3 mei 1802 (200 jaar terug in de tijd). In de hoeve "De Rode Duiventil", diep in Zuid-West-Vlaanderen weerklinkt het gehuil van een pasgeboren baby. De eerste zoon in het huis krijgt de naam Stefanus, Modestus Glorieux.
Hij groeide op in het dorp Sint-Denijs onder de goede en vrome zorgen van moeder en vader.
Net als alle andere kinderen ging de boerenknaap naar school. "Stefan is een flink leerling, hij moet verder studeren!" zei de leraar.
En zo komt Stefan terecht in de middelbare school van Roeselare. Niet vanzelfsprekend, want de school is duur en boerenjongens horen thuis op de boerderij te werken...
Maar Stefan werkt hard en goed en studeert verder in Sint-Niklaas. Daar leert hij priesters kennen en wordt hij geboeid door hun levenswerk. De beslissing ligt vast!
Tijdens de vakantie op de boerderij vertelt hij aan moeder: "Moeder, ik zou graag priester worden!".
Met de zegen van zijn ouders vertrekt hij naar het seminarie in Gent en op zijn 23ste wordt hij gewijd tot priester. Direct na zijn wijding vertrekt hij naar de Sint-Hermesparochie in Ronse. Hij zag er de nood, de treurige ellende en de nijpende armoede. Elke dag ontmoette hij bedelende kinderen, wenende moeders en werkloze vaders. Hij moet en zou deze mensen helpen want hij voelt en lijdt met hen mee.
In de toen verlaten Sint-Pieterskerk richt hij een school op met de steun van een welgestelde juffrouw De Poorter. Zij voorziet de school van weeftoestellen. In zeer korte tijd wordt het gebouw een toevluchtsoord voor velen. Ze krijgen er soep, kunnen er verzorgd worden en de kerk biedt ook slaapgelegenheid voor daklozen.
De manier waarop broeder Glorieux werkte diende als voorbeeld voor vele anderen. Zo kwam het dat enige tijd later een orde voor broeders en zusters werd gesticht.
Ondanks de vele tegenslagen bouwt Glorieux verder aan zijn droom.
Samen met juffrouw De Poorter bouwt hij een nieuw en groter instituut. Deze school is nu nog gekend als het instituut De Poorter (TID).
Afgunst en geroddel dwingen de pastoor ertoe om te verhuizen naar het dorp Rozenaken en later ook Saint-Sauveur net over de taalgrens. Maar na enige tijd kan hij steeds terugkeren naar zijn vertrouwde parochies in Ronse.
Te oud voor het zware werk en gebukt onder tegenkantingen vindt vader-Glorieux onderdak als Directeur bij de Zuster Maricolen in Dendermonde.
Daar zet hij zijn werk verder. Hij bouwt aan nieuwe scholen voor kinderen en blijft vechten voor de armen. Na weer eens een tegenslag wordt hij naar Gent gestuurd.
Van daaruit verhuist hij naar de kleine plattelandsparochie van Smetlede en het is daar dat hij zijn laatste levensjaren doorbrengt.
Op 25 november 1872 sterft Vader-Glorieux.
Zijn ziel leeft echter verder en hij blijft voor altijd een voorvechter van de armen!
In 1972 krijgt hij een standbeeld in het Bruulpark. In de toespraak van de bisschop werd Gloriex geroemd om zijn inzet en geëerd als grondlegger van het hedendaags technisch onderwijs in de stad.
Gisteren thuis geweest en ze was daar weer. Ze, dat is tante Foei. Eigenlijk is dat geen tante maar wat kunt ge daar anders tegen zeggen, dat is een oude nicht van moeder en als ze komt dan belt ze drie keer en dan weet iedereen hoe laat het is en zij houdt altijd haar mantel aan en haar hoed op want zij komt altijd maar eventjes zegt ze maar als wij gaan slapen zit zij daar nog en als wij onze melk omstoten of prossen met de confituur dan zegt ze altijd foei end daarom noemen wij haar tante Foei. En nu zit ze daar weer te vertellen. Ja zegt zij en bij die van t tweede is de ooievaar dus weer op bezoek gekomen?
