist dat zo iets moois niet kapot mag gemaakt worden?
Een bewust sacramenteel gehuwd koppel maakt de naam van God, Jahweh, wáár!
Als zending gaf ik hen een videcassette mee. Daarover schrijf ik morgen!
De muzikale omlijsting was zeer goed en passend: Katlijn Lamberts zorgde voor de muzikale leiding. Nicoline Hummel zorgde voor de solos. Claude De Maertelaeire nam de pianobegeleiding voor zijn rekening.
Na vele jaren een bloeiend bestaan te hebben gekend, begon de parochie weg te kwijnen en na een lange tijd van geleidelijk wegkwijnen en vergaan van verveling, overleed zij.
De pastoor constateerde de dood en schreef een plechtige rouwbrief, waarin hij het overlijden aankondigde van de parochie en waarin hij iedereen uitnodigde om naar de rouw- en afscheidsdienst te komen aanstaande zaterdag om half elf.
De zaterdag brak aan.
En de kerk was overvol, zo vol als hij de laatste twintig jaar niet meer geweest was. Het was niet duidelijk of het geloof ineens zo was toegenomen, zeker was dat niemand er iets van begreep. Zeker was ook dat alle parochianen geweldig nieuwsgierig waren naar wat de pastoor te zeggen zou hebben. Wat een vreemd geval was het. Daar was vriend en vijand het over eens.
Bij de preek aangekomen deed de pastoor, wat hij altijd bij alle overleden had gedaan. Hij prees de kwaliteiten van de overledene, de verdiensten die de parochie lange tijd voor de gemeenschap had gehad. Hij prees de moed van de overledenen pastoor, vond dat de parochie niet geruisloos begraven mocht worden. Vandaar deze rouwdienst.
Hij uitte zijn blijdschap en dankbaarheid dat de mensen in zo grote getale waren gekomen. Tot slot van zijn preek nodigde hij alle parochianen uit om nog eenmaal langs de baar te lopen, een blik in de kist te werpen en zo afscheid te nemen van de aanvankelijk toch zo dierbare parochie.
Iedereen toog naar voren en in twee lange rijen defileerde de parochianen langs de baar, terwijl de pastoor de rij sloot. En ieder zag, terwijl hij in de kist keek, op de bodem een grote spiegel liggen en kijkend naar de overleden zag hij zichzelf.
Zonder gewoonten zou de mens in het leven verloren lopen als een plattelandsbewoner die nooit buiten zijn dorp is geweest en opeens gedropt wordt in de drukte van een miljoenenstad.
Goede gewoonten daarentegen geven de mens een gevoel van vrijheid. Zij maken dat het leven past als een handschoen.
Inmiddels is de mens in zake gewoontelijke bekwaamheden nooit volleerd, want echt geschiktheid is progressief en bijgevolg in staat om zich voortduren te wijzigen.
Progressie is een vitale eigenschap van elke geestelijke volwassenheid. Die progressie vraagt dat men in zijn gewenningen soepel genoeg zou blijven om desnoods van gewoonte te veranderen.
Diaken Laurent is geboren in 1932 in het Noord-Franse Douvrain, bij Lens. Zijn ouders waren uitgeweken naar Noord-Frankrijk omdat er in Vlaanderen geen werk te vinden was. Daar werkten zij in een steenbakkerij. Laurent was de jongste van zeven kinderen. Drie van hen zijn vroeg gestorven en hij was nog geen jaar toen ook zijn vader stierf. Later, in de jaren vijftig, verloor hij nog twee broers in een mijnongeval.
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, vluchtten zij naar het Zuiden van Frankrijk. Na drie dagen keerden zij al terug. Kort daarna maakte een ontploffing hun huis met de grond gelijk. Met zijn moeder woonde hij daarna een tijdje in een hok. Door toedoen van een kasteelvrouw, die hij tijdens een korte vakantie bij een nicht leert kennen, keerden zij aan het begin van jaren vijftig naar Vlaanderen terug. Hij kon op het kasteel gaan werken en zijn moeder betrok een huisje in het dorp vlakbij het kasteel. Maar in 1962 raakte ze verlamd. Toen besloot Laurent bij haar in te trekken en vond werk in een fabriek.
