Ik ben Everaert Albert, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Awbeir (Eeklo's voor Albert).
Ik ben een man en woon in Eeklo (België) en mijn beroep is ...bloggen.
Ik ben geboren op 11/02/1948 en ben nu dus 76 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: mijn blog, foto's, computer, fietsen...
In de archiefwereld wordt als vuistregel gehanteerd dat op een nieuw adres voldoende ruimte moet zijn voor vijftien à twintig jaar aanwinsten.
Toen het Eeklose Stadsarchief eind 2006 de stadhuiszolder verliet, was het ca. 850 meter groot. Met wat passen en schuiven kwamen in het Stadskantoor zo'n 1350 meter ter beschikking. Ruim voldoende, zou men zeggen, maar ...
1. Allereerst hadden de stadsdiensten al een paar decennia lang niets mogen overmaken omdat de zolder al overvol zat, tot in de gebinten toe. Vooral bij Financiën was de situatie dramatisch, met dozen opgestapeld in de gangen en zelfs gedeeltelijk in de schuilkelder onder de Markt. Bij de meeste diensten was er zelfs niemand meer die van de mogelijkheid tot overmaken afwist.
2. Verder waren er in de welvaartsjaren een aantal bijgekomen (jeugd, sport, cultuurbeleid, ...) , die na verloop van tijd ook geen weg meer wisten met hun paperassen.
3. Voor nog meer uitbreiding zorgde de ambitie van de stadsarchivarissen om het archief uit te bouwen tot een veelzijdig documentatiecentrum, waarbij verenigingen, bedrijven en privéverzamelaars de kans werd geboden hun documenten voor de latere generaties ter beschikking te houden.
4. De vele vrijwilligers ten slotte zorgden zelf ook voor uitbreiding, door de vele tientallen tekstedities, klappers, indexen en cd's die zij produceerden.
Het resultaat van dit alles is dat de collecties acht jaar na de verhuizing de 1200 meter al gepasseerd zijn. Dit betekent niet dat de stad zich onmiddellijk zorgen moet maken over uitbreidingskosten. Omdat het probleem zich in alle grote archieven aftekent, hebben de nationale verantwoordelijken beslist dat sommige fondsen uitgedund mogen worden. Een van de belastendste bijvoorbeeld is dat van de bewijsstukken bij de rekeningen, in grote steden goed voor een paar honderd meter per jaar. Behalve voor de laatste dertig jaar is het voor de naoorlogse periode voldoende één jaar op de zes (bijv. 1950, 1956, 1962 ...) te bewaren.
Een andere - nog niet officieel toegestane – ruimtebesparing zou de liquidatie van de parallelle rekeningen kunnen zijn: in de jaren '70 en '80 moest het secretariaat een dubbel van de boekhouding van financiën bijhouden. Het opheffen daarvan zou voor Eeklo zo'n twintig meter ruimtewinst opleveren.
Intussen trekken alle stadsdiensten ook volop de kaart van de digitalisering, waardoor de papierberg aanzienlijk minder snel aangroeit. Uitbreiding zal dus de eerstkomende decennia wel niet aan de orde zijn.
De vrachtwagen staat klaar om met een levering te vertrekken aan de textielfabriek van Van Damme's in 1929. Hier had men van "delivery on time" nog niet gehoord
en van platte banden hadden ze ook geen last want de
Op het Canadaplein staat er een gedenkteken van De soldaat en het meisje.
Misschien zijn er mensen die zich afvragen welk verhaal daar achter zit.
Hier volgt dan de beschrijving.
