Hello evrybody,
Toen ik gisteren mijn ogen opentrok, keek ik buiten op een grijs wolkendek.
Ook de weerman op de radio, had het over een gebied van lage druk, en over de neerslag die uit de lucht ging vallen.
Ja, er zouden wat opklaringen komen in het westen, en het oosten zou het langste van de druppels kunnen genieten.
Over het noorden en het zuiden werd niet gepraat, en dus hadden die mensen geen weer.
Potverdekke, t was te peinzen dat ze in juli een hete zomer voorzien hadden, en tegen dat ik goed in verlof ben, dat ons Belgische weer terug zou zijn.
Ik rekte en geeuwde, en begon mij tevens aan het nadenken te zetten over wat ik zou doen tijdens mijnen dag.
Maar ik had al zoveel van mijn klein verstand uitgegeeuwd, dat ik telkens naar een ander moet bellen om raad te krijgen.
Ja, ik doe altijd beroep op een ander, omdat ik niet echt zelfstandig wil zijn!
Ze hebben mij altijd gezegd, dat ne kleine zelfstandige geen groot pensioen krijgt, en daarmee streef ik er ook niet naar hé.
Dus nam ik maar de telefoon:
-Hallo
-Ja Hallo
-Met wie spreek ik?
-t Is hier met Yitse!
-Ha, dan heb ik toch het goede nummer, ik ga u direct bellen, want ik moet u ne keer iets vragen.
-Hoe
ge hebt mij nu toch aan de lijn!
-Euh
ha ja t is waar ook, dan kan ik direct mijn vraag stellen.
-Zeg manneken, gij zijt nog niet goed wakker zekerst?
-Amai, welk model van telefoon hebt gij, dat ge kunt zien dat ik nog niet wakker ben.
-Zeg kieken, gaat ge mij nu eens vertellen voor wat ge belt, want ik ben mij hier aan het klaarmaken hé.
-Ha, awel
.ik bel gewoon om te weten, of gij niet weet wat ik vandaag eens zou kunnen doen.
-Zeg manneken, moet ge mij daarvoor bellen,
-Euh
.ik had het u ook kunnen schrijven, maar dan zou ik vandaag geen antwoordt meer gehad hebben, en t is wel voor vandaag hé.
-Wat weet ik nu wat gij wilt doen?
-Jamaar, wat zou gij doen, vandaag?
-Moest ik thuis zijn, dan zou ik stofzuigen, en mijne strijk doen.
-Euh
jamaar
.hebt ge zo niets die wat meer op vakantie trekt.
-Gaat eens wandelen hé!
-Ja, maar waar?
-Awel, ga eens naar ergens waar ge nog niet geweest zijt, en laat mij nu eens vijf minuten gerust, want ik ben mij aan het klaarmaken.
De telefoon werd ingehaakt, en ik nam rap mijn landkaart, om eens te kijken waar ik nog niet geweest was.
Amai zeg, ge kunt u niet inbeelden, hoeveel plaatsen er op die kaart liggen, waar ik nog niet geweest ben.
Ik moest ook wat rekening houden met het weer, want in het westen zou er af en toe een opklaring zijn, en in het oosten af en toe een bui.
Ja, in feite komt dat juist overeen uit, maar dat is omdat die mannen de windstreken zouden kunnen uit elkaar houden hé.
Op het moment, dat ik daar die landkaart aan het bestuderen ben, gaat plots weer de telefoon;
-Hallo, u bent verbonden met het automatische antwoordapparaat van chauffeurke.
Ik kan u momenteel wel beantwoorden, als ge niet te moeilijke vragen stelt.
Als u mijnen baas bent, gelieve na mijn verloftoon terug te bellen.
Ben je van de belastingen, bel dan naar het nummer van mijne pa.
Moet ik u nog geld, gelieve dan op het einde van de maand eens terug te bellen.
Ben je een senior, gelieve dan uw mails te lezen.
Ben je een vriend of vriendin dan
-zeg manneken, wat is dat daar met al uwe zever?
