Gebruik baard, pruik en snor nooit om uw gezicht te verbergen!
Hoofdpunten blog wandelen
sinterklaas
27-02-2006
Zwarte Piet
De knecht van Sinterklaas
Piet, zijn knecht, zo zwart als roet, Met een ketting aan zijn voet, Kijkt door 't vensterglaasje. Als dan allen, groot en klein, Goed en wel naar bed toe zijn, Roept hij Sinterklaasje.
In sommige gebieden in Noord-Duitsland en Zuid-Oostenrijk nam Ruprecht van lieverlee de functie van Sint Nicolaas over, zelfs tot en met diens naam (Ru-Klaus, Rumpelklas, Busseklas, Pelznickel). In Lutherse streken verdween de roomse Nicolaas natuurlijk zeker, hoewel pas na lange tijd. Zijn plaats werd ingenomen door het 'Christuskind', dat de brave jeugd eveneens geschenken bracht. In een aantal streken werd het 'heilige Kind' begeleid door knecht Ruprecht, die in hem een nieuwe meester had gevonden en dus blijkbaar onuitroeibaar was. Nog sterker; in bepaalde gebieden is Ruprecht uiteindelijk als enige van de drie hiervoor genoemde figuren in de folklore overgebleven. Dus was de oude Germaanse traditie taaier dan de christelijke leer.
In Oostenrijk werd Sint Nicolaas in de 17de en 18de eeuw vergezeld door een engel en een duivel, genaamd Krampus. deze is getooid met belletjes en sleept met kettingen; hij heeft een grote roe en stukjes houtskool voor de stouteriken. Dat is heden ten dage nog steeds het geval. Ook kent men daar Klaubauf, behaard, met hoorns, lange rode tong en kettingen. In sommige streken van Duitsland wordt de knecht nod steeds met Beëlzebub aangeduid. In roomse kringen in West-Duitsland treedt Sint Nicolaas nog altijd met zijn knecht Ruprecht op.
Vroeger kwam in St-Nicolaasspelen in Vlaanderen een zwartgemaakte en met dierenhuiden (dus een soort duivel) omhangen persoon voor, die kettingen achter zich aan sleepte. Telkens weer wist Sint Nicolaas hem te overwinnen. Later zou deze man de knecht van Sint geworden zijn.
uit: Op zoek naar Zwarte Piet Frits Booy Stichting Nationaal Sint Nicolaas Comité
Al in 1420 werden de duivelse dienaren van de jongensbisschop Nicolaas in de stadskroniek van Bazel genoemd. Dit verschijnsel vond zijn hoogtepunt in de 16de eeuw en verbreide zich over Midden-Europa. In Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk kregen deze dienaren van lieverlee een eigen naam zoals Ruprecht (=schitterend door roem, wat slaat op een Germaanse god) en Beëlzebub of Pelsebock (=vliegenpoep), Kampus (krammen=klauwen pakken), Klaubauf (klaub auf=raap op, namelijk appels en noten), Hans Muff (muffen= knorrig kijken) en Swarze Peter! Ze begeleidden - al dan niet gemaskerd - daar Sint Nicolaas die nu zelfstandig gaat optreden, dus los van het Nicolaasfeest op de scholen. Dit gezelschap bezocht en bezoekt sindsdien uitsluitend gezinnen met kleine kinderen. Knecht Ruprecht zag er uit als een sombere monnik met een lange baard, met zak en roe. Later wordt hij meer 'beschaafd' uitgebeeld.
Getooid met horens, vacht, staart en hoeven bedreigde hij als metgezel van de heilige Nicolaas stoute kinderen met een roe of ranselde hen daarmee af. Zo'n roe (bijeengebonden rijshout of bosje twijgen) was sedert de Middeleeuwen een geliefd tuchtmiddel bij schoolmeesters. Eigenlijk is dit zeer merkwaardig voor een duivel, want deze zou het kwaad juist moeten aanmoedigen en belonen in plaats van bestraffen. Of moet dat bestraffen zijn onderwerping aan het Goede juist onderstrepen?
Er is ook invloed van het hiervoor al genoemde verschijnsel van de 'Wilde Jacht', het rusteloze leger van Germaanse doden. De christelijke kerk wees dit natuurlijk af en het dodenleger werd gedemoniseerd en kreeg de duivel als aanvoerder. We vinden deze 'duivels' (vaak met maskers) in de Middeleeuwen terug als dienaren van Sint Nicolaas, gespeeld door een scholier (de zogenaamde jongensbisschop), in optochten van scholieren en studenten. Ook hier is nog invloed van oude Romeinse volksfeesten. Vanaf de 16de eeuw trokken in ons land in november/december groepen zwart gemaskerde of zwartgemaakte jongemannen de straten door om aan ramen en deuren te kloppen en te vragen naar stoute kinderen. Ze wilden zo indruk op de meisjes maken bij het zoeken naar een partner. Dit is voortgekomen uit oude Germaanse vruchtbaarheidsriten, die in de Sint-Nicolaascultuur zijn overgegaan. Het Klaasjagen en de Klaasomes op de Waddeneilanden zijn er overblijfselen van (Janssen 1993)
Zoals bekend werd de heilige Nicolaas de beschermer van deze jongeren, nadat hij volgens een legende drie studenten uit de dood had opgewekt. Op zijn sterfdag, officieel 6 december, vierden scholieren en studenten het Nicolaasfeest met het houden van optochten en het opvoeren van toneelstukken, gebaseerd op de Nicolaaslegenden.