Ja hoe zit dat nu eigenlijk met dien ooievaar zeg ik en onze Pol wordt rood en onzJessie verslikt zich en foei Kartouch zegt tante Foei en ze zet haar neer en zij kijkt naar moeder met een gezicht van val nu omver.
Nu kan ik er niet meer aan uit. Gisteren zijn ze op school in de refter bezig met iets dat de Kong gezegd heeft en ze zitten te gichelen en mij uit te lachten en ik maak mij koleirig en dan lachen ze nog harder en als de meester voorbij komt vallen ze stil. Maar s avonds heb ik Pol zijn dictionnaire uit de kast genomen en heb gezocht bij ooievaar maar er stond niets en dat noemen ze dan een verklarend woordenboek. Wilt geens van mijn boeken blijven zegt onze Pol en wat zijt ge daar aan t zoeken? Ooievaar zeg ik en ik zou wel eens willen weten hoe dat zit. Zwijg zegt onze Pol en leer uw les. Jamaar Pol zeg ik. Nikt te Pollen vraag dat thuis zegt Pol en hij ziet rood. En nu vráág ik het thuis en nu is het weer niet goed.
Wat zijt gij daar aan t tekenen zegt moeder s avonds in de keuken want ik ga altijd bij moeder zitten als zij aan t strijken is. Een ooievaar, zeg ik en ik vertel dat van gisteren en van dien dictionnaire en dat ik toch wel eens hoe alsdat dat zat. Maar jongen toch, zegt moeder, moet ge dat nu dáár gaan zoeken, vraagt dat toch aan ons. Ja zeg ik en toen heeft moeder mij alles uitgelegd te beginnen met de weesgegroet, ik wist niet dat dat daar allemaal in stond en op t einde heb ik gezegd ha zit dat zo en ik heb moeder een dikke kus gegeven en toen is t strijkijzer door de plank gebrand.
Maar weet ge wat ik nu nog niet versta zeg ik. Nee zegt moeder. Wel als dat zo zit zeg ik waarom moet tante Foei dan zeggen, foei Kartouch? Ja dat weet ik ook niet zegt moeder.
En heb mijnen ooievaar doorgekrabd en heb moeder getekend die aan t strijken was.
De oorspronkelijke naam van de broeders is veel zinvoller, namelijk: 'broeders van de goede werken'. Vrijdag, 25 november, vierden de broeders hun 175jarig bestaan. Zij werden gesticht door priester Stefaan Modest Glorieux. Hij is minder gekend dan priester Daens, maar was eveneens een reus in de bestrijding van de armoede in Vlaanderen. Hij stichtte de broeders van de goede werken en de zusters van barmhartigheid.
175 jaar broeders van Oostakken ofte broeders van barmhartigheid
175 jaar bestaan van de broeders van Oostakker. Oorspronkelijk en veel zinvoller met de naam 'broeders van barmhartigheid'. De stichter van de broeders van Oostakker was Stefanus Modestus Glorieux, van oorsprong een West-Vlaming, maar priester van het nieuwe bisdom Gent. Hij was zoals priester Daens een pionier van de ontvoogding van de armen.
De 58tigens ontmoeten elkaar in het hotel de Lourdes te Oostakke
De 58tigers ontmoeten elkaar seders hun diplomering tot onderwijzer in 1958 elk jaar opnieuw. Dat is op zich al een opmerkelijk feit. Ook gisteren, 26 november, was het opnieuw klasdag. Wij zijn onze René heel dankbaar dat hij daar zoveel energie en tijd wil insteken om ons bij elkaar te krijgen. Het is geen gemakkelijks klus. Dus, dank je wel René en tot volgende jaar!
Klasgenotendag van de 58tigers. In 1958 werden wij gediplomeerd als onderwijzer. Bijna onafgebroken komen de klasgenoten van toen elk jaar samen in het hotel te Lourdes te Oostakker. Bijna onder de toren van de Normaalschool toen. Een merkwaardig feit: elk jaar opnieuw komt een belangrijk deel van de onderwijzers toen samen. Het is altijd een blij weerzien.
