Gebruik baard, pruik en snor nooit om uw gezicht te verbergen!
Hoofdpunten blog wandelen
sinterklaas
09-03-2006
Op zoek naar Zwarte Piet
Hevige strijd om de juistheid van deze twee theorieën (2)
De rooms-katholieke herkomsttheorie vertoont toch enkele zwakke punten, vragen die niet via legenden en dergelijke kunnen worden beantwoord. Zo is het merkwaardig dat in vele Midden-Europese streken, vooral in het Alpengebied, de duivelachtige figuren in de traditionele Nicolaasgebruiken meer centraal zijn komen te staan dan de heilige zelf. Nog moeilijker wordt het te verklaren, waarom onder andere in Duitsland de Nicolaasfiguur zich ontwikkelde tot een afschrikwekkende gestalte waarmee de jeugd werd bang gemaakt.
In de Nederlandse en Vlaamse sinterklaascultuur duiken er weer heel andere vragen op. Als onze sinterklaasgebruiken namelijk niets met Wodan en de zijnen te maken hebben, hoe is het dan te verklaren, dat onze Sinterklaas a) op een schimmel b) over de daken rijdt met c) een bediende, die lekkers en geschenken d) door de schoorsteen gooit? Bisschoppen reden sinds de late Middeleeuwen weliswaar aan hun stand verplicht op een paard, maar van bisschop Nicolaas van Myra is dat niet bekend. En over de daken ging hij zeker niet! Hij gooide geld of goed gevulde beurzen via een deur of raam naar binnen, maar had daarbij geen assisterende bediende.
Uit dit alles blijkt dat we die Germaanse elementen niet zomaar mogen negeren, laat staan ontkennen. uit: op zoek naar Zwarte Piet. Frits Booy
Hevige strijd om de juistheid van deze twee theorieën (1)
In de 19de eeuw ontbrandde er tussen onderzoekers een hevige strijd over de herkomst van Sint Nicolaas en zijn zwarte dienaar. Rooms-katholieke geleerden vonden, ja eisten bijna, dat deze figuren alleen maar te verklaren waren uit de rooms-katholieke leer en heiligencultuur. De legenden en biografieën over de heilige bisschop Nicolaas van Myra, die soms een duivel aan zich onderwierp, bewezen dat volgens hen afdoende. De vele Nicolaasoptochten en Nicolaasdrama's door scholieren en studenten lange tijd gehouden respectievelijk opgevoerd, versterkten deze theorie. deze roomse geleerden waren fel tegen de theorie van anderen, die inhield dat Sint Nicolaas en zijn knecht (ook) uit de Germaanse mythologie zouden zijn ontstaan, namelijk afstammend van oppergod Wodan en diens begeleiders. Niet alleen vonden de roomse geleerden deze theorie heidens dus verwerpelijk, maar ook ontbraken er concrete bewijzen voor. Met dat laatste hadden ze wel een sterk punt. K. Meisen (1931) zou dit christelijke standpunt opnieuw verdedigen. De nazi-autoriteiten verboden het boek echter, omdat een belangrijk aspect van de Edelgermaanse cultuur erin werd verworpen.
uit: Op zoek naar Zwarte Piet - Frits Booy Een speurtocht naar de herkomst, de ontwikkeling en de betekenis van de dienaar van Sinterklaas
Piet, zijn knecht, zo zwart als roet, Met een ketting aan zijn voet, Kijkt door 't vensterglaasje. Als dan allen, groot en klein, Goed en wel naar bed toe zijn, Roept hij Sinterklaasje.
In sommige gebieden in Noord-Duitsland en Zuid-Oostenrijk nam Ruprecht van lieverlee de functie van Sint Nicolaas over, zelfs tot en met diens naam (Ru-Klaus, Rumpelklas, Busseklas, Pelznickel). In Lutherse streken verdween de roomse Nicolaas natuurlijk zeker, hoewel pas na lange tijd. Zijn plaats werd ingenomen door het 'Christuskind', dat de brave jeugd eveneens geschenken bracht. In een aantal streken werd het 'heilige Kind' begeleid door knecht Ruprecht, die in hem een nieuwe meester had gevonden en dus blijkbaar onuitroeibaar was. Nog sterker; in bepaalde gebieden is Ruprecht uiteindelijk als enige van de drie hiervoor genoemde figuren in de folklore overgebleven. Dus was de oude Germaanse traditie taaier dan de christelijke leer.
