Ik ben Everaert Albert, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Awbeir (Eeklo's voor Albert).
Ik ben een man en woon in Eeklo (België) en mijn beroep is ...bloggen.
Ik ben geboren op 11/02/1948 en ben nu dus 77 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: mijn blog, foto's, computer, fietsen...
Enkele weken geleden werd de Meetjeslandse wielerwereld plots opgeschrikt door het overlijden van de gewezen beroepsrenner Arsène Rijckaert uit Ertvelde. Niettegenstaande zijn hoge leeftijd van bijna 92 jaar kwam dit toch voor velen nog als een verrassing want Arsène bleef tot bijna op het eind gespaard van zware lichamelijke ongemakken.
Arsène Rijckaert werd op 20 juni 1924 te Ertvelde geboren en was profrenner van 1945 tot en met 1958. De absolute top bereikte hij nooit maar overwinningen in de Omloop van de Vlaamse Ardennen te Ichtegem in 1950 en vooral het Kampioenschap van Vlaanderen te Koolskamp in 1952 waren toch prestaties waar velen enkel konden van dromen. Arsène Rijckaert richtte niet alleen zijn pijlen op de wegwedstrijden, ook op de piste kon hij meer dan zijn mannetje staan. Zo vormde hij in de toen razend populaire zesdaagsen en ploegkoersen vaak een koppel met onder meer Rik Van Steenbergen, Rupske Lauwers en zijn streekgenoten Marcel Rijckaert en Roger De Corte. Zijn voorkeur ging daarbij lichtjes uit naar Rupske Lauwers met wie hij het ook op persoonlijk vlak zeer goed kon vinden.
Toen Arsène in 1953 aan de zijde van Achiel Bruneel de Gentse zesdaagse won vóór de gerenommeerde koppels Strom-Arnold, Schulte-Peters en Van Steenbergen-Ockers vierde Ertvelde feest zoals nooit tevoren. Zijn Belgische titel snelheid in 1945 toont aan dat Arsène bovenal over een sterk eindschot beschikte.
Na zijn wielerloopbaan bleef Arsène zijn Ertvelde trouw en ontving thuis graag enkele goede vrienden, om er te praten over het reilen en zeilen binnen de wielersport. Zowel over het heden als het verleden want tot zijn laatste snik volgde hij zowat elke wielerwedstrijd op de televisie. In het openbaar verscheen hij de laatste jaren niet meer zo vaak.
Arsène Rijckaert werd op maandag, 16 januari 2017 onder ruime belangstelling ten grave gedragen in de Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk in Ertvelde. Met zijn afsterven verdween één van de oudst in leven zijnde Belgische profrenners.
Velen vinden het jammer dat door toedoen van voormalig UCI-voorzitter Hein Verbruggen het regionale kermiscircuit een stille dood is gestorven. Ook in onze contreien stonden dergelijke wedstrijden vaak op de kalender. Onder meer Boekhoutenaar Emiel Lambrecht was in de jaren zestig en zeventig één van de smaakmakers van die teloorgegane traditie. Emiel Lambrecht maakte reeds op jonge leeftijd kennis met het wielercircus. Vooral als liefhebber bracht hij de zegebloemen vaak mee naar zijn thuisbasis Boekhoute. Een succesvolle lijn die hij ook probleemloos doortrok bij de onafhankelijken. Zijn overwinning in 1961 in het hoog aangeschreven Kampioenschap van Vlaanderen te Gits zorgde er mede voor dat hij een jaartje later kon debuteren in de hoogste categorie.
Als neoprof verdedigde hij in 1962 de kleuren van Wiel’s-Groene Leeuw. Zijn zeges in Handzame en Sint-Niklaas lieten het beste vermoeden. En toen hij in 1963 de Kustpijl in Knokke op zijn palmares kon bijschrijven vermoedden de ‘kenners’ dat er meer dan een kermiscoureur in Emiel Lambrecht stak. Ook sportdirecteur Frans Cools van de roemrijke Mann-ploeg geloofde sterk in de capaciteiten van de Meetjeslander. Toch zou Emiel er nooit in slagen om tot de echte top door te stoten. En dit niettegenstaande enkele opmerkelijke prestaties zoals in de Omloop Het Volk 1969, waar hij pas in de slotkilometer werd teruggepakt, en Kuurne-Brussel-Kuurne 1969 (3e plaats). De latere profjaren van de sterke beer uit Boekhoute stonden meer en meer in het teken van het regionale kermiscircuit. Graag noteren wij hier nog zijn zeges in 1968 in Eeklo en in de Grote Prijs Raf Jonckheere in Westrozebeke. Wanneer Emiel Lambrecht in 1975 het profpeloton vaarwel zegt staan er welgeteld tien overwinningen op zijn palmares. De populaire Boekhoutenaar overlijdt in 2008 op 72-jarige leeftijd.
André Van Heule is één van de Eeklose beroepsrenners die vóór, tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog actief was. Samen met onder meer Albert Colpaert en Gustaaf Speeckaert. Reeds tijdens zijn debuutjaar 1939 manifesteerde hij zich als een gepatenteerd winnaar. Zo won hij onder meer te Destelbergen het Kampioenschap van Oost-Vlaanderen voor renners van 16 jaar. Maar zoals velen van zijn tijdgenoten zag hij zijn wielerloopbaan gefnuikt door de vreselijke oorlogsomstandigheden. De onverwacht snelle heropleving van de wieleractiviteiten op de verschillende velodrooms in Vlaanderen zorgde ervoor dat de kleine Van Heule meer en meer zijn pijlen richtte op het specifieke pistewerk. Met zijn snelle eindjump ontpopte hij zich tot één van de meest populaire renners uit onze streek. Zelfs de grote Rik Van Steenbergen stak hij naar de kroon bij de juniores.
Niet alleen in de snelheidsnummers maar ook in de koppelkoersen kon André Van Heule zijn mannetje staan. Met ploegmaats zoals Camille Blomme, Firmin Van Kerrebroeck, Achiel De Backer of Marcel Rijckaert behoorde hij tot de absolute top. Tijdens de winter 1941-1942 belandde André echter in het sukkelstraatje en die slechte wintercampagne zorgde ervoor dat hij opnieuw actiever werd op de weg. Als lid van de ‘Brugsche Velosport’ presteerde hij zo knap dat hij in 1943 de overstap naar de profs waagde. Heel vlot verliep die overgang echter niet. Enkele dichte ereplaatsen in Gent-Gent en Dwars door Vlaanderen lieten uitschijnen dat André wel over de nodige klasse beschikte, maar een echte doorbraak kwam er niet. Toen hij even later thuis een tube aan het herstellen was werd hij verrast door de Duitse Gestapo. Als werkweigeraar werd hij stante pede opgepakt en naar Duitsland gestuurd, waar hij zou tewerkgesteld worden in een vliegtuigfabriek. Daar zou zijn gezondheid een zware knauw krijgen. En een sterke gezondheid is nu eenmaal één van de absolute voorwaarden om te kunnen slagen in de harde wielersport.