Met zijn moeder ging het van kwaad tot erger en enkele jaren later moest ze worden opgenomen in wat nu het rust- en verzorgingstehuis Sint-Vincentius heet. Laurent ging met haar mee en hij vroeg de zusters of hij bij haar mocht blijven. Als tegenprestatie beloofde hij een handje toe te steken in het onderhoud van het tehuis en van de grote tuin. Op die manier voorzag hij in het onderhoud van zijn moeder. Die dag begon voor Laurent een nieuw leven ten dienste van bejaarden, zieken en stervenden. Ook na de dood van zijn moeder in 1971 bleef hij daar wonen en werken.
In1969 las Laurent een bericht in het parochieblad waarbij mannen werden gevraagd zich eventueel kandidaat te stellen voor het permanent diaconaat. Na veel wikken en wegen, na een lang gesprek met een priester die het diaconaat gunstig gezind was, stelde hij zich kandidaat.Het duurde heel lang voor hij antwoord kreeg, maar uiteindelijk werd hij als kandidaat, samen met zes anderen, aanvaard. Hun opleiding begon in 1970.
In het begin viel het Laurent niet mee de opleiding te volgen. In het tehuis had hij handen vol werk, maar ook het wekelijks cursus volgen vroeg in het begin het uiterste van Laurent.
Hij had wel degelijk lager onderwijs genoten en was absoluut geen slechte leerling. Daarna volgde allerlei cursussen in het avondonderwijs. Tevens is Laurent altijd een verwoed lezer geweest. Geleidelijk aan kreeg hij dan ook het ritme te pakken. Toch was hij blij toen men tijdens het derde jaar overschakelde op groepswerk en zelfwerkzaamheid. Die opleidingsvorm lag hem beter en was volgens hem ook intenser. Om de veertien dagen werden zij verwacht op het seminarie. Als basisboek gebruikten zij de enkele jaren eerder verschenen, beroemde en beruchte, Nieuwe Katechismus. Geloofsverkondiging voor volwassen(1966 ). Eén van de kandidaten bereidde een hoofdstuk voor, formuleerde vragen bij dat hoofdstuk en bezorgde die aan zijn medekandidaten. Het was de bedoeling dat zij die vragen verwerkten aan de hand van het hoofdstuk en eventueel daarbij verwezen naar andere, daarbij passend, lectuur. Op het einde van het derde jaar hadden zij een kleine bibliotheek samen gelezen en bestudeerd. Tijdens de veertiendaagse avondbijeenkomst werd ,na de eucharistieviering met homilie door één van de kandidaten, het hoofdstuk besproken. Elk van de kandidaten had daarbij zijn inbreng. Elke avond werd afgesloten met het avondgebed uit het brevier of getijdengebed.
Van de bezinningszondagen om de zes weken heeft Laurent ook veel meegedragen. In het begin vroeg hij zich soms af of hij wel tot het diaconaat geroepen was. Tijdens die bezinningsdagen ontdekte hij geleidelijk dat hij in zijn werk van elke dag het diaconaat kon beleven. Het leven als leerschool had hem tegen heug en meug met de ervaring van tegenslag, armoede en ziekte geconfronteerd en hij had er leren mee omgaan. Zoals hij in een artikel ooit las: als je het lijden niet kunt wegruimen, leer er dan mee op weg te gaan. Maar vooral zijn inzet ten dienste van bejaarden, zieken en stervenden was voor hem de universiteit van het leven geweest.
In zijn contacten met medediakens viel het hem wel op dat de meerderheid van zijn medekandidaten sterk liturgisch gericht waren. Laurent zelf vond het gebed en de liturgie uiterst belangrijk, maar naar zijn ervaring en mening moest de diaken vooral de broeder- en zusterdienst verrichten. Het moeilijke woord diaconie was, zo leerde hij, de toetssteen van de verkondiging en de viering.