In Oostenrijk werd Sint Nicolaas in de 17de en 18de eeuw vergezeld door een engel en een duivel, genaamd Krampus. deze is getooid met belletjes en sleept met kettingen; hij heeft een grote roe en stukjes houtskool voor de stouteriken. Dat is heden ten dage nog steeds het geval. Ook kent men daar Klaubauf, behaard, met hoorns, lange rode tong en kettingen. In sommige streken van Duitsland wordt de knecht nod steeds met Beëlzebub aangeduid. In roomse kringen in West-Duitsland treedt Sint Nicolaas nog altijd met zijn knecht Ruprecht op.
Vroeger kwam in St-Nicolaasspelen in Vlaanderen een zwartgemaakte en met dierenhuiden (dus een soort duivel) omhangen persoon voor, die kettingen achter zich aan sleepte. Telkens weer wist Sint Nicolaas hem te overwinnen. Later zou deze man de knecht van Sint geworden zijn.
uit: Op zoek naar Zwarte Piet Frits Booy Stichting Nationaal Sint Nicolaas Comité
Al in 1420 werden de duivelse dienaren van de jongensbisschop Nicolaas in de stadskroniek van Bazel genoemd. Dit verschijnsel vond zijn hoogtepunt in de 16de eeuw en verbreide zich over Midden-Europa. In Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk kregen deze dienaren van lieverlee een eigen naam zoals Ruprecht (=schitterend door roem, wat slaat op een Germaanse god) en Beëlzebub of Pelsebock (=vliegenpoep), Kampus (krammen=klauwen pakken), Klaubauf (klaub auf=raap op, namelijk appels en noten), Hans Muff (muffen= knorrig kijken) en Swarze Peter! Ze begeleidden - al dan niet gemaskerd - daar Sint Nicolaas die nu zelfstandig gaat optreden, dus los van het Nicolaasfeest op de scholen. Dit gezelschap bezocht en bezoekt sindsdien uitsluitend gezinnen met kleine kinderen. Knecht Ruprecht zag er uit als een sombere monnik met een lange baard, met zak en roe. Later wordt hij meer 'beschaafd' uitgebeeld.
Getooid met horens, vacht, staart en hoeven bedreigde hij als metgezel van de heilige Nicolaas stoute kinderen met een roe of ranselde hen daarmee af. Zo'n roe (bijeengebonden rijshout of bosje twijgen) was sedert de Middeleeuwen een geliefd tuchtmiddel bij schoolmeesters. Eigenlijk is dit zeer merkwaardig voor een duivel, want deze zou het kwaad juist moeten aanmoedigen en belonen in plaats van bestraffen. Of moet dat bestraffen zijn onderwerping aan het Goede juist onderstrepen?
Er is ook invloed van het hiervoor al genoemde verschijnsel van de 'Wilde Jacht', het rusteloze leger van Germaanse doden. De christelijke kerk wees dit natuurlijk af en het dodenleger werd gedemoniseerd en kreeg de duivel als aanvoerder. We vinden deze 'duivels' (vaak met maskers) in de Middeleeuwen terug als dienaren van Sint Nicolaas, gespeeld door een scholier (de zogenaamde jongensbisschop), in optochten van scholieren en studenten. Ook hier is nog invloed van oude Romeinse volksfeesten. Vanaf de 16de eeuw trokken in ons land in november/december groepen zwart gemaskerde of zwartgemaakte jongemannen de straten door om aan ramen en deuren te kloppen en te vragen naar stoute kinderen. Ze wilden zo indruk op de meisjes maken bij het zoeken naar een partner. Dit is voortgekomen uit oude Germaanse vruchtbaarheidsriten, die in de Sint-Nicolaascultuur zijn overgegaan. Het Klaasjagen en de Klaasomes op de Waddeneilanden zijn er overblijfselen van (Janssen 1993)
Zoals bekend werd de heilige Nicolaas de beschermer van deze jongeren, nadat hij volgens een legende drie studenten uit de dood had opgewekt. Op zijn sterfdag, officieel 6 december, vierden scholieren en studenten het Nicolaasfeest met het houden van optochten en het opvoeren van toneelstukken, gebaseerd op de Nicolaaslegenden.