In 1945 maakte hij zijn wederoptreden op de velodroom van Maldegem. Samen met Camille Blomme die ook net teruggekeerd was uit Duitsland. Maar algauw bleek dat ‘Van Heuleken’ niet meer over die mogelijkheden van weleer beschikte en hij legde er dan maar het bijltje bij neer.
Na zijn actieve wielerloopbaan vond hij een goede betrekking in de Eeklose wolkammerij, de Peignage, waar hij tot zijn pensionering op de loonlijst zou blijven. In de modelluchtvaart vond hij later een nieuwe passie. Uren aan een stuk kon hij er zich mee boeien. André Van Heule kende het geluk om tot hoge leeftijd over een goede gezondheid te mogen beschikken. Hij overleed te Eeklo op 4 augustus 2009.
Naar a.l.v. mijn artikel gisteren van William De Craemer stuurde Aimé Geirland mij prompt deze foto door. Deze foto werd genomen door Emiel De Craemer (vader van William) op
3 december 1956 en dit in het zaaltje achteraan het café op de hoek
van de Raverschootstraat en het Mandeweegsken.
We zien op de foto: Firmin Cocquyt uit Adegem, Raf Gysel uit Eeklo,
Aimé Geirland uit Adegem en Adriën Dhaenens uit Eeklo.
Wat weinig wielerfans weten is dat Rafke Gijsel in feite een Nederlander is. Hij werd inderdaad bij onze noorderburen geboren op 21 maart 1939. Maar natuurlijk kent iedereen Raf als een rasechte Raverschootenaar. Zijn ouders kwamen zich daar immers kort na zijn geboorte vestigen en Raf is er ook opgegroeid.
Toen Raf als beginneling aan zijn wielercarrière begon kon die volkse Eeklose wijk bogen op twee grote talenten : enerzijds Raf en anderzijds Romain De Loof. Beiden vochten menig duel uit op het scherp van de snee. Was Romain eerder een fondrenner, dan was Rafke razendsnel in de spurt. Met die hoedanigheid verraste hij dan ook zijn ‘buur’ in het kampioenschap van België in Hansbeke.
Raf Gijsel beschikte over veel wielertalenten. Vooral in de jeugdcategorieën liet hij van zich spreken. Maar toen reeds bleek dat hij niet altijd de nodige karaktersterkte kon opbrengen. En bij de jeugd kon hij dat nog wat verbloemen met zijn ongebreideld talent, bij de profs ging dat heel wat minder. Het is dan ook niet door een gebrek aan kunde dat Raf niet erg succesvol was in de hoogste categorie. Nochtans begon hij er vol goede moed aan in 1962, toen hij als onafhankelijke mocht debuteren bij de Nederlandse ploeg Locomotief - Vredestein. Het jaar nadien stapte hij over naar de profcategorie. Eerst als individueel, in 1964 en 1965 als lid van de befaamde Wiel’s – Groene Leeuw ploeg. Nu en dan liet de kleine Raf nog wel eens een blijk van zijn aanleg bewonderen : zo wist hij zich te onderscheiden in enkele buitenlandse wedstrijden zoals de Ronde van Duitsland, de Grote Prijs van Frankfurt en het kampioenschap van Zurich. In die laatste wedstrijd eindigde hij zelfs derde na de kleppers Jan Jansen en Marcel Ongenae. Maar zijn gebrek aan beroepsernst hypothekeerde een verder succesvol bestaan als wielerprof. Rafke genoot toch zo graag van het leven !
Hij hield het profbestaan eind 1966 dan ook definitief voor bekeken en werkte enige tijd als havenarbeider in Zeebrugge. Tot een verschrikkelijk verkeersongeval een abrupt einde aan zijn leven maakte. Rafke Gijsel is amper 38 jaar geworden…
Deze geboren en getogen Bentillenaar mag gerust bestempeld worden als één der grootste wielertalenten die onze streek ooit heeft gekend. Maar allerlei omstandigheden hebben er voor gezorgd dat die grote succesvolle carrière, die hij ongetwijfeld in de benen had, er nooit is gekomen.
Danny werd op 18 september 1961 geboren. Reeds op jonge leeftijd gaf hij blijk van over vele wielercapaciteiten te beschikken. Zowel op de weg, in het veld als op de piste kon hij meer dan zijn mannetje staan. Als junior behaalde hij negen overwinningen op de weg en23 inhet veld. Bovendien werd hij derde in het nationaal kampioenschap veldrijden in Maurage.
Als liefhebber bleef hij even succesvol en het wekte dan ook geen verwondering dat enkele gerenommeerde profploegen aan zijn deur klopten. Finaal koos Danny voor de Panasonicploeg van Peter Post om zijn profdebuut te vieren. Maar het liep helemaal niet zoals gewenst : toen hij werd geselecteerd voor de zware Ronde van Zwitserland hield de kersverse prof het reeds na enkele dagen voor bekeken. Dat hij meteen alle krediet bij de strenge Post had verspeeld was misschien wel een te zware straf van de Nederlander. Maar Peter hield nu eenmaal niet van renners die niet konden afzien en zo interpreteerde hij toch wel de houding van zijn nieuwste aanwinst.
Zodat Danny het jaar nadien, in 1986, noodgedwongen terugkeerde naar de liefhebbers. En waar hij ook meteen weer het mooie weer maakte. Zo won hij in 1987 het eindklassement van de Ronde van West-Vlaanderen en in Orroir fietste hij zich op de flanken van de Kluisberg in de trui van Belgisch kampioen. Een Belgische titel die hij in 1988 met waarde droeg door zijn overwinningen in opnieuw de Ronde van West-Vlaanderen en in de klassieke Omloop der Vlaamse Gewesten. En opnieuw ging de deur van het profpeloton voor hem open…
Het was zijn vriend en streekgenoot Roger De Vlaeminck die hem een profcontract bezorgde bij de toenmalige Hitachiploeg. Maar behalve een overwinning in de kermiswedstrijd te Aartrijke kon Danny ook nu geen spraakmakende resultaten voorleggen. Een opgave in de Ronde van Frankrijk was ook bepaald geen meevaller. Het jaar nadien kon hij wel prof blijven, zij het in de bescheiden Isoglass-Garden Wood ploeg, waar hij onder meer Geert De Vlaeminck als ploegmaat trof. Ook daar lukte het niet en na die tweede poging als prof reed Danny nog een tijdje als liefhebber. Maar de grote gedrevenheid van weleer leek niet meer aanwezig en vooral speelde een rugblessure meer en meer op. Een rugblessure die waarschijnlijk ook al nadrukkelijk aanwezig was tijdens zijn profcarrière. Zodat de verwachte profresultaten er niet zijn uitgekomen.