Valeer Geirnaert en Alma Lecomte, de soldaat en het meisje
Op 10 mei 1980 werd in het Prinsenhofparkje, sinds kort Canadaplein, het beeld "De soldaat en het meisje" onthuld. Dit witmarmeren standbeeld van Leo De Buysere werd door George E. Spittael geschonken en betaald met de opbrengst van "Duel aan het Schipdonkkanaal", de Visser-Neerlandiaprijs en een persoonlijke bijdrage. Het beeld, opgedragen aan alle (zowel burgerlijke als militaire) oorlogsslachtoffers van Eeklo en straks officieel Canadees oorlogsmonument, toont een stervende soldaat die ten hemel wordt gedragen door een jong meisje. Het verhaal van de soldaat en het meisje is een waargebeurd verhaal, en vertelt de lotgevallen van de vijfentwintigjarige Valeer Geirnaert en de veertienjarige Alma Lecomte, allebei uit het Sterrestraatje.
DE SOLDAAT...
Valeer Geirnaert, zoon van twee hardwerkende mensen uit het smalle Sterrestraatje, was 25 toen hij werd gemobilizeerd bij het 23ste Infanterie Regiment. Valeer vocht in mei 1940 langsheen het Albertkanaal en kwam eind mei met zijn regiment naar het Schipdonkkanaal, op enkele kilometers van zijn geboortestad Eeklo. Daar hoorde hij op 23 mei dat het centrum van Eeklo, en ook de vlakbijgelegen Sterrestraat, zwaar was gebombardeerd. Onzeker over het lot van zijn familie, was hij vastberaden om de Duitse bezetters tot de laatste snik te bekampen. 's Anderendaags braken de Duitse troepen door in zijn sektor en Valeers geschut werd omringd. Hoe hij ook van zich afbeet, hij werd overmeesterd en zwaargewond. Zijn kameraden droegen hem over het Schipdonkkanaal naar een oude hoeve (pittig detail: deze hoeve werd later gekocht door kunstenaar Leo De Buysere die er het standbeeld "De soldaat en het meisje" ontwierp !) waar hem de eerste zorgen werden toegediend. Later bracht een Duitse ambulance hem naar een veldhospitaal in Nieuwkerken-Waas, vlakbij Sint-Niklaas. Daar overleed hij op 29 mei 1940 en hij werd er begraven als "onbekend", omdat zijn vrienden niet alleen zijn bebloede kleren, maar ook zijn identiteitspapieren hadden verwijderd en achtergelaten op het slagveld. Die papieren werden kort nadien op de plaats van het onheil teruggevonden en de familie in Eeklo werd verwittigd. Maar die meenden dat Valeer ergens gewond was ondergebracht. De familie Geirnaert bleef acht maand in het ongewisse omtrent het lot van Valeer, tot een berichtje uit Nieuwkerken-Waas arriveerde: daar lag een niet-geïdentificeerde soldaat begraven die aan de persoonsbeschrijving van Valeer Geirnaert beantwoordde. Valeers broers trokken naar Nieuwkerken-Waas, waar ze het lichaam van hun onfortuinlijke broer identificeerden.
...EN HET MEISJE
Valeer Geirnaert had zich die 23ste mei 1940 onterecht ongerust gemaakt: toen rond 13 uur de sirene een nieuwe Duitse luchtaanval in Eeklo aankondigde, was de familie Geirnaert uit de Sterrestraat gevlucht om elders onderdak te zoeken. Maurice Lecomte, een timmerman uit hetzelfde straatje, was op dat ogenblik grafkruisjes voor acht Franse soldaten aan het maken in zijn atelier. Bij het horen van de snerpende sirene, vluchtte hij zijn woning binnen om samen met zijn vrouw Josephine, zijn schoonvader en zijn twee dochters Irene en Alma in de kelder te schuilen. Net op tijd, want enkele ogenblikken later werd Eeklo-centrum gebombardeerd. Drie huizen in de Sterrestraat werden volledig vernietigd, twee ervan (waaronder dat van de familie Geirnaert) waren leeg, in het derde (het huis in het midden) zat de familie Lecomte nagenoeg onbereikbaar in de kelder op hulp te wachten. En die hulp liet lang op zich wachten, omdat het smalle straatje volledig geblokkeerd was door puin, wat de redding fel belemmerde. Toen de hulpdiensten de ontruiming van het huis Lecomte begonnen, haalden ze eerst de 77-jarige schoonvader van onder het puin. De arme man zou vier dagen later in Gent aan zijn verwondingen overlijden. Rond 17 uur, dus vier uur nà het bombardement, werd de eveneens zwaar getroffen Josephine gered en een half uur later vond men Maurice en zijn dochter Irene. Zij waren niet zozeer gekwetst, maar wel in shocktoestand. Uiteindelijk, rond 19 uur, werd het laatste gezinslid van de Lecomtes gevonden: de zieltogende veertienjarige Alma die 's anderendaags zou bezwijken.