In de middeleeuwen had de alles overheersende rooms-katholieke kerk het dualisme ingesteld om haar meest wezenlijke functie te benadrukken en vorm te geven: het Goede werd nadrukkelijk tegenover het Kwade gesteld. Aangezien de meeste trouwe gelovigen naïeve analfabeten waren, moesten abstracte begrippen als Goed en Kwaad, Liefde en Lijden, Hoop en Trouw door menselijke figuren worden voorgesteld. Het Goede werd uitgebeeld door een witte of in het wit geklede menselijke figuur; een engel of een heilige; het kwade door een zwarte of in het zwart geklede bokkenfiguur; Satan of de Duivel. Bokkenfiguur? Dus toch een onbedoeld verband met de Germaanse vruchtbaarheidsriten met offerdieren als de bok? Ja, want beide culturen zijn beïnvloed door de Romeinse godsdienst, namelijk de herdersgod Pan, die seksbelust achter de bosnymfen aanjoeg. Denk ook aan negatieve termen als: een geile bok, een oude bok lust wel eens een groen blaadje,bokkig,bokkensprongen, en bokkenpruik. In de middeleeuwen was de Zwarte (naar het zwarte pek uit de hel) een verhullende bijnaam voor de duivel, die toen ook Pietje Pek of Zwarte Piet genoemd werd. Van de duivel werd geloofd dat hij bij stervelingen via de schoorsteen, de weg van het geestenrijk naar de mensenwereld, binnendrong. Er zijn afbeeldingen uit die tijd die laten zien hoe een duivel een zak (!) met verdorven zielen naar de muil van de hel sleept. In enkele legenden wordt verteld hoe de heilige Nicolaas van Myra vecht met een duivel en deze aan zich onderwerpt. Wie had trouwens iets anders verwacht van een heilige! Sint Nicolaas houdt daarna de duivel aan een ketting in bedwang. We zien dat gevecht vaak in kerken duidelijk afgebeeld. De duivel was dus gedwongen om de heilige te volgen, waardoor hij wat minder angstaanjagend werd. Langzamerhand werd hij meer uitgebeeld als een knecht. In Oost- en Midden-Europa werd hij gretig gebruikt als opvoedkundig middel.
Deze theorie stamt van Johann Grimm en andere 19de-eeuwse geleerden die de Germaanse cultuur bestudeerd hebben. De Germanen geloofden in vele goden zoals Romeinse bronnen vermelden. Volgens hen werd de oppergod Wodan, onzichtbaar voor stervelingen, vergezeld door twee zwarte vogels, raven. Wodan stuurde deze vooral in het najaar naar de aarde om voor hem na te gaan, of onze Germaanse voorouders behoorlijk leefden. Dezen offerden in het najaar aan Wodan graan, dieren waaronder zwijnen en bokken en vruchten in de hoop op veel vruchtbaarheid in het voorjaar. Nadat het christendom zich voorgoed hier had gevestigd, is Wodan door de jonge rooms-katkolieke kerk bewust vervangen door de heilig Nicolaas, bisschop van Myra. Volgens andere onderzoekers (Brom 1898) werd Wodan, voortaan het kwade beginsel aanduidende, in de Sint-Nicolaasoptochten uitgebeeld als een zwarte knecht, die aan Sint Nicolaas' paard vastgebonden was. Vandaar de spreuk 'Klaai en de duivel', door een misverstand 'Klaai de duivel' geworden, zoals men de duivel in Engeland old Nic noemt. Volgens deze opvatting werd Wodan zélf gedemoniseerd, niet een figuur uit zijn gevolg als Oel! Deze degradatie tot duivel diende in het algemeen om heidense godheden te bespotten en hen daardoor minder angstwekkend te maken.
