Gebruik baard, pruik en snor nooit om uw gezicht te verbergen!
Hoofdpunten blog wandelen
sinterklaas
30-01-2007
De attributen van Sinterklaas
De attributen van Sinterklaas
Wie de moeite neemt om Jan Steens "Sinterklaasavond" grondig te bestuderen, treft op dat schilderij allerlei zaken aan die veelzeggend zijn, omdat ze nog steeds of juist niet meer bij het feest van Sint Nicolaas horen. Op dit en andere schilderijen worden noten en appels afgebeeld: voedzame geschenken die van oudsher worden geassocieerd met het midwinterfeest. Niet voor niets behoren bijde vruchten tot de traditionele kerstboomversiering. Ook de "duivekater", de knobbelig uitziende koek die rechts op Steens doek te zien is, heeft een Germaanse oorsprong. Een duivekater is een zoet offerbrood, dat een wat plezanter koekvorm is van het heelwat bloederiger beenderoffer: vergelijk het in Oostenrijk en Zwitserland nog altijd bestaande "scheenbeengebak". De in onze streken wel bekende "opzettertjes", figuurtjes van koek die met een uitsteeksel aan de onderkant in een daarvoor bestemd rondje konden worden opgezet, zijn sinds jaar en dag goeddeels vervangen door de aanzienlijk smakelijker, fraaiere en minder droge chocoladebeestjes. In de voor-christelijke periode moet het in Noordwest-Europa gebruikelijk zijn geweest de goden te vermurven met offers. Wie een vruchtbare veestapel, een succesvolle jacht, een goede oogst, een geschikte huwelijkspartner, of een grote schare kinderen wenste,liet dat zien door het karakter van zijn offers aan met name de vruchtbaarheidsgod Freier en de Schimmenruiter Wodan. Men zette deze goden op hun altaar dan een in zoet deeg uitgevoerde voorstelling van de betreffende wens voor. Hoelang deze wijdverbreide gewoonte heeft voortgeduurd, blijkt wel uit een overgeleverde preek van de heilige Eligius (588-659), die in onze streken met heilig vuur tekeer ging tegen de door hem als "heidens" bestempelde koeken. Ed van Eeden uit: Wie de koek krijgt, wie de gard
Als heilige is Sint Nicolaas vanzelfsprekend tegenwoordig op tal van iconen en schilderingen. Hoewel hij uit Klein-Azië afkomstig heet te zijn, wordt hij doorgaans afgebeeld als een westerse bisschop, met alle kerkelijke eretekenen die daarbij horen. Soms heeft hij zelfs het model van een kruiskerk in zijn hand. Als patroon van de zeelieden is hij wel te zien met een anker of zelfs met een schip. Vaker ziet men Sint Nicolaas echter met een pekelkuip waarin drie uit de dood verrezen jongelieden staan, of met de drie geldzakken die hij aan de verarmde meisjes ten bruidsschat gaf. Het officiële embleem van de heilige bestaat dan ook uit drie beurzen, appels of ballen. Van alle voorstellingen die het Sint-Nicolaasfeest uitbeelden, is het schilderij 'Sinterklaasavond' door Jan Steen ongetwijfeld, en terecht, het meest bekend. Steen laat een familie zien die bekijkt wat Sint heeft 'gereden'. Het kleine meisje in het stralende midden van het gezin is blij met het overvloedige lekkers, maar haar oudere broer krabt zich teleurgesteld achter de oren: hij heeft zijn roe gekregen. Zoals vaker bij schilderijen van Steen levert de gedetailleerde, met licht moralistische inslag neergezette weergave een schat aan materiaal voor de onderzoekers die een speciale belangstelling hebben voor de" alledaagse dingen in de zeventiende eeuw.
Ed Van Eeden uit: Wie de koek krijgt, wie de gard
Schilderij van Bartholomäus Zeitblom, Sint Nicolaas met de drie gouden ballen. Collections of the Governing Prince of Lichtenstein, Vaduz.