Toch mag men niet vergeten dat Danny Lippens zo’n 150 zegepalmen heeft meegebracht naar Sint-Jan-in-Eremo. Daarbij meerdere grote wedstrijden, nationale en provinciale titels op de weg, in het veld en op de piste. Het is niet voor iedereen weggelegd !
In Eeklo is men steeds rijk aan wielerkampioenen geweest en begin jaren zestig zag het er sterk naar uit dat Wilfried Bonte de zoveelste kampioen in het rijtje zou worden. Enkele tegenslagen hebben er echter anders over beslist.
Wilfried werd geboren op 4 juni 1941 als zoon van de welbekende cafébaas Oscar Bonte uit de Kaaistraat. Reeds van op zeer jonge leeftijd zat het wielrennen bij Wilfried in het bloed : op 15-jarige leeftijd debuteerde het kleine, maar dappere ventje bij de onderbeginnelingen. Onmiddellijk had hij het gevoel dat het wel zou lukken en hij maakte de logische overstap naar de nieuwelingen BWB. Waar hij ook meer dan zijn mannetje kon staan. Zo werd hij in 1960 kampioen van het Meetjesland.
Maar in 1961 dreigde het verplichte verblijf in het Belgisch leger roet in het eten te gooien. Een volledig jaar moest hij noodgedwongen van alle koersbedrijvigheid afstand nemen. Maar van zodra de legerdienst tot het verleden behoorde nam Wilfried Bonte de koersdraad weer op. En met welk gevolg ! Nadat hij in 1962 nog enkele wedstrijden bij de nieuwelingen had afgewerkt nam hij een vergunning als liefhebber. Zijn eerste koers in die hogere categorie was de Omloop Het Volk maar een val bij het binnenkomen van Gent kostte hem een dichte ereplaats. Ook in zijn tweede amateurswedstrijd te Harelbeke maakte Wilfried kennis met de harde straatstenen en hield er een sleutelbeenbreuk aan over. Vier weken verplichte rust. Maar nadien begon het wagonnetje te rollen : 10 overwinningen en liefst evenveel keren tweede. In totaal eindigde Wilfried dat jaar 46 keer in de eerste vijf. Van een geslaagde overstap gesproken, zeker als je weet dat Wilfried niet over een scherp spurtwapen kon beschikken. Die sterke resultaten waren ook de bondsmensen in Brussel niet ontgaan, wat resulteerde in een selectie voor het wereldkampioenschap ploegentijdrijden in het Italiaanse Brescia. Een discipline die toen overigens voor het eerst in de geschiedenis op het programma van de wereldkampioenschappen stond. Samen met Wilfried Bonte waren ook de drie andere Belgische deelnemers trouwens lid van de Wielerclub VC ’t Meetjesland, met name Jos Timmerman uit Knesselare, Urabin De Brouwer uit Ursel en Pol Vergauwe uit Sint-Laureins. Een gebrekkige voorbereiding zorgde ervoor dat onze Meetjeslanders pas op een zestiende plaats konden eindigen.
Die goede resultaten had Wilfried waarschijnlijk ook voor een stuk te danken aan zijn goede samenwerking met oud-wielerkampioen Albert Ramon, die hem met woord en daad bijstond.
Achteraf bekeken bleek 1962 evenwel een éénjaarsbevlieging als amateur. Want het jaar nadien ging het heel wat minder : het seizoen 1963 startte in mineur door een zware griepaanval maar het was vooral een val in Tielrode die een zware streep door de rekening bleek te zijn. Amper waren de gevolgen van die val (onder meer twee gebroken vingers) achter de rug of de kleine Bonte werd op training door een auto omver gekegeld. Allerlei inwendige verwondingen zorgden ervoor dat Wilfried tot een heel stuk in de winterperiode bedlegerig was. Helemaal hersteld maakte Wilfried zijn debuut als… meubelmaker. Overtuigd dat hij ook daarmee zijn brood zou kunnen verdienen maakte Wilfried Bonte in 1964, enigszins verrassend voor zijn vele supporters, bekend dat hij zou stoppen als wielrenner. Ook vandaag nog zijn velen ervan overtuigd dat een groot talent voor de wielersport toen verloren ging…
(Mark Van Hamme)
Wilfried in zijn ouderlijk huis in de Kaaistraat
Een huldiging van Wilfried met in het midden 'Berten' Ramon.
Waarschotenaar Roger De Corte startte zijn wielerloopbaan in 1940 bij de nieuwelingen. Ondanks de moeilijke oorlogsomstandigheden trok de jonge renner bijzonder goed zijn streng. Zo goed zelfs dat hij na drie maanden al de overstap waagde naar de liefhebbers.
Men beschouwde hem onmiddellijk als een grote concurrent voor Rik Van Steenbergen.
In 1943 werd Roger beroepsrenner en won meteen zijn eerste vijf wedstrijden. Van een profdebuut gesproken !!! Maar net als bij zovele van zijn generatiegenoten gooide de oorlog serieus roet in het eten. Het was dan ook wachten tot in 1946 vooraleer Roger met winst in de Drie Zustersteden zijn eerste grote, spraakmakende overwinning beet had.
Roger De Corte beschikte met zijn snelle eindsprint over een geducht wapen. Dit liet hem toe om in 1949 de Scheldeprijs te winnen vóór Ollivier en Sterckx, in die tijd twee van de sterkste finishers uit het peloton. Ook ritoverwinningen in de Ronden van België en Duitsland behaalde Roger dankzij zijn snelle spurt.
Na mooie overwinningen in de Ronde van Limburg en opnieuw de Scheldeprijs vertrok de Waarschootse kampioen in 1952 als één van de grote favorieten in het wereldkampioenschap in Luxemburg. Maar een onsportief gebaar van de Franse renner Deledda ontnam Roger alle kansen in de sprint. Zodat de titel verrassend naar de onbekende Duitser Heinz Müller ging.
Het feit dat Roger in de sprint zijn kansen niet had willen opofferen voor zijn landgenoot Rik Van Steenbergen werd hem door diens supporters niet in dank afgenomen.
Naast een sterk wegrenner was De Corte ook een zeer sterk pistier. Door Gerard De Baets, een goede vriend van vader Raymond De Corte, kreeg Roger de kans om het in Amerika te proberen op het houten ovaal. Zowel sportief als financieel bleek die trip over de grote plas een echte meevaller. Het was het begin van een mooie loopbaan op de piste, waar ook zijn snelle sprint hem goed van pas kwam.
Ook na zijn loopbaan bleef Roger De Corte zijn Waarschoot altijd trouw. Hij baatte er op de Leest een zeer druk beklant sportcafé uit en schopte het in de plaatselijke politiek tot schepen.
Op het eind van zijn boeiend leven sukkelde Roger, zeer tegen zijn zin, met zijn gezondheid. Die grote, stoere, sterke bonk werd plots met zijn begrenzingen geconfronteerd en daar had hij het zeer moeilijk mee. Na een slepende strijd verloor Roger in januari 2010 zijn laatste wedstrijd. Hij bereikte de eindstreep op 86-jarige leeftijd.