In 1973 werd Laurent samen met andere kandidaten diaken gewijd.. Hij herinnert zich nog dat het op een autoloze zondag was, maar de wijding zelf heeft hij als een machtig en indrukwekkend gebeuren ervaren.
Diaken Laurent is nu 32 jaar diaken gewijd. Vanuit de genade van de wijding ging hij zijn inzet voor bejaarden, zieken en stervenden nog meer bewust en bezield beleven. Met de jaren werd zijn kijk op het diaken-zijn duidelijker. Dat is dan ook hebben wij hem gevraagd voor dit interview.
Deze lange levenschets was nodig om diaken Laurent, een van de oudste diakens van zijn bisdom, te kunnen plaatsen.
Wij laten hem nu zelf aan het woord.
-Diaken Laurent, jij bent ongehuwd gebleven?
-Dat ongehuwd blijven was, zeker in het begin, geen bewuste keuze. De levensomstandigheden hebben mij als vanzelf in deze situatie geplaatst. Samen met mijn zuster waren wij de enige die voor onze moeder konden zorgen. Daar mijn zuster reeds gehuwd was bleek ik, door het feit niet gehuwd te zijn het best geschikt om voor moeder te zorgen. Ik ben dan maar de ongehuwde jonge dochter (je verstaat mij wel!) gebleven om mijn ouder wordende moeder een rustige en waardige oude dag te bezorgen en dat zeker vanaf het moment dat haar gezondheid sterk achteruit ging. Zoals je wel weet ben ik in onze diakengemeenschap een van de uitzonderingen . Het grootste deel van onze diakens zijn gehuwd. Met de jaren heb ik er dan wel bewust voor gekozen, want ik was op de duur gehuwd met mijn werk en té oud geworden. Maar het klikt met mijn gehuwde collegas. In onze regiobijeenkomsten word ik als het ware in het grote diaconale gezin opgenomen. Wij hebben ook van elkaar geleerd. Ik heb, bijvoorbeeld, bij mijn gehuwde medebroeders ervaren dat voor hen de liefde heel concreet is: met die bepaalde man of vrouw in goede en kwade dagen én die welbepaalde kinderen van vlees en bloed. Iemand beminnen die veraf woont is niet zo moeilijk, maar als hij/zij onder hetzelfde dak woont of vlak in de buurt dan is dat niet zo vanzelfsprekend. Als celibatair ben je zogezegd voor iedereen beschikbaar. Maar op de duur kan dat iedereen zo abstract worden dat je niemand meer bemint. Ik denk dat mijn gehuwde collegas ook van de celibataire diakens kunnen leren. Het huwelijk mag geen egoïsme met twee worden. Zij kunnen van ons leren dat de liefde verder draagt dan je partner en de eventuele kinderen. Wie het huwelijk sacramenteel beleeft kan niet meer zeggen dat de anderen er geen zaken mee hebben. Neen, hun onderlinge liefde moet uitstralen naar de anderen toe. Het huwelijk als sacrament houdt een zending in naar de anderen buiten het gezin. Mijn gehuwde collegas zouden het verhaal van Agrippa en Aquila moeten leren kennen. Heel inspirerend!
-Ik ga meteen met de hamvraag in huis vallen. Waarschijnlijk heb je al meermaals de vraag gesteld gekregen: Voor datgene wat je vroeger al deed in het rustoord en nogal altijd doet, was het nodig daarvoor tot diaken te worden gewijd?
-Ja, dat is een heel confronterende vraag, vroeger zeker, maar ook vandaag nog. Ze wordt ook aan andere diakens gesteld, vooral degenen die hun diaken-zijn vooral beleven in hun beroepssituatie. Een begin van antwoord is dat vroeger priesters priester-arbeider werden. Zij waren gewijd tot priester en gingen pas later dat priester-zijn gaan beleven in het arbeidsmidden. Diakens werken of werkten al. Zij oefenen allerlei beroepen uit. De lijst is te lang om op te sommen. Wél, zij worden als arbeider, bediende, kaderlid, onderwijskracht, enz. gewijd tot diaken. Zij zijn op de eerste plaat diaken in hun werkmilieu. Door hen gaat de kerk naar de mensen toe en deelt met hen lief en leed.