Ik heb mij dikwijls afgevraagd: de hemel, waar zou die nu eigenlijk zijn? Vroeger dacht ik altijd: dat is ginder boven de wolken, nog een beetje hoger dan de sterren maar dat kán toch niet want ik vind niets zo ambetant als een wachtkamer en als dus de hemel zo iets is merci dan.
Maar als ge aan grote mensen vraagt: waar is de hemel dan lachen ze eens of ze beginnen weer met fabelkes maar pas op want als grote mensen met fabelkes beginnen dan is t teken dat ze t niet weten of dat ze n niet durven zeggen. En dat van die rijstpap met gouden lepelkes dat is allemaal truut want ten eerste ik lust wel rijstpap, vooral met kriekskes, maar wat moeten de jongens doen die geen rijstpap lusten?
En daarbij: ik ben al dikwijls heel gelukkig geweest zonder rijstpap, gelijk die keer dat iedereen weg was naar dat stukske maar ik kon niet meegaan, want mijn voet was verstuikt en moeder had gezegd, ik zal wel bij onze sukkelaar blijven, maar ik zei nee ga gerust ik zal mij wel amuseren, en toen zij weg waren heb ik den afwas gedaan en de tafel gedekt voor s morgens en als ze dan thuis kwamen deed moeder hare schort aan en toen zag ze dat alles gedaan was: en blij dat ik was en moeder ook, en allemaal, en we zijn nog wat rond de tafel blijven zitten en vader zei, ik wou dat t zo mocht blijven duren, nee zei moeder, want dan waren win den hemel.
En whadden pertang geen rijstpap gegeten.
Luc Versteylen
Uit het logboek van Kartouchke, klachten, kluchten en koleires van een zwaar kollegejaar, Lannoo, Tielt, tweede druk, 1959, 86 87.
Wij leven tegenwoordig langer, maar alles samen genomen toch ook weer korter.
Vroeger leefden de mensen immers dertig jaar plus eeuwig.
Tegenwoordig nog slechts negentig jaar.
Die vasstelling maakt duidelijk wat de Duitse pedagoge en sociologe Marianne Gronemeyer verstaat onder Leven als laatste kans: feitelijk beschouwd houden de mensen enkel rekening met deze aardse levenstijd. En daarin verlangen zij naar het optimale, pijnloze geluk. Alles en wel onmiddellijk, zo luidt de jeugdige samenvatting.
Zelfs in rijke samenlevingen kan morgen ieder van ons overbodig worden. Waarheen met haar? hem?: elk van ons kan overkomen dat wij op een bepaald ogenblik in ons leven behoren tot de overbodigen en dat wij daarmee in een selectieproces terecht komen.
Zon selectie door overbodigheid kan op drie manieren gebeuren.
Als sociale selectie: wie niet werkt en op die manier zichzelf onderhoudt (werk als broodwinning), wiegeen koopkracht bezit, wie aan de samenleving niet deelneemt en wie niet genoeg weet.
Als genetische selectie: wie slechte genen heeft en daarmee nu of in de toekomst te duur wordt voor een financieel overvraagde maatschappij.
Als antropologische selectie: zij vormt de uiteindelijke achtergrond en spitst zich tot op de vraag: wie heeft een levenswaardig leven (een leven dat de moeite van het financieren waard is!? Wiens waardigheid in onaantastbaar?
Enkele weken terug volgde ik een eucharistieviering op tv. Waarschijnlijk vanuit Diksmuide of Nieuwpoort. Het slotlied had als refrein: "Ga nu heen in vrede en maak het waar!". Ik zou graag tekst en muziek van dat lied krijgen. Anders uitgedrukt: "Moge de vrede van Christus je niet met rust laten!".
Wee de eenzame mens die zijn eenzaamheid koestert. Zou dit de hel zijn?
Geroepen worden is niet één keer heel duidelijk en klaar ja zeggen, maar telkens weer, dag in dat uit, het ja op de lippen nemen en het beleven.
Veel geroepenen (welke inhoud of vorm die roeping moge hebben!) zien met weemoed terug naar hun eerste enthousiast ja, X jaren geleden. Wanneer ze constateren met hoeveel pijn en moeite ze er nu nog een ja uit krijgen, blikken ze met gemende gevoelen terug op de fase van hun eerste, soms ietwat naïeve liefde. Hun actueel ja wordt ontluisterd door dubbelzinnigheid, lusteloosheid en ernstige terugval. Hun ja is een ja maar geworden of een grote stilte.