-Euh
.oei Yitse, ik was mijn antwoordapparaat aan het voorlezen, want ik neem niet voor iedereen op hé.
-Zeg manneken, met al uwe zever heb ik zoveel tijd verloren, dat ge mij eerst naar de GB kunt voeren.
-Euh
jamaar ik ging juist wandelen naar een plaats waar ik nog niet geweest was.
-Awel, ge kunt mij dan afzetten aan ne Gb waar ik ook nog niet geweest ben.
Potverdekke, nu moest ik eerst nog achter ons Yitse om haar commisses (boodschappen) te doen.
Dus wij maar beginnen rijden, naar ne Gb waar ze nog niet geweest was, en na een uur zaten we al 80km verder.
Af en toe keken we wel eens op de landkaart, maar ons Yitse had die kaart al langs alle kanten gedraaid, dat ik niet meer wist, waar nu dat lage drukgebied lag.
Op zeker moment, rijden we daar ne wegwijzer voorbij, met Scherpenheuvel-Zichem op.
-Zeg chauffeurke, zijt gij al naar Scherpenheuvel geweest?
-Nee
-Zouden we daar eens niet naartoe rijden?
-Euh
is er daar iets te zien?
-Ha, dat is toch een bedevaartplaats!
-Ha ja, dan zijn er meestal veel terrasjes waar ge kunt pannenkoeken en crémekes eten.
-Zeg manneken, ge gaat daar wel naartoe om te bidden hé, en we zouden best eens vragen of ze voor u ginder boven geen mirakel kunnen bestellen.
Wij dus naar Scherpenheuvel gereden, en ge kunt den basiliek niet missen!
Als ge niet op tijd stopt, rijd ge hem zo binnen.
We gingen eerst even de toeristische dienst binnen, om te vragen wat er zo te zien is in de omgeving, want als dat zon boerendorp gelijk Deftinge is, dan zijt ge best van eens te horen wat er zoal te zien is hé.
-Dag meneer.
-Dag meneer den toeristische informant, we komen eens horen of er hier zoal iets te zien is vandaag in de omgeving.
-In Scherpenheuvel is er de basiliek, en juist er naast ligt de waterput.
-De waterput? Jamaar
dat heb ik thuis ook hoor!
-Hier is het wel een speciale, want hij is van boven naar beneden gemetst, en hij is 62m diep.
-Allé, dat moet dan een lange koord zijn aan dienen emmer.
-Iets verder rij je naar Diest, en in de andere richting, rij je naar Averbode.
-Ha ja, Averbode
.dat zegt mij iets!
-Ja meneer, in Averbode staat de abdij, en ligt op het kerkhof van de abdij ook Ernest Claes begraven.
-Euh
.oei
.serieus?
-Meneer kent toch Ernest Claes?
-Vaneigens ken ik Ernest Claes!
-Wel, op de baan naar Averbode, vind je ook zijn huis dat te bezichtigen is.
In feite had ik genoeg informatie om de dag door te brengen.
Het was in feite Ernest Claes die mijn belangstelling genoot.
Het was in feite dank zij Ernest Claes, dat de streek van Zichem, Averbode en Diest bekend werd.
Zijn schrijven was de weergave van wat er in de streek gebeurde.
Het ravotte van de kinderen, de mensen die in de herberg kwamen met hun verhalen, en de dorpse jongens die gingen studeren naar de stad.
Zijn schrijven werd zelfs verfilmd, en dat blijft nog steeds in mijn geheugen geprint.
Na een paar kaarsen te hebben gebrand in de basiliek, en daar een paar koeken en spekken te hebben gekocht tussen de heiligenbeelden, reden we naar het huis van Ernest Claes.
Na een paar kilometers te hebben gereden, kwamen we aan het kleine huisje waar Nest geboren was op 24 oktober 1885.
We parkeerden de wagen, en liepen de steenweg over, die in fel contrast stond met wat hij vroeger beschreef.
In de voortuin, stonden een paar oude landbouwmachines.