We kunnen al enkele sinterklaaselementen herkennen. Zo zou er sprake zijn van een jonge Germaanse god Oel, die naar de rookgaten in de hutten van de Germanen werd gezonden om daar te zien en te luisteren, hoe deze zich gedroegen. Deze kwam steeds met zijn gezicht in de zwarte, vettige rook van de stookplaatsen, die uit de daken van de hutten opsteeg, waardoor hij van lieverlee zwart is geworden! Hetzelfde wordt beweerd over Wodans knecht Eckhart of Ruprecht, die laarzen van oppassende mensen op last van Wodan met goud vulde. In dit verband moet ook het Germaanse verschijnsel van de 'Wilde jacht' behandeld worden. Dat houdt in een leger van Germaanse voorouders die geen rust kunnen vinden, dat in de wintertijd onder leiding van Wodan of Ruprecht met zwartgemaakte gezichten door de lucht raasde. (Een verklaring van toen voor stormen en regenbuien in de herfst en winter.)
Wat de roe van Zwarte Piet betreft, deze wordt volgens sommigen verklaard als een vruchtbaarheidsroede uit de Germaanse tijd. Het was een groene tak waarmee geslagen werd om vruchtbaarheid te veroorzaken. Druïden zouden met zo'n tak (maretak?) circa twaalfjarige jongeren aanraken om hen zo bij de volwassenen in te lijven (de zogenaamde initiatie of inwijdingsrite). Vandaar dat in de beeldende kunst en in sommige sinterklaasboekjes bijna altijd kinderen van die leeftijd een roe hebben gekregen (zie het schilderij over het Sint-Nicolaasfeest van Jan Steen)
In Nederland en Vlaanderen was Sint Nicolaas tot in de 19 de eeuw onzichtbaar bezig, op misschien één uitzondering na. En hij deed dat helemaal alleen; pas na circa 1840 is er sprake van een dienaar. Dat geldt echter niet voor de Sint-Nicolaascultuur in Duitstalige landen en enkele Oost-Europese landen als Tsjechië. Daar kennen we vanaf de 15 de eeuw een donkere begeleider van Sint Nicolaas, die er afschrikwekkend duivels uitziet. In Frankrijk wordt de heilige sinds de 16 de eeuw vergezeld door een heel ander personage: een lange, griezelige blanke figuur. Deze angstaanjagende begeleiders waren bedoeld om kinderen op het rechte pad te houden of te brengen.Er blijkt veel meer achter dit verschijnsel te zitten dan we vaak vermoeden. Zo kennen we diverse theorieën die de herkomst van deze eeuwenoude begeleiders van Sint Nicolaas buiten ons land en Vlaanderen proberen te verklaren.
Over de historische Sint Nicolaas is weinig overgeleverd. De heilige werd rond 270 als 'Nikolaos' (= de volksoverwinnaar) geboren te Patras, in Klein-Azië. Zijn ouders moeten vermogend zijn geweest. Nicolaas werd tot bisschop gewijd in Myra, het huidige Demre in Zuid-Turkije. In die plaats stierf hij ook. Zijn sterfdatum, 6 december, is wel bekend, zijn precieze sterfjaar niet; dat moet rond 342 liggen. De schaarse bronnen uit zijn tijd getuigen ervan dat Nicolaas van Myra al bij zijn leven een legende moet zijn geweest. In de loop van honderde jaren vormden zich verhalen rond zijn persoon, dat niet meer is uit te maken waar de grenzen van de verdichting liggen. In ieder geval staat vast dat veel wonderbaarlijke zaken pas sinds recenter datum aan Nicolaas worden toegeschreven. De heilige uit Myra heeft bovendien eigenschappen aangenomen die oorspronkelijk aan andere formidabele Nicolazen moeten hebben toebehoord. Zo leefde er in de provincie Licië, waarvan Myra de hoofdstad was, van het einde van de vijfde eeuw tot 10 december 564 een Nikolaos Soinites, die abt van het klooster Sion en bisschop van Pinara was. Deze man genoot een reputatie van soberheid, en was een vermaard duiveluitdrijver. Ook aan paus Nicolaas I, die in 858 bisschop van Rome werd en 9 jaar later in het hoogste kerkelijk ambt werd bevestigd, worden mirakelen toegedicht. En dan is er natuurlijk nog Nicolaas van Tolentino, die in 1246 bij Ancona geboren werd nadat zijn kinderloze ouders een pelgrimstocht hadden ondernomen naar de Nicolaaskerk in Bari. Hij werd het 'juweel van de orde der Augustijner monniken', en stierf in1305 te Tolentino. In1446 werd hij door paus Eugenius heilig verklaard. Deze vijftiende-eeuwse heilige leeft nog voort in een Sinterklaasliedje:
Sint-Nicolaas van Tolentin, Breng mij eens een lekker ding, Een lekker ding van safferaan, Ik zal 't al in mijn korfje slaan. Mijn korfje staat te verkopen: Tien pond en een half, Een koe is geen kalf, Een paard is geen zwijn; Morgen zal 't Sint-Nicolaas zijn.