Net als Eeklo kan ook het naburige Maldegem zich beroemen op een rijke wielerhistorie. Lange tijd geleden beschikte men zelfs over een drukbezochte velodroom. De meer recentere geschiedenis wordt geschreven door de organisatie van het Belgisch kampioenschap tijdrijden of de start van een rit in de Enecotour. Dit alles heeft veel te maken met het feit dat Maldegem ook altijd enkele gerenommeerde wielervedetten binnen zijn grenzen heeft gehuisvest.
Eén van de meest beroemde onder hen is ontegensprekelijk Roger Verplaetse. Toen deze stoere bonk in 1955 profrenner werd had hij reeds een succesrijke erelijst als jeugdrenner bijeen gefietst. Het was dan ook niet zonder enige ambitie dat hij de stap naar de ‘grote jongens’ zette.
En die brandende ambitie werd ook al meteen waargemaakt : getooid in de trui van de Gentse rijwielfabrikant Plume Vainqueur kon hij tijdens zijn debuutjaar al onmiddellijk driemaal met de overwinningsruiker naar huis komen. Waren het aanvankelijk nog kermiswedstrijden dat hij won, in 1956 schakelde hij reeds over naar het zwaardere werk. Overwinningen in de vijfde etappe van de Ronde van Nederland, in Aalter-Brussel-Aalter, in de Omloop der Vlaamse Gewesten en in de Sluitingsprijs van Putte-Kapellen zorgden voor de nodige interesse in deze sterke bonk uit Maldegem, die wel in Sijsele geboren werd. De gereputeerde sportbestuurder Lomme Driessens had hem intussen weggehaald uit de Plume-Vainqueurploeg en bood hem een contract aan bij de beter gestructureerde Faemaploeg. Waar hij aan de zijde streed van Rik Van Looy. Rik werd al vlug zijn betere vriend en door zijn hulpvaardigheid groeide Roger Verplaetse uit tot luitenant van de keizer van Herentals. Het knechtenlivrei weerhield Verplaetse er niet van om op tijd en stond zelf met de zegebloemen te kunnen zwaaien. Pech weerhield hem echter van een klinkende grote overwinning : zowel in het Belgisch kampioenschap 1957 te Kortrijk, waar hij tweede eindigde op enkele centimeters van de winnaar André Vlayen, als in Parijs-Roubaix 1958 was hij zeer dicht bij de zege.
In 1958 trok hij dan ook met volle moed naar de Ronde van Spanje. En alles verliep naar wens : hij kon met veel verve de sprint aantrekken voor Van Looy zodat die als het ware met de vingers in de neus enkele ritten kon winnen. Maar in de zevende rit van die Vuelta sloeg het noodlot toe voor Roger. In de afdaling van een col kon hij een overstekend meisje niet ontwijken en kwam zwaar ten val. Het kostte hem meer dan drie maanden hospitalisatie. Nadien is Roger nooit meer de renner van voordien geworden. De successen beperkten zich nu tot enkele regionale kermiswedstrijden en in 1960 sloot hij bij Wiel’s-Flandria zijn wielerloopbaan af. In totaal won hij tijdens zijn zes profseizoenen 23 wegwedstrijden. Ook op de piste kon Roger Verplaetse meer dan zijn mannetje staan.
Na zijn wielerloopbaan werd Roger Verplaetse in Maldegem een graag geziene herbergier. Ondanks zijn drukke beroepsbezigheden bleef hij de sport op de voet volgen. Niet alleen zijn geliefde wielersport maar jarenlang was hij ook een trouw supporter van KFC Eeklo. De nu 80-jarige Roger Verplaetse zal altijd een belangrijke plaats in de rijke Maldegemse wielergeschiedenis blijven innemen.
Op 24 augustus 2011 is Roger De Vlaeminck 64 jaar geworden. Naar aanleiding van deze verjaardag leek het een gepast moment om nog een keer terug te blikken op zijn schitterende wielercarrière.
Net als zijn broer Erik mag Roger gerust beschouwd worden als één der grootste renners uit de rijke Belgische wielergeschiedenis. Nochtans leek hij aanvankelijk voorbestemd om een succesvolle voetballoopbaan uit te bouwen. Zijn gave techniek en zijn loopsnelheid zorgden ervoor dat hij reeds op jonge leeftijd zijn opwachting maakte in het eerste elftal van KFC Eeklo. Maar door toedoen van zijn eerder genoemde broer Erik kreeg hij toch snel de wielermicrobe te pakken. Het feit dat er met koersen meer geld te verdienen viel speelde zeker en vast ook een rol.
Van bij de onderbeginnelingen behoorde Roger tot de absolute smaakmakers van het peloton. Samen met een zekere Jean-Pierre Monseré domineerde hij alle jeugdcategorieën. Zowel in binnen- als buitenland werden beide pallieters als grote beloften bestempeld. Zij zouden later als prof de in hen gestelde verwachtingen ruimschoots inlossen.
Niet alleen op de weg maar ook in het veld maakte Roger furore. Als amateur werd hij in 1968 in Luxemburg zelfs wereldkampioen. Op dezelfde dag won Erik de titelstrijd bij de profs. Nog nooit eerder waren twee broers op dezelfde dag wereldkampioen geworden. Het zou ook nooit meer voorvallen… Ook bij de profs zou Roger de felbeheerde regenboogtrui in het veld behalen. Dit in 1975 in het Zwitserse Melchnau.
In 1969 werd Roger De Vlaeminck profrenner. Zijn eerste wedstrijd was de Omloop Het Volk. Met veel ambitie trok hij erheen en wat niemand voor mogelijk hield gebeurde toch : Roger kwam met de imposante bloemtuil naar huis. Zijn eerste wedstrijd en al meteen een eerste klassieke zege. Het zou het begin zijn van een fantastische loopbaan. De lijst van al zijn klassieke overwinningen is veel te lang om hier op te sommen. Vooral zijn vier overwinningen in Parijs-Roubaix, drie in Milaan-San Remo en twee in de Ronde van Lombardije behoren tot de absolute uitschieters. Net als zijn zege in de Ronde van Zwitserland, waarin hij Eddy Merckx van de eerste tot de laatste dag domineerde. Dit was voor weinigen weggelegd.
Roger was een echte all-rounder : hij kon sprinten, tijdrijden, klimmen, veldrijden en ook op de piste kon hij zijn voet naast de allerbeste specialisten zetten. Zijn spectaculaire manier van rijden leverde hem een ongekende populariteit op. Niettegenstaande die allesoverheersende figuur van een Eddy Merckx. Ook het feit dat hij altijd en overal ongezouten zijn mening zei maakte van Roger De Vlaeminck een speciaal figuur. Ook de dag van vandaag nog…
Julien Gaelens is zo een typische Meetjeslandse flandrien die over een enorm potentieel beschikte maar die door allerlei tegenslagen een mooie sportieve carrière aan zijn neus zag voorbij gaan.