-Maar als men je dan opmerkt dat die diakens na hun wijding toch niets anders of speciaals doen dan wat ze reeds tevoren deden?
-Ik ben er nog niet helemaal uit. Ikzelf vond het heel zinvol tot diaken te worden gewijd. Ik voelde als het ware dat het méér dan nuttig, maar zinvol was. Ik dacht daarbij aan een priester-leraars. Was het zinvol hen tot priester te wijden als zij tochlevenlang op een college zouden verblijven? Waarom werden zij dan geen broeder in een onderwijscongregatie? Maar het antwoord gaat veel dieper. Ik heb het zelf niet uitgevonden, maar dankbaar ontvangen. Ik heb ooit een artikel gelezen en herlezen en nog eens herlezen. Op de duur kende ik het als het ware van buiten. Maar dat artikel heeft mij op weg gezet.
-Ik weet dat je daar veel bent mee bezig geweest. Wil je ontdekking met ons delen?
-Ik wil proberen wat ik daar geleerd heb met eigen woorden uit te drukken. Mijn excuses als het niet altijd heel duidelijk is. Ik ben helemaal geen theoloog. Maar gelukkig heb ik wat gezond verstand meegekregen. Met eigen woorden probeer ik het nu kort te verwoorden. Opdat het volk van God een volk zou kunnen zijn en nog meer bepaald volk van God, heeft Jezus aan degenen die met Hem verbonden zijn door het geloof en het sacrament van het geloof, het doopsel, een werkzaam teken gegeven. En dat zijn mensen van vlees en bloed, geen brood en wijn deze keer, geen water of olie, maar concrete mensen. Misschien maakt het volgende het wat duidelijker. Kijk, de bijbel is van heel groot belang, maar in het begin was het Woord en niet het Boek. De heilige Schrift leert ons juist het oorspronkelijke feit kennen: geschreven teksten komen op de tweede plaats. Oorspronkelijk is het Woord en het levend getuigenis. Daarom is de voornaamste en bijzonderste gestalte van het woord in de Kerk van Jezus Christus niet de Heilige Schrift, maar de gemachtigde getuige. (Tussen haakjes: hoor mij nu niet vertellen dat ik de Schrift onderwaardeer en op de tweede plaats zet!) Deze getuige heeft een naam. De naamafroeping bij het begin van elke wijding heeft daarom een rijke betekenis. Het referentiepunt waarin het Volk zijn eenheid betekend ziet en belichaamd weet is niet een dode letter, maar de levende persoon, de gemachtigde getuige die spreekt in de naam van de Heer. Christus heeft niet gezegd: Wie u leest, leest Mij. Hij heeft gezegd: Wie naar u luistert, luistert naar Mij; en wie u verstoot, verstoot Mij. Wij Mij verstoot, verstoot Hem die Mij gezonden heeft (Lc 10, 16). Maar deze levende mensen, met eigen naam en levensgeschiedenis, zijn niet alleen passieve refentiepunten; zij zijn ook actief en werkzaam. Ik zou ook kunnen zeggen dat een diaken-zijn een sacrament is. Een sacrament is een teken: maar het teken is hier geen zaak, geen boek of papieren, maar levende mensen die Hij zendt met een opdracht en een volmacht. Maar de diaken is ook actief als sacrament. Hij stelt de dienende Christus en de dienende Kerk tegenwoordig en staat er mede voor in datde mensen dat ook daadwerkelijk kunnen ervaren. Ik ben geen theoloog, maar ik durf beweren dat het feit dat iemand diaken gewijd is al heel wat betekent en realiseert, afgezien van de concrete sacramenten die hij mag of maar mag toedienen. Nog iets dat daar een licht op werpt en voor ik het vergeet. Bij elke gelegenheid dat er hier in het verzorgingstehuis een priester voorgaat in de eucharistieviering, vraag hij mij niet om te assisteren, maar om te concelebreren. Ik kan mij voorstellen dat zelfs collegas diakens verbaasd zullen opkijken als ze dat lezen of horen van mij.