En naast het kleine deurtje om naar binnen te gaan, hing een plaat met de foto van Ernest Claes.
Het zijn die momenten, waar ik af en toe een rilling van krijg.
Je staat op het punt, een andere wereld binnen te stappen.
De wereld van een grootheid, zoals ik onlangs de wereld van Gezelle ben binnengestapt.
Ons yitse stond al met het fototoestel klaar!
-Chauffeurke, zet u eens voor het plakaat, en zet u dan eens in de deuropening.
Ik poseerde nog niet weinig fier, maar tevens ook wat beschaamd.
En na al het geflits, stapten we het kleine huisje binnen.
Juist aan de deur, stond een kleine oude tafel, met erachter een jobstudent die de inkomsten regelt.
-Dag mevrouw en meneer, dat is dan 1euro en 50 cent alstublieft.
Ne mens kijkt af en toe wel op zijn centen, maar dat vond ik nu veel te goedkoop.
150 om twee personen toe te laten bij Ernest Claes?
Sommigen organiseren schoolreizen, waar ouders een gans jaar moeten voor sparen, maar aan het huis van een groot schrijver rijden ze voorbij.
Ja, het onderwijs is niet meer wat het geweest is hé.
De jonge dame zette zich recht, en vroeg of ze ons de plaatsen even mocht laten zien.
In het huis van Gezelle, nam dit een ganse tijd in beslag, en zijn we met heel wat bagage naar buiten gekomen.
Ja, na de uitleg van de gids, hadden we een basis om Gezelle te lezen en te begrijpen, wie of wat de man geweest was en gedaan had.
En we lieten hier de jonge dame dus ook maar voor ons uitlopen, met de hoop er ook iets van op te steken.
-Voila, dat is het achterplaatsje, met de bakoven, die normaal buiten staat, maar hier staat hij binnen.
En hiernaast, is de kelder, met boven het keldergat de slaapkamer.
Hier verder komt u dan in de plaats waar de mensen binnen kwamen, en u ziet ook nog de wieg van Ernest Claes staan.
Naast deze plaats, is er een plaats die nu als een soort museum is ingericht en waar ge bepaalde zaken van Ernest Claes kunt zien.
En nu lopen we terug even naar de andere kant, waar we in een plaats komen, waar het volk met standing werd ontvangen, zoals de pastoor en al deze die wat naam hadden.
En dan in de verste plaats, kan u de boeken van Ernest Claes zien.
Ik ga u laten rondwandelen op uw gemak, want er staat volk aan de ingang.
-Euh
jamaar
.
Ze was al terug op haar stoel gaan zitten, en wij stonden bijna buiten adem van de rondleiding, die maar drie minuten in beslag genomen had.
We besloten dan maar zelf op onderzoek te gaan, en ons in te leven in de tijd van toen.
Ja, alleen was het rustiger.
Ik liep terug naar de bakkersoven, en voor de oven stond een grote zetel.
Aan de muur hing een oude zwarte kapmantel, die in de tijd door de dames gedragen werd, en overal kon je oud gereedschap terugvinden.
Aan de andere muur, hingen twee vogelkooitjes.
En naast de zetel stond een tafel.
Ik stond voor de zetel, en het is op zon moment dat ik mij vragen stel.
Zou hij hier gezeten hebben, naast de oven?
Zou hij hier gerust hebben?
Zou hij hier zitten denken en schrijven hebben aan die tafel, of was het de andere tafel, die twee plaatsen verder stond.
-Zeg chauffeurke, zet u ne keer in diene zetel, dat gaat ne schone foto zijn.
-Maar
euh
.ik peis niet dat we ons daar mogen inzetten zenne!
-Maar jawel, ne zetel is ne zetel, en er is toch niemand, en die mamasel trekt haar niet teveel aan.
Ik keek even naar de oude zetel, en toen ik over het versleten zitvlak wreef, was het precies of hij mij uitnodigde om te gaan zitten.