Julien werd op 29 augustus 1939 geboren in de garnaalgemeente Boekhoute. Hij zou er zijn hele leven een populair figuur blijven. Tot en met zijn dood op 29 juni laatstleden. Tot op de dag van zijn overlijden bleef hij zijn tweewieler meer dan trouw : indien het weer het toeliet haspelde hij iedere dag nog zijn kilometers af door de Meetjeslandse polders. Zo’n ritje werd hem fataal : dichtbij huis werd hij gegrepen door een wagen die hem geen voorrang verleende en enige tijd later overleed Julien aan zijn opgelopen verwondingen in het Eeklose ziekenhuis. De kerk van Boekhoute bleek te klein toen hij op woensdag, 6 juli 2011 aldaar begraven werd.
Als wielrenner was Julien een echte krachtpatser. Vooral bij de amateurs en bij de onafhankelijken behoorde hij tot de Belgische top. Bij de amateurs won hij liefst 39 wedstrijden, met als uitschieters het Oostvlaams kampioenschap in 1958 en 1962. In die categorie blonk hij ook uit op de piste. Het resulteerde in een selectie voor het wereldkampioenschap achtervolging in Italië.
Als onafhankelijke behaalde hij tweede plaatsen in de Omloop van de Vlaamse Gewesten, de Grote Prijs van Harelbeke en de Elfstedenronde in Brugge. Die mooie resultaten zorgden ervoor dat hij in 1963 de overstap kon maken naar de beroepsrenners. De toenmalige gerenommeerde ploeg Mann bood hem een mooie kans. Hij leek die ook met beide handen te grijpen want reeds tijdens zijn tweede profseizoen won hij de semi-klassieker Omloop der Vlaamse Ardennen te Ichtegem. De trein leek vertrokken… Maar een zware val in de wedstrijd te Meulebeke maakte een verder succesvol profbestaan nagenoeg onmogelijk. Hij probeerde het nog wel, onder meer bij de ploeg Flandria, maar het lukte niet meer als voorheen. Ontmoedigd door zoveel tegenslag gaf Julien Gaelens er aan het eind van het seizoen 1970 dan maar de brui aan. ‘De reus van Boekhoute’ had de kans niet gekregen om volwaardig te tonen tot wat hij allemaal in staat was.
Na zijn actieve wielerloopbaan werd Julien fietsenmaker in zijn geboortedorp. Een job die hij met hart en ziel vervulde en trouw bleef tot op zijn pensioenstelling. Hij bleef die minzame man wiens hele leven in het teken van de fiets stond. Tot op die dramatische 29 juni 2011…
De meeste Eekloonaars zullen Albert Colpaert kennen als fietsenmaker. Jarenlang runde hij zijn fietswinkel langsheen de Tieltsesteenweg en vele gewezen klanten zullen met heimwee terug denken aan de tijd dat je steeds met je fietsproblemen kon aankloppen bij Albert. Sommigen zullen zich waarschijnlijk ook nog herinneren dat hij wekelijks aan huis kwam om de ‘gaspullen’ te vervangen.
Weinigen weten echter dat Albert ook een zeer gewaardeerd wielrenner is geweest. Maar zoals bij velen van zijn tijdsgenoten heeft de tweede wereldoorlog serieus roet in het eten gegooid bij de uitbouw van zijn sportieve loopbaan. Nochtans was Albert een beloftevol jeugdrenner. Ooit klopte hij een zekere Albert Ramon in de spurt voor de officieuze titel van kampioen van België te Sint-Andries. In 1935 debuteerde hij bij de beginnelingen en met succes : liefst dertien bloemtuilen bracht hij mee naar de ouderlijke woonst in Balgerhoeke. Ook het jaar nadien bleef hij een veelwinnaar. Zijn vlijmscherpe sprint was een geducht wapen waarmee hij vaak zijn tegenstrevers het nakijken gaf.
Ook bij de liefhebbers kon hij meer dan zijn mannetje staan. Niet alleen op de weg maar ook op de piste was Albert een graag geziene sportman. Hij reed van dan af vaak op de piste van Maldegem en daar vormde hij koppel met Philibert ‘Fiele’ De Vlaeminck, jawel de vader van Erik en Roger. Meer dan eens reden ze samen de ereronde.
Dé kroon op zijn liefhebberscarrière heeft hij maar nipt gemist. Met veel zelfvertrouwen vertrok Albert Colpaert naar het kampioenschap van België maar doordat hij de aankomststrook onvoldoende kende werd hij verrassend in de sprint geklopt door een zekere Irené De Keyser uit Drongen. Indien Albert iets fanatieker met zijn trainingen bezig was geweest zou zijn erelijst er zeker indrukwekkender hebben uitgezien, maar in feite teerde hij een beetje té veel op zijn natuurlijke klasse.
Om aan de verplichte deportatie naar Duitsland te ontsnappen nam de lepe Albert Colpaert in 1944 een vergunning als beroepsrenner. Maar zoals reeds eerder aangehaald was het niet mogelijk om tijdens de donkere oorlogsperiode serieus het vak van wielrenner te beoefenen. Zijn bijna dagelijkse trainingsritten gebruikte hij dan ook wel eens om wat noodzakelijke levensmiddelen de grens over te brengen. Nood breekt immers alle wetten !!!
Na zijn wielerloopbaan bouwde hij samen met zijn echtgenote een bloeiende fietsenzaak uit in Eeklo. Vele jonge rennertjes kwamen graag bij hem langs om wat goede raad. Zo ook de piepjonge broers De Vlaeminck die graag naar de levenswijsheden van Albert kwamen luisteren. Het was trouwens door toedoen van de zoon van Albert Colpaert dat Roger De Vlaeminck stopte met voetballen en de koersmicrobe te pakken kreeg.
Ook vandaag woont Albert nog in de Tieltsesteenweg en vertelt hij er wat graag en vol vuur over de wielerexploten uit zijn ‘goede oude tijd’.
Nu het nieuwe wielerseizoen zich stilletjes aan op gang trekt, is het ideale moment aangebroken om een Meetjeslandse flandrien in de kijker te plaatsen die ook hedendaags nog bindingen heeft met de wielersport. Zij het niet meer als renner maar wel als gewaardeerd sportbestuurder bij de gerenommeerde Quick Stepploeg van Tom Boonen. Een Meetjeslandse flandrien die luistert naar de naam Rik Van Slycke.