Het is een wet waar niet aan te ontkomen valt: wat veel gebruikt wordt slijt.
In een archief is het probleem dat veel bewaarde stukken uniek zijn. Die worden gelukkig niet permanent gehanteerd, maar in de loop van de decennia stapelen vlekjes, vouwen en scheurtjes zich wel op.
Doordat in de meeste archieven negentig procent van de bezoekers genealogisch geïnteresseerd is, hebben vooral de personenregisters te lijden: het GHO-trio (geboorten, huwelijken & overlijdens), maar ook de tienjaarlijkse tellingen en vooral de klappers daarop.
Vóór de ontwikkeling van de digitaliseringstechnieken pakte het Eeklose Stadsarchief dit aan op twee manieren. In eerste instantie werden alle gegevens uit deze bronnen gebundeld in tabellen en registers. Een flinke stap vooruit, omdat veel genealogen alleen uit zijn op namen en data. Voor de minderheid die ook een foto van het origineel wil, maakte het archiefteam al in de jaren negentig hoogwaardige fotokopieën, die in stevige boekbanden ter beschikking werden gesteld. De waardevolle banden uit het Ancien Regime komen dus nog nauwelijks uit de kast.
Maar voor de recentere periode speelt de omvang van de collecties parten. De GHO-reeks van Burgerzaken (1796-1910) is meer dan elf meter breed, en bevat ruw geschat zo'n tachtigduizend akten. Met de oude technieken goed voor evenveel vellen papier, een paar duizend uur werk én een reeks kopieertoestellen. Onbegonnen werk, waar dan ook niet aan begonnen werd ...
Met de komst van scanners op groot formaat veranderde de rekening: die gaan lang mee, kopiëren twee pagina's tegelijk en verbruiken geen papier. Maar de stad of gemeente die zo'n digitaliseringsopdracht aan een professionele firma toevertrouwt, is nog een smak geld aan werkuren kwijt. Vrijwilligers doen dan dan weer gratis. Met hun hulp hebben een paar Meetjeslandse gemeenten de niet te onderschatten taak al aangevat. Eeklo is gevolgd, maar met de handicap van het hierboven geciteerde grote aantal akten.
Over de verwerking wordt nog nagedacht. Koppeling aan de digitale gegevensindex is praktisch en handig, maar leidt voor Eeklo tot onhandelbare mastodontbestanden. Een tweede mogelijkheid is de bundeling per tien, vijftien of twintig jaar op dvd's. Omdat de pc die fotoscans automatisch alfabetisch rangschikt, is terugvinden een kwestie van slechts enkele seconden. Voor de uiterst kwetsbare 19de-eeuwse registers is het project alvast een goede zaak: de meer dan 300 ruggen op groot formaat slijten snel, en herstellingen van minder dan 75 euro zijn een uitzondering geworden.
Vervolg van het interview dat Marc Van Hulle afnam van George in 1994.