Langzaam keerde ik hem de rug toe, en liet mijn handen rusten op de twee leuningen om mij te ondersteunen bij het zitten.
De zetel kraakte, en daar zat ik dan.
Op de plaats waar Ernest Claes vroeger zat, zat nu chauffeurke.
Ik sloot één enkel ogenblik de ogen, en waande mij in een andere tijd.
Achter mijn oogleden, stond ik plots terug in het verleden.
Op de kalender las ik 24 oktober 1885, toen ik ne kleine hoorde bleiten.
Het was de geboorte van Ernest Claes, de jongste van een groot landbouwersgezin van negen kinderen.
Het was geen arm gezin, maar vader Jozef en moeder Theresia moesten hard werken.
Er zaten herenboeren in de familie, en de voorouders aan vaders kant hadden nog deelgenomen aan de boerenkrijg.
Maar achter mijn oogleden ging alles zo snel, en ik zag de jonge Nest opgroeien in de weidse vlakten aan de demer.
Tussen de landschappen van Zichem en Averbode, waar hij waarschijnlijk zijn inspiratie haalde.
Of zou het in de ouderlijk hoeve geweest zijn, die tevens als herberg fungeerde.
Ik zonk dieper weg in de zetel, en rook zelfs de geur van het vers gebakken brood, die in de kleine plaats bleef hangen.
In de herberg, rook ik niet alleen het bier, maar ook de rook van de pijpen, waarvan Ernest Claes er regelmatig één tussen de lippen stak.
Maar het was in feite op school, dat hij voor het eerst met de literatuur kennis maakte, in de strafkamer van de school.
Daar hadden we ons eerste raakpunt gevonden, ook ik was begonnen met strafschrijven in t school.
Hij las Conscience, en ik moest onnozeliteiten overschrijven, terwijl ik onder mijn strafblad, het zonnekind aan het lezen was, die in Averbode gedrukt werd.
Toen ik de ogen terug opende, had ik even tijd nodig, om mij terug naar anno 2006 te begeven.
Ons Yitse stond daar voor mij, en soms stel ik mij de vraag, of een ander deze plaatsen of oorden op dezelfde manier ziet.
Ik stond recht uit de zetel, met hetzelfde gekraak, als toen ik er in gaan zitten was.
Ik wreef nog even over de leuning, zoals iemand over een schrijn met een relikwie zou wrijven.
En in gedachten sprak ik tot de zetel dat ik zeker nog eens terug zou komen.
In een andere plaats, kwam ik het tweede raakpunt tegen.
Ja, het is eigenaardig, hoe mensen soms zaken gemeen hebben.
In een glazen kast, lagen een paar oude schaatsen.
Een houten support, waar een roestig ijzeren mes onderstond.
Dezelfde, als deze die ik hier in mijn collectie heb.
Blijkbaar kon hij ook genieten van de natuur, zowel in de zomer als in de winter.
Ook zijn pijp lag in de vitrinekast, en ook daar herkende ik mij een beetje in.
Toen ik gestopt ben met roken, ben ik overgestapt naar het pijproken.
Maar als jonge gast, stond zo een rokende schouw niet tussen de jonge lippen, en ben dus maar volledig gestopt.
We liepen rond, van plaats naar plaats, en af en toe sloot ik even de ogen.
In de plaats, waar het chick volk werd ontvangen, bleven we nog even staan, en ook hier wou Yitse mij even op een stoel krijgen.
Naast de stoof, zette ik mij aan tafel op een rieten stoel.
Achter mij voelde ik de adem van De witte die op een schilderij afgebeeld stond, en ook hier verdween ik enige tijd achter mijn oogleden in een andere periode.
Ik zag de oorlogsjaren, en in 1914 troffen kogels en granaatscherven onze schrijver.
Hij werd als krijgsgevangene weggevoerd naar Duitsland, waar hij een tijd zwaar ziek was.
Maar wat nog opvallender was, is de periode na de oorlog.
Daar zie ik een derde raakpunt met Ernest Claes.