Rik Van Slycke is geboren en getogen in Lovendegem. Van kindsbeen af was het een sportief kereltje : eerst als voetballer bij SK Lovendegem maar al snel schakelde hij over naar de meer individuelere wielersport. Wat niet meteen een goed besluit leek want aanvankelijk slaagde hij er maar met moeite in om een wedstrijd uit te rijden. Er kwam pas enige beterschap bij de juniores, bij zoverre dat hij tijdens zijn tweede jaar in die categorie zelfs een wedstrijdje wist te winnen. Die gunstige kentering zette zich verder bij de liefhebbers. Zijn gebrek aan sprintsnelheid speelde hem vaak parten maar in de zwaardere wedstrijden kon hij meer dan zijn mannetje staan. Zo slaagde hij er als amateur in om tweemaal Oost-Vlaams kampioen te worden, één maal Belgisch militair wegkampioen en ook in de Sterfinale te Aartselaar was hij te sterk voor zijn concurrenten.
Van bij de jeugd combineerde hij het wegrennen met de piste. En ook daar was hij meer dan een meeloper : hij werd als amateur tweemaal Belgisch kampioen ploegkoers en samen met Robert Dhont won hij ook de toekomstzesdaagse van Parijs.
Ook later als prof zou Rik de pistebedrijvigheid als een nuttige wintertraining blijven beschouwen. In 1987 maakte hij de overstap naar de profs. Zijn gehele carrière zou hij vooral in dienst rijden voor een kopman. Bij de Sigma- en Historploeg was dat voor Etienne De Wilde, later bij de Lottoploeg voor Claude Criquielion, Johan Museeuw en Johan Bruyneel. Hij groeide uit tot één van de meest gewaardeerde ‘helpers’ van het Belgische wielerpeloton.
De weinige keren dat hij voor eigen rekening kon en mocht rijden brachten hem toch de titel van Kampioen van Vlaanderen in Koolskamp en zegetuilen in onder meer Nokere Koerse en de Drie Zustersteden op.
Na zijn actieve loopbaan bleef hij de wielersport trouw. Eerst verleende hij wat hand- en spandiensten aan zijn vrouw Christel Herremans die coach was in het dameswielrennen. Maar al vlug werd hij gecontacteerd door Patrick Lefevere om toe te treden tot de sportieve leiding van de Quick Stepploeg. Waar hij stap voor stap de stiel leerde en stilaan doorstroomde tot vertrouwenspersoon binnen de ploeg, samen met Wilfried Peeters. Zijn bescheidenheid en zijn werklust, twee kenmerken waar hij ook als renner voor geroemd werd, zijn twee sterke troeven om het ook als ploegleider te maken.
Naast het veldrijden is ook het pistegebeuren een wieleractiviteit waarmee de supporter zich tijdens de donkere wintermaanden kan amuseren. Jammer genoeg liggen de ‘vette jaren’ van de wielerbaan al enige decennia achter ons. Enkel de jaarlijkse Gentse zesdaagse kan de pistefan hedendaags nog bekoren.
Ook in die rijke pistegeschiedenis hebben de Meetjeslandse flandriens duchtig hun woordje mee gesproken. De meest getalenteerde onder hen is zeker en vast Romain De Loof.
Bij Romain geldt het gezegde dat ‘de appel niet ver van de boom valt’. Vader Remi, zelf een gewaardeerd renner, loodste zijn zoon Romain overal mee naar toe waar er gekoerst werd. Hij groeide als het ware op tussen de renners. Logisch dat hij zich dan ook al gauw tot de wielersport aangetrokken voelde. Nochtans werd zijn debuut niet onmiddellijk een gigantisch succes : bij zijn eerste optreden bij de beginnelingen werd hij meteen gedubbeld. Maar de kleine Romain leerde snel bij. Bij zoverre dat hij zijn derde koersje reeds als winnaar besloot. Het zou het begin zijn van een rijke carrière…
Nadat hij menig succesje op de weg had behaald werd hij door een zekere Oscar Daemers naar de piste gelokt. Eerst naar de open piste in Langerbrugge, later naar het gesloten Kuipke in Gent. En de Gentse baandirecteur had het goed gezien : in 1961 behaalde Romain zijn eerste Belgische pistetitel in de achtervolging. En dat smaakte naar meer. Dat hij een allround renner was bewijzen zijn behaalde nationale titels in de verschillende pistedisciplines zoals achtervolging, achter derny’s, achter zware motoren en in de ploegkoers (met onder meer Patrick Sercu als ploegmaat).
Maar Romain zijn ambities reikten veel verder. Hij droomde er zowaar van om wereldkampioen te worden. En dat lukte hem in 1962 in Milaan in de regenboogstrijd achter zware motoren, weliswaar nog bij de amateurs. Een jaartje later prolongeerde hij die titel voor eigen volk op de piste van Rocourt. Ook als prof zou hij de hoogste eer behalen : in 1966 in het Duitse Frankfurt behaalde hij zijn eerste en tevens enige profstayerstitel. Dat hij er niet meer behaalde kwam door een samenloop van omstandigheden. Romain steekt het niet onder stoelen of banken dat hij niet altijd als een voorbeeldige prof voor zijn sportcarrière heeft geleefd. Hij hield van een flamboyante levensstijl en liet zich graag opmerken. Ook in de talrijke zesdaagsen die hij heeft betwist viel hij zowel op als naast de baan graag op. Zwarte truien, gelakte schoenen en parelmoeren fietsen werden zijn handelsmerk. Niettegenstaande hij zeker niet het maximum uit zijn carrière heeft gehaald, mag Romain toch zeker en vast terugblikken op een schitterende loopbaan.
Maar het geluk stond ook niet altijd aan zijn zijde. Vooral de zware val, waarvan hij het slachtoffer werd in Gent-Wevelgem 1970, hypothekeerde voor een groot stuk zijn verdere loopbaan. Na die doodssmak zou Romain nooit meer de oude zijn, dit niettegenstaande hij in 1974 nog eens Belgisch kampioen werd achter de zware motoren. Dat hij daarvoor een klasbak als Theo Verschueren moest verslaan, gaf nog meer glans aan die laatste titel.
Na zijn actieve loopbaan was Romain De Loof vijf seizoen ploegleider, eerst bij Ebo later bij Marc Zeepcentrale. Ook in die job slaagde hij met verve : ondanks het feit dat hij nooit met de allergrootste namen kon werken, wist hij toch klassiekers zoals Gent-Wevelgem (met Ferdi Van Den Haute) en Bordeaux-Parijs (met Herman Vanspringel) binnen te halen voor zijn sponsor.
Later werd Romain een graag geziene gast op de wekelijkse markten waar hij naast zijn portefeuilles en handtassen ook zijn vele wieleranekdotes graag aan de man bracht.
Nu het veldritseizoen stilaan op kruissnelheid komt is het moment aangebroken om in de maandelijkse reeks over het reilen en zeilen van de Meetjeslandse flandriens even stil te staan bij de exploten van een bijna vergeten figuur : André Geirland.
Er wordt inderdaad nog zeer weinig over die Adegemse veldrijder gesproken, dit niettegenstaande hij maar liefst 155 overwinningen in de wacht sleepte. Maar wanneer er over die periode van het veldrijden gesproken wordt, gaat alle aandacht naar Erik De Vlaeminck en Albert Van Damme.