Maar je vindt daarnaast ook mensen die doorheen het leven doorheen het leven sereen en rustig in hun jawoord geworteld staan, zonder fanatisme, zonder hardheid of stugheid, met een grote zin voor de werkelijkheid en een fascinerende mildheid.
Jezus was ja.
Begrijpt ge wat ge leest? Dit zou ook anders kunnen klinken: Besef je eigenlijk wat je doet? Zie je in water met jou aan het gebeuren is? Realiseer je je goed waar je uitkomt als je zo door holt?
Durven mensen elkaar voldoende de persoonsgerichte, grondige levensvragen stellen? Mogen mensen die samenleven elkaar bevragen? Of bestaat er een modern taboe dienaangaande. Mogen en kunnen wij in familie elkaar nog corrigeren, elkaar door wederzijdse bevraging tot klaarheid brengen?
Soms zwijgen we elkaar dood.
( ) Natuurlijk heb ik nooit het recht, aan de ander persoonlijke vragen te stellen als ik niet vooraf mensennabij en luisterend met die andere mens omgegaan heb;
Wee de eenzame mens die zijn eenzaamheid koestert. Zou dit de hel zijn?
Geroepen worden is niet één keer heel duidelijk en klaar ja zeggen, maar telkens weer, dag in dat uit, het ja op de lippen nemen en het beleven.
Veel geroepenen (welke inhoud of vorm die roeping moge hebben!) zien met weemoed terug naar hun eerste enthousiast ja, X jaren geleden. Wanneer ze constateren met hoeveel pijn en moeite ze er nu nog een ja uit krijgen, blikken ze met gemende gevoelen terug op de fase van hun eerste, soms ietwat naïeve liefde. Hun actueel ja wordt ontluisterd door dubbelzinnigheid, lusteloosheid en ernstige terugval. Hun ja is een ja maar geworden of een grote stilte.
Maar je vindt daarnaast ook mensen die doorheen het leven doorheen het leven sereen en rustig in hun jawoord geworteld staan, zonder fanatisme, zonder hardheid of stugheid, met een grote zin voor de werkelijkheid en een fascinerende mildheid.
Jezus was ja.
Begrijpt ge wat ge leest? Dit zou ook anders kunnen klinken: Besef je eigenlijk wat je doet? Zie je in water met jou aan het gebeuren is? Realiseer je je goed waar je uitkomt als je zo door holt?
Durven mensen elkaar voldoende de persoonsgerichte, grondige levensvragen stellen? Mogen mensen die samenleven elkaar bevragen? Of bestaat er een modern taboe dienaangaande. Mogen en kunnen wij in familie elkaar nog corrigeren, elkaar door wederzijdse bevraging tot klaarheid brengen?
Soms zwijgen we elkaar dood.
( ) Natuurlijk heb ik nooit het recht, aan de ander persoonlijke vragen te stellen als ik niet vooraf mensennabij en luisterend met die andere mens omgegaan heb;
Een parochie die beweegt of een parochie die leeft
Een kegelbal beweegt ook, krachtens de gerichte worp. Een voetbal eveneens, krachtens het doeltreffende schot. Zelfs een lijk beweegt, wanneer men er in een snelle wagen mee door het land rijdt. Maar zij leven niet. Want leven is niet slechts bewegen, maar heel bepaald zichzelf bewegen vanuit een eigen innerlijk actie-centrum en beginpunt.
Elk pastoraal werk, elke godsdienstige opvoeding zal er heel bewust op gericht moeten zijn, precies dit moment naderbij de brengen waarop het godsdienstig voort-bewogen-worden omslaat in zichzelf-voortbewegen. Wie dat niet beoogt maakt zichzelf als pastor met zijn parochianen of als ouder met zijn kinderen tot permanente sleep. Hij dispenseert daarmee iedereen van elk persoonlijk initiatief en sanctioneert in feit de godsdienstige passiviteit.