Ook hij is in het parlement beginnen werken, en is er zelfs directeur geworden van het beknopt verslag.
Toch eigenaardig, hoe mensen zoveel raakpunten hebben, in een leven waar zoveel jaren tussen liggen.
Toen ik terug de ogen opende, waren er al andere bezoekers in de kleine plaats gekomen.
Ik stond recht, en liep verder naar een plaats waar al zijn boeken te kijken lagen.
Door zijn ogen geschreven, door anderen gelezen!
We dwaalden nog wat van plaats naar plaats, en op één van de tafels stond een doos met boeken.
Allemaal van de schrijver.
-De heren van Zichem, ja die had ik thuis ook liggen, en gekregen in de tijd dat het op tv verscheen.
In dien tijd had ik interesse in het verhaal, maar stond er niet bij stil, wie de persoon achter het verhaal was.
De Witte ik bladerde naar de eerste bladzijde, en kon lezen dat het de 100ste druk was.
En tussen al die boeken, lag een boek ingepakt in doorschijnende plastiek.
Ik nam het uit het omhulsel en las;
-de geschiedenis van black door Ernest Claes 1932
Eerste druk
Met teekeningen van Fred Bogaerts
Ik liep naar de jonge dame aan het onthaal, en vroeg of die boeken soms te koop waren.
-Ja meneer, het zijn tweede hands, en de prijs staat op de eerste blz.
Ik liep terug naar de doos, en ging op zoek naar andere schrijfsels van zijn pen.
- Kobeke door Ernest Claes 21ste druk
-Ernest Claes en wij een literair en volkskundige studie.
Toen ik ging afrekenen, vond ik het in feite triest, dat zoveel mensen hier over de vloer komen en gaan.
Dat velen nog dagelijks in de avonturen van zijn schrijfsels verdwalen, en dat zijn boeken in zijn huis zo goedkoop de deur uitgaan.
Precies, of men gewoon komt rondneuzen uit nieuwsgierigheid, en dat men zijn boeken voorbijloopt.
Velen nemen ze wel in handen, maar niemand duikt zelf voor een paar cent nog in zijn geldbeugel.
Nee, Ernest Claes wordt vandaag misshien wel meer bezocht dan gelezen..
Na mijn aankoop, liepen we nog even in de tuin achter het huis, en ook daar draaide alles om en rond de natuur.
Op de toeristische dienst hadden ze ons verteld, dat hij begraven lag op het kerkhof van de Abdij van Averbode.
Het was maar een boogscheut van zijn huis, en dus reden we naar de Abdij.
Een oase van rust, temidden het groen.
Geen paters, broeders of Norbertijnen te zien.
Af en toe een toerist.
Drie man liep de binnenkoer van de Abdij op, en de rest van de bus stond aan te schuiven bij een ijsventer.
We gingen de kerk binnen, en ze was zoals ik ze op tv had gezien.
Terug buiten, konden we niet anders, dan een laatste groet te gaan brengen, aan de persoon voor wie we gekomen waren.
We stapten het kleine kerkhof op, en tegen de muur van de Abdij lag de held van al de verhalen die ik in mijn jeugd kon beleven op het kleine scherm.
Het geritsel van een kleine fruitboom naast zijn graf, speelde als muziek met de schaduw op zijn steen.
En ik,
.ik vouwde even mijn handen, zoals de boeren op het veld in zijn verhalen de handen vouwden om te bidden.
En ja,
..ik bad, dat al het schone die hij schreef nooit verloren zou gaan.
Het is soms moeilijk van tegen een grafsteen te praten, dat ondervind ik zelfs bij mijn moeder of bij Rogéke.
Maar ook hier zal ik dezelfde woorden gebruiken.
-Mr Ernest Claes, dank u voor al dat mooie dat je ons achtergelaten hebt
Dank u voor de woorden die gebleven zijn.
Dank u voor de mens die je was.
Nest als je mij hier boven kan lezen, dan zullen mijn woorden je ooit vervoegen.
Groetjes chauffeurke
|