André Geirland werd op 16 mei 1945 in Adegem geboren. Net als zijn streekgenoot Erik De Vlaeminck koos hij op jonge leeftijd voor het veldrijden. Zowel bij de juniores als bij de amateurs behoorde André bij de nationale top. Maar doordat hij zijn ganse carrière het veldrijden combineerde met een dagelijkse job, schoot hij dikwijls net dat tikkeltje tekort om het de allergrootsten moeilijk te maken. Toch slaagde André erin om enkele keren op het podium te staan na een Belgisch kampioenschap bij de amateurs en vijfmaal de Oost-Vlaamse kampioenentrui te omgorden. De ook vandaag nog gereputeerde veldritten van Niel, Koksijde en Otegem prijken op zijn palmares. Die sterke prestaties ontgingen de bonzen van de Belgische Wielrijdersbond niet : het resulteerde in vijf selecties voor het wereldkampioenschap bij de amateurs. Zijn fraaiste resultaat in de mondiale titelstrijd was een vijfde plaats in 1975 in het Zwitserse Melchnau.
Op 35-jarige leeftijd maakte André de overstap naar de beroepsrenners en alhoewel zijn sterkste periode dan al een tijdje voorbij was, behaalde hij toch nog zeven zegetuilen in de hoogste categorie. Na vele jaren te moeten optornen tegen de grootmeester Erik De Vlaeminck kreeg André tijdens de laatste jaren van zijn carrière vooral af te rekenen met ene Roland Liboton. Zodat hij terecht mag zeggen dat hij de misschien wel mooiste periode van het Belgische veldrijden van zeer nabij heeft meegemaakt.
In 1985 zette André Geirland op veertigjarige leeftijd een punt achter zijn rijkgevulde sportloopbaan.
Ook zijn broer Antoon was een meer dan verdienstelijk wielrenner.
Marcel Rijckaert, die op 20 juli 1924 geboren werd op de Adegemse Kruipuit, stamt uit een nest waar de wielersport met de paplepel werd meegegeven. Zijn vader Salomon werd tot ver buiten onze streken geroemd om zijn absolute vakmanschap in het vervaardigen van fietskaders en het monteren van alle soorten rijwielen. Het stond dan ook in de sterren geschreven dat zoon Marcel zich een weg zou zoeken in het bonte wereldje van de wielrennerij.
Als piepjonge snaak debuteerde hij in 1940 in Balgerhoeke. Na een wedstrijd die in het teken stond van de rivaliteit met Fiele De Vlaeminck (jawel, de pa van…) eindigde hij op een verdienstelijke zevende plaats. Dat was niet naar de zin van vader Salomon, die erom bekend stond enorm streng en veeleisend te zijn. Dat heeft Marcel vaak mogen ondervinden…
Gelukkig duurde het niet lang vooraleer Marcel zijn eerste kussen van het bloemenmeisje kon in ontvangst nemen : reeds in zijn derde koers was het prijs en was vader Salomon een tevreden man.
Marcel Rijckaert was een zeer sterk en vooral snel jeugdrenner. Zijn aalvlugge eindsprint legde hem geen windeieren : het leverde hem maar liefst drie Belgische titels op. In 1941 werd hij nationaal kampioen bij de beginnelingen door in de spurt ene Rik Van Steenbergen te verslaan. Om het ook in de juniorescategorie tot kampioen te schoppen moest hij in 1943 die andere snelle finisher, Karel De Baere, het nakijken geven. Amper negen weken later werd hij in Etikhove maar meteen ook Belgisch kampioen bij de beroepsrenners B.
Het leverde hem op 19-jarige leeftijd een profcontract op bij de gerenommeerde Franse ploeg Alcyon. Ook in de hoogste categorie liet hij meteen van zich spreken door op veertien dagen tijd maar liefst zeven wedstrijden te winnen. Het zou het begin zijn van een lange profloopbaan die zou duren van 1944 tot en met 1960. Een verdienstelijke loopbaan waarin echter die ene uitschieter ontbreekt. Vaak was hij er dicht bij maar de ene keer werd hij getroffen door materiaalpech en de andere keer zat de opgelegde ploegtactiek hem danig dwars. Toen hij in 1960 bij de Wiel’s-Flandriaploeg afscheid nam van het profpeloton stonden er naast zijn twee zeges in de Elfstedenronde te Brugge mooie ereplaatsen in de Ronde van Vlaanderen, Scheldeprijs, Parijs-Roubaix, Gent-Wevelgem en de Omloop Het Volk op zijn palmares.
Na zijn actieve rennersloopbaan trad hij in de voetsporen van zijn vader Salomon en werd een gewaardeerde fietsmechanieker. Eerst bij Dossche Sport in Gent waar Berten De Kimpe hem het voorstel deed om als mechanieker mee te trekken met de roemruchte Groene Leeuwploeg. Dat was het begin van een lange loopbaan ten dienste van vele renners. Zijn glorieperiode beleefde Marcel als trouwe ‘mechanicien’ van Eddy Merckx. Aan de zijde van de Brusselse ‘Kannibaal’ beleefde hij van op de eerste rij de mooiste en succesrijkste episode van het Belgische wielrennen. Op latere leeftijd was Marcel Rijckaert dag en nacht in de weer in het Gentse Sportpaleis, waar hij menig jong rennertje zijn eerste stappen op de piste leerde zetten. Steeds stond hij met raad en daad klaar voor die jonge snaken. Tegelijkertijd beleefde Marcel ook veel plezier aan de prestaties van Jürgen Foré, de zoon van zijn neef Noël Foré.
Na een leven dat volledig in het teken stond van zijn zo geliefde wielersport, overleed Marcel Rijckaert op 10 mei 2001 te Gent.
(door Mark Van Hamme)
Hier zien we Marcel na zijn overwinning in Sint-Eloois-Winkel
Eén van de Meetjeslandse flandriens die stilaan in de vergeethoek is geraakt, luistert naar de naam Rudy Matthijs. De Kleitenaar werd geboren op 3 maart 1959 en was van jongsaf aan sterk gebeten door de wielermicrobe. Als kind dweepte hij met de prestaties van Roger De Vlaeminck en Jean-Pierre Monseré en hij keek dan ook reikhalzend uit naar de dag dat hijzelf vijftien jaar zou worden, de leeftijd waarop hij zou debuteren bij de nieuwelingen.
Rudy kon van bij zijn debuut meer dan zijn mannetje staan : de eerste wedstrijd beëindigde hij op een meer dan verdienstelijke derde plaats en op het eind van zijn eerste wielerseizoen stonden zes overwinningen achter zijn naam vermeld. Vlot winnen bleek een constante zowel bij de nieuwelingen, juniores als liefhebbers.