-Diaken Laurent, dat moet je ons dan eens goed uit de doeken doen!
-Het is helemaal niet de bedoeling om hier sensationele verklaringen af te leggen. Maar ik kan het als volgt duidelijk maken: Wij moeten de symboliek van het wijdingsambt leren begrijpen. Het wijdingsambt heeft niet met macht te maken maar wel met dienen. De priester symboliseert Christus,de Herder en de diaken Christus, de Dienaar. Als zij beiden aanwezig zijn bij het vieren van de eucharistie is de symboolwaarde pas volwaardig aanwezig! Oef!Ik hoop dat mijn laatste antwoorden niet al te ingewikkeld waren! Laat ons maar terugkeren op begane grond.
- Het was niet simpel maar heel diep. Diaken Laurent, mag ik vragen hoe je dagbegint?
-Elke dag sta ik op om kwart over vijf. Eerst bid ik in de kapel, o.a. het getijdengebed is voor mij echt een belangrijke manier van mijn engagement geworden. Het heeft wel een tijd geduurd voor ik vertrouwd geraakte met de psalmen. Gelukkig heb ik ooit een reeks lessen gevolgd bij pater Rossel. Tien lessen van twee uur lang leerde hij ons de psalmen smaken. En of ze smaken. Op onze bezinningsdagen werden wij ook vertrouwd gemaakt met de geestelijke lezing. Niet makkelijk in het begin, maar het helpt wel aan te boren bij de bron.
-Wat doe je daarna zoals in het rust- en verzorgingstehuis?
-Na mijn bezoek aan de kapel, ga ik bij de zieken en stervenden en ik bekommer mij ook om de zieke zusters. Ik help bij het klaar maken van het ontbijt en steek een handje toe bij de verzorging. Na de eucharistieviering van 8.30 deel ik de communie uit onder de zieken. Tijdens de dag help ik bij de verpleging, de verzorging en de stervensbegeleiding. Ik help ook bij het afleggen van de doden.
-Ik leerde hier een verpleegster kennen die over jou,diaken Laurent, het volgende verklaarde: Al wie hier sterft, gaat met diaken Laurent de dood in.
-Stervensbegeleiding is een van de zeven werken van barmhartigheid. Ik ontvang o.a. de families van de gestorvenen bij het mortuarium. Eigenlijk ben ik voortdurend bezig met wie met de grenzen van het leven wordt geconfronteerd. Of het nu gaat om patiënten die met de ambulance worden weggevoerd, of familieleden die een laatste groet komen brengen, ik wil niet dat ze alleen worden weggestuurd. Mag ik er hier op wijzen dat het zevende werk van barmhartigheid of werk van de Messias de doden begraven door de kerk aan de zes van Mt 25 werd toegevoegd. Blijkbaar mag de kerk dat doen! In ieder geval is de doden begraven in zijn moderne vertalingen (palliatieve zorg, rouwbegeleiding, enz.) een diaconaal werk bij uitstek.
-Diaken Laurent, het zal je niet verbazen dat sommige mensen vragen: Hoe doe je dat toch allemaal?
-Ik heb daar niet meteen een antwoord op. Goed zijn voor de naaste, meer niet. Mag ik het zeggen zoals ik ergens las: Ik probeer voor de mensen, wie ook, zo goed te zijn als God. Sommigen zeggen dat ik een sterke man moet zijn om op die manier met lijden en dood om te gaan. Maar zo voel ik me niet. Zonder Onze-Lieve-Heer (Is dat geen mooie naam voor God in Jezus?) en zonder mijn geloof kan ik dat soort werk niet aan. Hij maakt mij sterk en helpt mij de mensen tot rust te brengen. Want daar komt het uiteindelijk op neer. Aan een sterfbed passen geen grote woorden. Kleine gebaren volstaan. Iemands hand vastnemen, hem een knuffel geven of gewoon luisteren. Stilte en eenvoud. Ik vernoemde zo juist de lichamelijke werken van barmhartigheid. Even belangrijk vind ik de geestelijke werken van barmhartigheid. Maar ik geef je een kopie van Mt 25 mee. Daarin vond ik die geestelijke werken, voor mijn situatie, prachtig verwoord. Wellicht kunnen ze ook anderen interesseren.
