Volgens sommige kenners van zoetigheid is het hedendaagse marsepein hetzelfde als het al in de vijftiende eeuw voorkomende amandelbrood. Zij kunnen echter niet uitleggen waarom beide termen in de zeventiende-eeuwse opsommingen voorkomen, en daar kennelijk verschillende zaken benoemen. Hoe dan ook: het woord 'marsepein' schijnt van Arabische herkomst te zijn, en in ook nu nog voorkomende marsepeinen figuren zijn duidelijk Germaanse invloeden te traceren. De term 'amandelbrood' is inmiddels nauwelijks meer bekend. Zeer oud moet in ieder geval de uitvoering van een heel varken of een varkenskop in een amandelbrood zijn. De Duitse uitdrukking 'Schwein haben' herinnert nog aan het volksgeloof dat het offeren van een dergelijk varken aan de god Freir geluk bracht. De gewoonte om geld te werpen in de zogenaamde 'spaarvarkens' zal eenzelfde herkomst hebben. Marsepeinen varkens, soms van een ontstellende grootte, komen nog elk jaar voor in vrijwel iedere banketbakkersetalage. Natuurlijk worden al eeuwenlang ook andere dieren in marsepein, dan wel amandelbrood, uitgevoerd, en sinds de vorige eeuw eveneens in chocola. Koeien en schapen zijn bovendien de gebruikelijke vormen waarin gekleurd suikerwerk wordt geleverd in de dagen voor het Sinterklaasfeest. In onze tijd lijkt iets van de oude symbolische waarde van de oorspronkelijke offergift terug te komen, wanneer men de in november opduikende marsepeinen rijbewijzen en televisietoestellen in ogenschouw neemt.
uit: Wie de koek krijgt, wie de gard. Ed van Eeden
Te oordelen naar Bredero's al eerder genoemde Moortje bestonden de Sinterklaaslekkernijen in de zeventiende eeuw uit zoete rijstebrij en 'boekende flensjes' (boekweitpannekoekjes met krenten en schijfjes appel), uit huisjes van peperkoek met suikererwten, kabeljouwogen en 'kapittelstokjes' (besuikerde pijpjes kaneel), en ook uit vijgen. Vanouds zijn ook al de verschillende zoete 'St. Claescoecken' en broodsoorten bekend, zoals daar zijn, amandelbrood, banketletters, honingtaart, marsepein, taaitaai, speculaas en pepernoten. Nog tot in de vorige eeuw werden veel van de koeksoorten kunstzinnig beplakt met goudpapier. Omdat de koeken daar echter niet bepaald smakelijker van werden, en het plakspul bovendien nog ongezond was ook, zijn deze praktijken echter in onbruik geraakt. uit: Wie de koek krijgt, wie de gard Ed van Eeden
Meer nog dan de uiterlijke verschijning van de hoog boven de mensen rijdende Sinterklaas, geven de talrijke bij zijn feest horende lekkernijen bewijzen van zijn deels Germaanse herkomst. De 'snoeperie ende slickerdemick', zoals Sint Nicolaashater Walich Sieuwert dat noemde hoort in ons land bij Sinterklaas, zoals de met ongewone spijzen overladen tafels en enorme slempartijen in andere westerse landen horen bij een kerstfeest of bij de viering van Sint Maartens naamdag. Waar in de buitenlandse keuken bij feestelijke gelegenheden tropische specerijen als nootmuskaat, kruidnagels en kaneel vooral worden gebruikt voor scherpe en hartige sauzen bij vlees- of visgerechten, maakt de Nederlanse Sinterklaaskeuken van die zelfde ingrediënten gebruik om zoetigheid te fabriceren. Merkwaardig is dat zich bij deze beslist buitengewone Sinterklaasgerechten geen apart soort drank heeft ontwikkeld. Natuurlijk: men noemt in dit verband met Sinterklaas wel anijsmelk, chocolademelk, saliemelk, slemp, kandeel, bandewijn met suiker, of zelfs de warme, met kaneel gezoete bischopswijn (N.B.: met één s), maar elk van deze dranken wordt ook wel bij andere gerechten geschonken, en de heilige Nicolaas heeft op dit gebied niets voor zichzelf.