MARC-ANTE ONTMOETINGEN
George E. Spittael, M.S.M. (Slot)
LIBERA ME
"Op de avond na de voorstelling van mijn eerste boek, startte ik de voorbereiding voor wat uiteindelijk "Libera Me" zou worden. Ik voelde dat ik met "Duel..." nog maar de helft had verteld, ik wilde ook berichten over de blijde gebeurtenis van de bevrijding. Kijk, ik loop nu al 45 jaar op het Canadees kerkhof in Adegem en telkens hoor ik er spreken over de dankbaarheid tegenover die 844 Canadese en 287 Gemenebest soldaten die er begraven liggen. Maar mij interesseerde wie onder die kruisjes lag, hoe zij aan hun einde waren gekomen. Van het merendeel van die 1.131 gesneuvelden heb ik dat kunnen achterhalen. Maar ik wilde ook schrijven over de Duitse verliezen in onze streek, omdat je enkel en alleen dan een juiste weergave van de strijd bekomt. Als men hoort dat er hier meer dan 800 Canadezen zijn gesneuveld, dan denkt men: "Jawadde !" maar men mag niet vergeten dat er aan de andere kant 2.400 Duitse soldaten hun leven lieten in deze korte maar heftige bevrijdingsstrijd." "Duitse soldatengraven hebben me altijd evenzeer gefascineerd. Ik herinner me dat ik in 1946 de kruisjes zag blinken op het Canadees kerkhof, maar toen ik met de fiets langs het Leopoldkanaal trok, zag ik er de kontrasterende erbarmelijke Duitse soldatengraven. Ik zeg dat het bij de tegenpartij niet allemaal beulen waren, maar kan men mij daarvoor Duitsgezind noemen ? Als een Duitse moeder mij om hulp vraagt om het lichaam van haar zoon op te sporen, moet ik dan weigeren ? Neen toch ? Het leed aan beide frontzijden is altijd even groot." In 1989 rolde "Libera Me" van de persen en het boek was van hetzelfde kaliber als Spittaels eerste. "Een geschreven stand-beeld voor dode soldaten", werd het genoemd. Bij het verschijnen kondigde de auteur ook aan dat hij nu een punt zou zetten achter zijn schrijversloopbaan. "Ik heb mijn leven willen vullen met drie goede zaken en die heb ik met mijn tentoonstelling en mijn twee boeken verwezenlijkt."
CANADAPLEIN 1994 is voor George E. Spittael een biezonder druk jaar. Niet alleen mocht hij in maart naar Canada afreizen om er zijn Meritorious Service Medal in ontvangst te gaan nemen, de vijftigste bevrijdingsverjaardag zorgt evenzeer voor een goedge-vulde agenda. Honderden Canadese oorlogsveteranen doen straks onze kontreien aan, en velen van hen hopen dat de kleine Eeklonaar, "le petit Belge", hen daarbij zal begeleiden. Enkele delegaties zullen ook een bezoek brengen aan het witmarmeren beeld "De soldaat en het meisje" op het Canadaplein (voorheen Prinsenhofpleintje). Dat monument wordt straks, op 8 september, overgedragen aan Canada en krijgt het statuut van officieel oorlogsmonument. Achter het beeld, dat sinds een paar jaar vanonder de drup van de bomen en uit de schaduw werd gehaald, komen op twee marmeren platen de dertig namen van de Canadese soldaten die in Eeklo tijdens de bevrijdingsgevechten hun leven lieten. "Die jongens gaan er niet door terugkeren en de namen zeggen misschien niet veel, maar wie er mijn boek op naleest, zal beseffen wat ze voor onze streek betekend hebben," zegt George. Bij mijn afscheid aan huize Spittael, na een gesprek van ruim vijf uur, vertelt George gauw nog het verhaal van de eigenhandig uitgevoerde ontgraving van een soldatenlichaam, ergens te velde in Moerkerke, tien jaar geleden. "Is het niet een beetje macaber om zoiets na veertig jaar nog te doen ?" vraag ik me luidop af. George E. Spittael, M.S.M. kijkt me ernstig aan en zegt dan ontwapenend: "Maar er zat toch een moeder op te wachten ?"
MARC VAN HULLE April 1994
Duits veldgraf in 1940 langs Wambuis - Raverschootstraat.