In opdracht van de vorst kregen drie soldaten uit zijn leger de opdracht om flink te stelen uit de open schatkist. Ze mochten er een nacht lang net zoveel van drinken en eten als ze op konden. De vorst kon dan als ze dronken waren met gemak de rest van het geld dat ze meenamen weer terugpakken! In de kerker kon de jonge ridder natuurlijk geen oog dicht doen. Bij elke beweging rammelde er wel een ketting en kwam er met veel kabaal een wacht kijken. Ratten en muizen hadden er vrij spel. Onze ridder wist met bidden de nacht door te komen. De wacht zou er snel genoeg van hebben en niet meer komen. Zo bracht hij de nacht biddend tot Nicolaas door. En zijn gebed werd verhoord. In een droom verscheen Nicolaas aan de drie dronken soldaten die hun roes lagen uit te slapen. Hij gaf ze streng de opdracht om al het gestolene weer terug te doen in de kist. Ook het geld waarvoor ze hadden gegeten en gedronken. Geschrokken werden de drie wakker en in paniek deden ze wat Nicolaas ze had opgedragen. Nu ze zijn macht gezien hadden, waren ze bang geworden. Als die Nicolaas al zo sterk was, wat zou God dan wel niet allemaal nog kunnen? Ze vulden uit hun eigen zak de kist weer aan. Ze deden er uit eigen beweging nog wat van hun eigen soldij bij, zodat ze zeker wisten dat ook de belofte waar zou worden, dat er zelfs méér in de kist zou zitten. Zo kon Nicolaas hen in ieder geval niets meer verwijten. Bij het eerste daglicht de volgende ochtend liet de vorst de jonge ridder uit zijn kerker halen. Overtuigd van zijn overwinning liet hij zijn schatbewaarder de inhoud van de kist tellen. Het houten Nicolaasbeeld gooide hij in de modder. Toen het geld tot de laatste munt tot twee keer toe geteld was, werd het muisstil op het plein. De vorst was al zijn grootspraak kwijt. Hij erkende de macht van Nicolaas. Enkele dagen later liet hij zich dopen en daarmee was aan de strijd tussen de christenen en de anderen een eind gekomen. Er was geen reden tot vechten meer. En Het beeldje? zul je nog vragen. Dat heeft zeer waarschijnlijk een plekje gekregen in de Nicolaas-kerk die ze in die stad Mosjasjk gebouwd hebben. Er kwamen zoveel mensen naar het beeldje van de jonge ridden kijken dat de stad een bedevaartsoord werd. Dit Nicolaas-wonder weten ze nog altijd te vertellen. René Klaassen uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap
Het antwoord van de jonge ridder kwam verrassend snel: "Oh ja? Vergeet jij dan eens een week om je offers te brengen!" De vorst reageerde ook scherp: "Bewijs jij dan maar eens dat die god van jou en zijn houten hulpje de besten zijn!" Toen hij na een paar klappen zijn adem weer hervonden had, riep hij: "Alles wat wij Christenen onder de hoede van Nicolaas brengen beschermt en vermeerdert hij..." Dat laatste sprak de vorst wel aan. Om zijn gelijk te bewijzen voor eigen volgelingen kwam hij met het volgende idee: "Laten we die heilige van jou eens op de proef stellen. Dat houten plankje van jou mag voor één nacht mijn schatkist bewaken hier op het plein van de stad. En als er maar één roebel ontbreekt...nee, als mijn schatten zich niet vermeerderd hebben, dan zullenwe je morgen ter dood brengen." De jonge ridder werd vervolgens opgesloten in een kerker. De vorst zette de kist open, midden op het plein op de verhoging die er voor al zijn executies al stond en liet het houten beeld van Nicolaas er boven op zetten. Daarne trok hij zich terug. In de nacht ging het natuurlijk mis met de schatkist. De godsvruchtige burgers van de stad durfden niets uit de kist te halen. (wordt vervolgd)