De combinatie der heilige Nicolazen leverde een soort superheilige op, die met name tussen de zesde en de twaalfde eeuw grote vermaardheid had, en in de Grieks-Orthodoxe wereld bijna even algemeen werd vereerd als Maria. De tientallen Sint-Nicolaasanekdoten en legenden werden voor het eerst gebundeld door de Normandische dichter Robert Wace (1100-1175), in zijn Vie de St.-Nicolas. Nadien ontstonden ook Latijnse en Franse mirakelspelen, waarvan het uit het einde van de twaalfde eeuw daterende, komische Jeu de St.-Nicolas van de Atrechtse troubadour Jean Bodel het meest bekende is geworden.
Uit: Wie de koek krijgt, wie de gard (Ed van Eeden)
Een edelman die vurig hoopte op de geboorte van een zoon, ging op bedevaart naar Myra om de zegen van bisschop Nicolaas te vragen. Bij zijn aankomst was Nicolaas juist gestorven en begraven. Vertrouwend op de kracht ervan nam de man een koorkap van Nicolaas mee naar huis. Om de relikwie te bewaren liet hij in zijn huis een kapel bouwen. De gebeden van de edelman werden verhoord en op 6 december, precies op de verjaardag van Nicolaas, werd het echtpaar een zoon geboren. Ze noemden hem Adeodatus, de door God geschonkene. Elk jaar opnieuw bedankten de ouders heel in het bijzonder de heilige Nicolaas.
Op de zevende verjaardag van Adeodatus viel een groep Arabische zeerovers het huis van de edelman binnen, roofden wat ze te pakken konden krijgen en namen ook het kind mee. Ze verkochten het aan hun koning, die het kind als dienaar in zijn paleis liet werken. Dagelijks schonk Adeodatus nu voor zijn heer wijn in.
Een jaar later, op de feestdag van Nicolaas, was hij zeer bedroefd, want hij verlangde hevig naar zijn ouders en zijn ouderlijk huis. Op datzelfde moment smeekten zijn ouders in hun kapel de heilige Nicolaas om hulp in hun zorgelijke situatie. De koning die merkte dat de jonge dienaar bedrukt was, vroeg hem wat er scheelde. Adeodatus zuchtte diep en vertelde hoe de feestdag van de heilige Nicolaas bij hem thuis gevierd werd en hoe hij naar zijn ouders verlangde. De koning glimlachte, en vroeg om een beker wijn en antwoordde: 'Er is geen macht of kracht, ook geen Nicolaas, die ons zal kunnen scheiden, zo waar als ik hier deze beker zal drinken.' Daarmee had de koning te veel gezegd. Een wervelwind teisterde plotseling het paleis en Adeodatus werd met beker en al meegezogen. De storm droeg hem door de lucht en zette hem neer aan de voeten van zijn biddende ouders. Met z'n drieën bedankten zij Sint-Nicolaas, hun beschermer en hun redder in nood.
Deze legende staat in verband met Nicolaas als bescherm-heilige van de kinderen.
uit: Sinterklaas op school - Jos Beke, Peter van Hasselt