-Kan je enkele sterke ervaring vertellen?
-Velen vragen op hun sterfbed naar hun kinderen. Als buitenstaander kun je die natuurlijk niet vervangen, maar je kunt de mensen wel geruststellen. En andere keer moet je de stervende helpen zijn angst te overwinnen. Hoe vreemd dat ook klinkt: ook de dood moet je met vertrouwen tegemoet gaan. Het sacrament van de ziekenzalving draagt daartoe bij, ook al wordt dat nu meer dan vroeger in groep toegediend. Je moet de mensen er dan wel goed op voorbereiden en hen daar naartoe begeleiden.
-Niet alleen van de boven vermelde verpleegster, maar ook van andere verplegenden hoorde ik dat je invloed bijhet verplegend personeel heel groot is
-Ik dank God dat ik hier in teamverband heb leren werken. Door mijn leeftijd en ervaring mag ik wel eens iets vertellen aan de nieuwkomers, ook aan de ouderen. Zovertel ik de jonge verplegers en verpleegsters geregeld dat wie in een rust- en verzorgingstehuis verblijft, vaak alles achter zich heeft moeten laten. Niet alleen materieel, maar ook geestelijk: zijn dromen, zijn illusies, zijn hoop. Voor zulke mensen kun je nooit te goed zijn. Is een belangrijke opdracht van het diaconaat niet de anderen op te roepen en stimuleren om de mensen, wie die ook zijn, te dienen? Diaconaal werken is kerk-zijn in werkkledij! Kerk in uitvoering!
-Je vertelde mij dat vooral het leven de beste leerschool in je diaconaat is geweest. Dat geldt waarschijnlijk niet alleen voor je opleiding tot diaken?
-Inderdaad. Mijn geloof kreeg ik van mijn ouders, vooral van mijn moeder mee. Ondanks vele tegenslagen die ze kende, hield haar geloof altijd stand. Ze bad veel en was altijd hoopvol gestemd. Morgen wordt het beter, herhaalde ze. Ik heb me laten vertellen dat Felix Timmermans als lijfspreuk had: En toch! Zo was ook mijn moeder. Ook in de donkerste perioden van haar leven vertrouwde ze haar leven aan God toe. Wat God niet toestond, was ook voor haar niet toegestaan. Ik herinner me dat ik op de terugweg van het kerkhof ooit een biet meenam. Mijn moeder stuurde me onmiddellijk te biechten. Ach jongen, zei de pastoor, als je zon honger had, had je er gerust twee mogen meenemen; Dat ik aan de lijve heb ervaren wat armoede betekent, verklaart misschien waarom ik zo met de armen ben begaan. Als er overschotten aan voedsel of kleren zijn, laat ik die naar de zusters van moeder Teresa brengen. Ik werk mee met de Helpende Hand, een vereniging die kleren en speelgoed voor kinderen inzamelt. Ziekenzorg, Wereldmissiehulp (Waar ik nogal een diakens en diakenvrouwen mag ontmoeten!), enzovoort: ze liggen me allemaal na aan het hart. En als ik de krant lees dat een gezin iets is overkomen, vraag ik of we kunnen helpen.
-Ik heb mogen begrijpen dat spiritualiteit een grote plaats inneemt in je leven.