Vooral door toedoen van Guido Reybrouck en Romain De Loof besliste de talentrijke Matthijs om in 1981 als prof te debuteren bij het bescheiden ploegje Fangio-Sapeco-Mavic. Aanvankelijk lag zijn werkterrein vooral in de toen nog populaire kermiswedstrijden. Ondanks de vrij moeilijke omstandigheden binnen dat kleine ploegje won Rudy in 1981 toch vijf wedstrijden. Dat had de aandacht getrokken van Lomme Driessens die een plaatsje vrijhield in de meer gerenommeerde Boule d’Orploeg. Financieel betekende dat een hele stap vooruit en ook sportief zat er met Freddy Maertens en Daniel Willems heel wat talent in die ploeg. Tijdens dat eerste jaar bij Driessens won Rudy Matthijs zowel de Grote Prijs van Fourmies als de Grote Prijs Poeske Scherens in Leuven.
Het tweede seizoen bij Boule d’Or was nog meer succesvol : winst in de Ronde van Limburg, ritzege in de Ronde van Luxemburg, de Leeuwse Pijl en vooral de ritzege in de Tour met aankomst in Roubaix. Als fervent supporter van Roger De Vlaeminck had Matthijs er altijd van gedroomd om in de voetsporen van zijn grote idool te kunnen treden en met winst in Roubaix werd die droom voor een groot stuk gerealiseerd.
Nadat Rudy in 1984 in Koolskamp kampioen van Vlaanderen was geworden, beleefde hij zijn topseizoen in 1985 toen hij de kleuren van Hitachi-Splendor verdedigde. Na een veelbelovende etappezege in de Ronde van Zwitserland verbaasde Matthijs de internationale wielerwereld met drie ritzeges in de Ronde van Frankrijk, waaronder de slotetappe met de vermaarde aankomst op de Parijse Champs Elysées. Niemand kon toen vermoeden dat het beste van zijn carrière dan reeds voorbij zou zijn. Een aanvankelijk onschuldig lijkende valpartij tijdens een oefentrip in de duinen leidde in 1986 een ware martelgang in. Eerst leek er niets ernstigs aan de hand maar korte tijd nadien begon alle miserie. Bijna elke pedaaltred ging gepaard met vervelende pijn zodat het een klein mirakel is dat Rudy Matthijs het nog drie jaren uithield in het peloton. Grote prestaties werden echter niet meer geleverd. En tijdens het voorjaar van 1988 hield hij het, op amper 29-jarige leeftijd, noodgedwongen voor bekeken. Zonder die constante pijn in zijn zijde zou de erelijst van Rudy Matthijs er ongetwijfeld nog een stuk imposanter hebben uitgezien. Nu blijven vooral die drie ritzeges in de Tour 1985 op het netvlies van iedere Meetjeslandse wielerfan gebrand.
Na zijn sportieve loopbaan verdween Rudy volledig van het wielertoneel. Eerst als vrachtwagenchauffeur en later als bouwvakker kwam hij op een heel andere manier aan de kost.
In een periode waarin alle wielersupporters zwaar gebeten zijn door de Tourmicrobe is het gepast om even stil te staan bij de exploten van de enige Meetjeslandse flandrien die er ooit is in geslaagd om de zwaarste wielerwedstrijd zegevierend te besluiten.
Maurice De Waele werd op 27 december 1896 te Lovendegem geboren. Vooraleer hij toetrad tot het rennersgild verdiende hij zijn kost als slagersgast. Maar zoals velen van zijn tijdgenoten zou hij het ook als ‘coureur’ proberen. Niet zonder succes trouwens : in 1922 werd hij als onafhankelijk kampioen van België in het veldrijden en ook op de weg kon hij meer dan zijn mannetje staan. Zware koersen zoals Brussel-Luik en Brussel-Luxemburg schreef hij op zijn naam.
In 1924 debuteerde hij in de hoogste categorie. Veel aanpassingsproblemen kende hij niet want reeds tijdens zijn eerste profjaar won hij een rit in de Ronde van België. Een nieuwe ronderenner leek geboren. In 1927 waagde hij voor het eerst zijn kans in de Ronde van Frankrijk. Als debutant liet hij meteen van zich spreken : tot eenieders verbazing won hij de tweede rit, die liep van Dieppe naar Le Havre. Hij zou zich trouwens tijdens die Tour opwerpen als één der absolute smaakmakers en dit zonder enige ervaring. Hij schreef dat jaar ook nog de dertiende etappe van Perpignan naar Marseille op zijn naam en als kers op de taart eindigde hij in het eindklassement op een schitterende tweede plaats. Ook voor Maurice De Waele gold dus duidelijk het gezegde dat grote kampioenen niet veel tijd nodig hebben om zich met de besten te kunnen meten !
Het jaar nadien, in 1928, werd hij ingelijfd in de grote Alcyonploeg. Niettegenstaande hij opnieuw twee ritten won, kwam hij toch nog niet in aanmerking voor eindwinst in Parijs. Een derde plaats werd zijn deel. Maar in 1929 viel er niet te tornen aan het meesterschap van de Meetjeslander. Hij was veruit de sterkste in de Pyreneeën en controleerde nadien de overgangsetappes. Maar het eten van bedorven voedsel leek nog roet in het eten te gooien. In de nacht voor de rit over de beruchte Galibier verbleef Maurice meer in ‘het kleine kamertje’ dan op zijn bed. Er was heel wat werk aan de winkel om hem enigszins te kunnen opkalefateren en de leider werd veeleer een ‘lijder’. Die dag dwong Maurice De Waele bij iedere volger het grootste respect af. Als een levend lijk legde hij in de zware Alpenrit de basis voor zijn zwaar bevochten Tourzege. In de laatste ritten naar Parijs werd hij niet meer verontrust en schreef wielergeschiedenis door als enige Meetjeslander ooit de Ronde van Frankrijk te winnen. Organisator Henri Desgrange was niet echt opgezet met de zege van Maurice en liet dat ook voldoende blijken in zijn blad l’Auto. Maar Maurice De Waele snoerde bijna onmiddellijk alle kritiek door kort nadien ook de oerlastige Ronde van het Baskenland te winnen.
Maurice De Waele werd als een held ontvangen in Maldegem. Een nooit geziene massa bracht hulde aan hun wielerkampioen. Toch kwam er geen vervolg op dit succes. Het jaar nadien werd hij niet geselecteerd voor de Belgische ploeg en amper twee jaar na zijn Tourzege zette Maurice een punt achter zijn carrière. Een loopbaan die hem geen windeieren had gelegd : hij stampte een Fordgarage uit de grond en bracht bovendien ook nog eens zijn eigen fietsen op de markt.
Maurice De Waele overleed op amper 55-jarige leeftijd na een slepende ziekte. Nu na al die jaren is de enige Meetjeslandse Tourwinnaar nog niet vergeten : in Maldegem is het sportcomplex naar hem genoemd en in Lovendegem is een mooi monument voor hem opgericht. (Mark Van Hamme)