Een verhaal uit een oorlog. De soldaat krijgt geen naam: een jonge ridder uit het leger van de christenen. De andere kant wordt in de eerste versie van deze legende gevormd door een leger van de heidenen. Achtergrond: waarschijnlijk de kruistochten. De god van de heidenen krijgt wel een naam: Tergawant. Er is strijd tussen beide partijen op de grond. De strijd gaat op en neer, maar er komt een keerpunt. De heidenen krijgen de overhand. Ze slagen er in om meer overwinningen te behalen, ze nemen veel ridders van de christenen gevangen. Onder hen een jonge ridder. Bij het ontwapenen, blijkt hij onder zijn wapenuitrusting een klein houten beeldje te dragen van de heilige Nicolaas. Ze bespotten hem. Dat valt de vorst van de heidenen op en hij doet mee: "Heb jij vertrouwen in een onnozel stukje hout? Meer is het niet!" De jonge ridder heeft een eed gezworen om ridder te worden en zijn geloof trouw te blijven. Sterker nog, hij verdedigt het zelfs, al weet hij dat hij verloren heeft en is. We kennen de wreedheid van de heidense vorst niet, net zo min als het respect dat hij voor zijn tegenstanders heeft. De spot gaat over in een discussie tussen de vorst en de jonge ridder: "Stukje hout? Dat is het beeld van een heilige: Nicolaas deBarmhartige! Bij hem heeft nog nooit iemand tevergeefs om hulp gevraagd." Het antwoord is bits: "Mijn god, de grote Tergawant, hoef je niet om hulp te vragen, die is er al voordat je vraagt.!" (wordt vervolgd) René Klaassen uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap
En toen zei de Schimmel: 'Ik wil een kroket Met mosterd. Ik wil een kroket in m'n bed.' 'Hij ijlt,' zei de arts. 'Hij weet niet wat hij zegt!' 'toch ga ik het proberen,' zei Pieter de knecht. En Piet ging naar buiten en ging heel hard lopen om ergens twee warme kroketten te kopen. Toen Pieter terugkwam om twintig voor zeven, toen heeft hij het paard een kroketje gegeven, hoewel dokter Vermaden het af had geraden. ''t Is onverantwoordelijk!' zei de man bits. Maar nu is het paard van de bisschop weer kits! Dus maak je niet angstig! En maak je geen zorgen. Want Sinterklaas komt. Mét zijn paard. OVERMORGEN.'
(Bron: Annie M.G. Schmidt, Op visite bij de reus,Amsterdan, Querido, 1979)
De maan scheen zo vriendelijk door al de bomen, toen Schimmel in 't ziekenhuis op werd genomen. Daar lag hij in bed. En de Sint was in tranen, hield teder z'n hoef vast en streelde z'n manen. En buiten op straat stonden duizenden mensen om Schimmel vooral maar het beste te wensen. Verpleegstertjes liepen zo zacht op hun tenen en Piet zat alleen in z'n hoekje te wenen. De dokter zei: 'Hm,' met een ernstig gezicht. 'Vooral maar niets eten! Hij moet doorgelicht. Hij heeft een infectie, hij krijgt een injectie, z'n pols is te zwak en z'n neus is te droog! Niets eten! Zijn temperatuur is te hoog.' (wordt vervolgd) Annie M.G. Schmidt
Heb je 't gehoord van het paard van de Sint? O luister dan, luister dan, luister m'n kind. Je weet dat het paard alle daken bestijgt en overal hooi en een worteltje krijgt? Nu was er een jongen in Koog aan de Zaan, die had rodekool in zijn schoentje gedaan en daar kon de schimmel waarschijnlijk niet tegen. Hij heeft er zo'n pijn in z'n buik van gekregen.... Men wilde de dierenarts bellen, maar nee, de Sint zei onmiddelijk: 'Wat een idee! Mijn paard is zo menselijk, 'k vind het niet wenselijk. 'k Haal liever dokter Vermaden erbij en is er een plaats in het ziekenhuis vrij?' (wordt vervolgd) Bron: Annie M.G. Schmidt, Op visite bij de reus, Amsterdam, Querido, 1979