-Ik ben zeer gehecht aan de figuur van Theresia van Lisieux, onze jongste kerklerares. Zij leerde mij dat bidden niet altijd een zaak van grote woorden is, maar van het openstellen van je hart. Bij haar leerde ik ook wat nederigheid is en wat de Fransen simplicité noemen. Nederig en klein, zo moeten we de medemens tegemoet treden. Ik zou ook kunnen zeggen dat eenvoud belangrijk is. Maar wij moeten dat dan goed begrijpen. Volgens mij betekent dat één-zijn, niet dubbel. Nederigheid, simplicité , eenvoud: geen gemakkelijke opdracht in een samenleving als de onze, waar het voortduren op aankomt zoveel mogelijk op te vallen. Als diaken mag ik zeggen dat spiritualiteit uiterst belangrijk is. In een artikel van het parochieblad las ik ooit een interview met bisschop Adriaan van Luyn. Hij had het in dat interview over de drie sen: spiritualiteit, solidariteit en soberheid. Een diaken zou het niet beter kunnen zeggen!
-Diaken Laurent, jij bent een ge-lukte diaken of mag ik ook zeggen: een gelukkige diaken?
-Ik dank God dagelijks dat Hij mij de kans geeft anderen gelukkig te helpen maken of te helpen genezen. In een rust-en verzorgingstehuis voel je nog dat mensen dankbaar en blij zijn. Ik hoop dan ook dat ik dat werk nog lang mag doen. Wat dat gelukkig zijn of gelukt zijn betreft. Ik las ooit dat een roofdier dat zijn prooi verslindt volmaakt gelukkig is. Bij gelukken denk ik aan een gelukte foto: wij staan er dan op en nog goed ook! Heel gelijkend en flatterend. Ik hoop een gelukkige diaken te zijn omdat ik gelukt ben de menslievendheid van God in Jezus te betekenen en te realiseren, heel gelijkend of zoals iemand zegde: een levende heenwijzer.
-Diaken Laurent, ik weet dat jij de verdediger bent van een gedurfde stelling, namelijk dat er geen tekort is aan priesters, maar wel aan diakens.
-Soms durf ik wel eens stout te zijn. Maar kijk: hoewel onze samenleving welvarender dan ooit is, zijn de noden er niet kleiner op geworden. Veel ouderen blijven verweesd achter. Hun kinderen maken voor hen geen tijd meer vrij of luisteren nog nauwelijks naar wat ze te zeggen hebben. Er is een groot gebrek aan respect en er is veel stil verdriet. Dat stemt mij triest. Maar als christen moeten we getuigen van onze hoop op een betere wereld. Dat kunnen we maar door goed te zijn voor onze medemens, zo goed als God, zoals wij in een kerklied zingen. Daarom hebben wij veel diakens nodig die onze christenen en de mensen van goede wil attent maken op al die noden en hen oproepen Gods liefde handen en voeten te geven, zeker en desnoods door zelf de handen uit te mouwen steken. Volgens mij hoort dat ook bij het sacrament zijn van de diaken. Om het te kunnen klaren en niet uitgeblust te geraken, zijn er nog veel diakens en diaconessen nodig. Anders lopen zij het gevaar overvraagd te worden. Zij moeten er dan wel acht op slaan niet alles zelf te willen doen. Het is onze taak onze medechristenen te herinnen aan hun roeping om te dienen.Wij moeten onze omgeving voortdurend oproepen en stimuleren en natuurlijk ook voorgaan! Kijk, ik hou van puntige uitdrukkingen. Ooit las ik dat een bisschop een pasgewijde diaken de vrede toewenste met de woorden: Dat de vrede van Christus u nooit met rust late!. Wel, die niet-met-rust- latende- vrede moeten wij aan onze mensen doorgeven!
-Jij hebt ons al verteld dat de universiteit van het leven de beste leerschool en vormingsinstituut is en toch weet ik dat jij regelmatig bijschoolt.
-Het leven als universiteit is de beste leerschool, maar dat belet niet dat wij nood hebbenaan bijscholing. Zo heb ik heel wat cursussen gevolgd, o.a. voor palliatieve verzorgingen ben ik een trouwe bezoeker van onze bezinningszondagen, die in feite een goede bijscholing zijn. Ook de regiobijeenkomsten bieden naast het schouder en wang voor elkaar zijn, ook altijd kansen om van elkaar te leren. In onze regio noemen wij dat het pastoraal forum. De bij- en navorming hebben mij al dikwijls geholpen dat wat onbewust bij mij al leefde, bewust te worden. En dat geeft kracht!
-Als patriarch onder de diakens of zoals sommigen onder ons soms zeggen, onze vader abt, zal je wel een goede raad aan de kandidaat diakens en hun gezinnen kunnen geven. Je lange ervaring als diaken moet een schatkamer aan goederaad bevatten.
-Op de eerste plaats: vergelijk nooit jezelf met een andere diaken. Zeker de gehuwde diakens niet met een celibataire diaken. Het overgrote deel van diakens zijn gehuwd en hebben een gezin. Bovendien hebben ze ook nog een beroepstaak. Je kan moeilijk een diaken die én gehuwd én beroepsverplichtingen heeft vergelijken met een alleengaande zoals ik ben. Ik zeg wel alleengaande: ik ben geen alleen-staande.
-Ik denk dat men meer moet nadenken over de beleving van zijn diaken-zijn in zijn beroep. Vele diakens haasten zich na hun werk naar huis om eindelijk hun diaconaat te kunnen uitoefenen, in de parochie bijvoorbeeld. Daarnaast pleit ik ervoor niet te veel hooi op zijn vork te nemen. Zelf werk ik niet van s morgens tot s avonds, want dat wordt vlug ook nog eens van s avonds tot s morgens. Het vraagt veel ascese om in te zien dat je niet God bent: wij kunnen niet alles en wij kunnen niet overal tegenwoordig zijn. God zelf rustte op de zevende dag. Waarom rusten wij niet op tijd en stond.
Vooral pleit ik voor stabilitas. Dat leerde ik verwoorden dank zij eenprachtig boekvan Wil Derkse.In de stabilitas gaat het erom te groeien en te bloeien waar je geplant bent, in deze situatie, in dit gezin, in deze organisatie waaraan je het jawoord hebt gegeven, en niet ergens anders. Mag ik zeggen dat wij het sacrament van het diaconaat moeten beleven daar waar God ons roept?!De diakens zouden een moeten nadenken over het verhaal van de vier paters die hoorden dat er ergens op aarde de wereld en de hemel elkaar raakten. Moet ik het vertellen? Wel, die vier paters lazen in een oud en dik boek dat ergens op de wereld de aarde en de hemel elkaar raakten. Daar was ook een deur en wie door die deur naar binnen wandelde kwam in de hemel terecht. Dat vonden de paters iets anders dan elke dag opnieuw vroeg opstaan, bidden en werken en wat allemaal nog meer, heel vemoeiend. Zij trokken erop uit om die plaats te ontdekken. Zij zwierven noord naar zuid, van oost naar west, dagen, weken, maanden aan een stuk en die plaats bleek onvindbaar. Op zekere dag klopten zij aan de poort van een oud gebouw en toen zij binnengingen ontdekten zij dat zij terug waren in hun eigen abdij. Daar raakte de aarde de hemel en daar was de deur naar de hemel!
Wat mij eveneens zorgen baart is het toenemend priestertekort. Vele diakens voelen zich wel eens te veel tot louter liturgische taken aangetrokken. Door het priestertekort dreigen zij nog meer op te gaan in liturgische vervangingsdiensten. Maar daarover zouden wij een andere keer een boom moeten opzetten.
Waarom heb ik geen thuis en moet ik hier blijven bij vreemden? Ik ben jaloers op andere kinderen die in een eigen huis mogen leven.
Wie houdt er van mij als van zijn eigen kind? Ik voel me alleen en verlaten. Waar bent U toch, God, bent U er wel? Ze zegggen dat U een Vader bent voor de mensen, maar waarom heb ik dan geen vader en moeder? Bent U dan mijn vader én mijn moeder? Ik geloof wel dat U bij mij bent. Ik wil proberen blij te zijn dat ik leef, al is het moeilijk.
K.L. Klink, Niet in de wind, niet in het vuur, het kindergebed, Ambo, 1974