Gebruik baard, pruik en snor nooit om uw gezicht te verbergen!
Hoofdpunten blog wandelen
sinterklaas
30-06-2008
een (oud) Sint Niklaaslied
Een (oud) Sint Niklaaslied (1) Lod. Mercelis Alf. Moortgat
Er gingen eens drie kinderen, drie broerkens langs de baan. De nacht begon te vallen: Ze wisten niet waar gaan. Daar stond het huis des slachters: "Zeg; slachterken 't wordt zo laat. Ge moest ons binnen laten we zijn zo bang op straat" "Wel zeker lieve kleinen. Ik heb een beddeken zacht. Waarin gij goed zult slapen. En dromen deze nacht."
't Was middernacht en donker Daar kwam de slachter wreed, Die d' arme slapende broerkens Als vee aan stukken sneed. Hij hield hun bloedige lijkjes, Gesloten in een vat, Zeer diep in zijne kelder, Te week in pekelnat. Doch bij hun kille lijkjes, Daar hield een engel de wacht, Die wakker hen moest kussen, Na lengen doodennacht. (wordt vervolgd) uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap
Op 5 december 1989 veranderde de kerktoren van Zaniglas in een reuze Nicolaas. Op deze wijze wilden de 3000 dorpsbewoners hun heilige eren onder de slogan: "De grootste Nicolaas ter wereld in het diepste dal van Zwitserland." De legende van St. Niklaus vertelt hoe de H. Nicolaas schuts- en kerkpatroon werd: "Twee kleine duivels wilden de berg Dorftusso op de kerk laten vallen. Om hierin te lukken begon de ene aan de voet van de berg te graven terwijl de andere de berg wou omduwen. De heilige Nicolaas stelde zich echter voor de Dorftusso op en richtte zijn beschermende hand naar de berg. De steenmassa's konden door zijn kracht het dorp en de kerk niet bereiken. Het ganse dorp bleef van het grote onheil gespaard en Sint-Nicolaas werd de schutspatroon van Sankt Niklaus." De uit 1650 stammende 37 m hoge kerktoren werd ingepakt tot een echte Nicolaas. De klokkentoren was het model voor zijn hoofd en het torendak gaf de vorm aan de mijter. De toren werd omgord door de tabbard. Een enorme staf maakte de Sint compleet. Het was dan ook niet te verwonderen dat vele hulpsinten op 5 december naar ST. Niklaus afreisden en daar de reuzensint zelf hoorden verkondigen dat hij de grootste ter wereld was. De recordpoging was ontegensprekelijk geslaagd. uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar (slot)
Een Sinterklaaspak en een Zwarte-Pietpak. 'We hebben het voor u gehuurd,' zeiden de kinderen. 'Met geld uit onze spaarpot. De pakken moeten wel terug, maar u mag ze een paar dagen houden.' Sinterklaas kreeg tranen in zijn ogen, zo blij was hij. En Piet danste van geluk. Achter de stenen leeuw van het monument verkleedden zij zich. En toen ze weer tevoorschijn kwamen, barstten alle kinderen in luid gejuich uit en zongen: 'Zie de maan schijnt door de bomen.' Dit was weer de goede Sint, zoals hij elk jaar in Nederland kwam. Dit was weer de vrolijke Zwarte Piet.
Nu zagen de grote mensen eindelijk ook, dat ze het heus waren. Niemand twijfelde meer. Al roken Sint en Piet nog steeds een beetje vissig...het hinderde niet meer.
Hij werd plechtig ontvangen, de Sint. Hij werd door iedereen toegejuicht, ook door de grote mensen en hij ging rond met Zwarte Piet, langs alle huizen, net of er niets gebeurd was. En cadeautjes om uit te delen had hij ook! Jazeker, al die pakjes die hij van de kinderen had gekregen, kon hij nu uitdelen. Ieder kind kreeg een cadeautje. En geen enkel kind kreeg zijn eigen speelgoed terug, daar zorgde Pieter wel voor. Zo gingen ze door heel het land. Sinterklaas ging per vliegtuig terug en hij mocht gratis per KLM omdat hij een Zeer Belangrijk Persoon was.
En toen hij terug was in Spanje, zond hij het Sinterklaaspak en het Zwarte-Pietpak aangetekend terug. Met een briefje erbij: Dit was de heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar. Dank U! Annie M.G.Schmidt
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar (6)
De vaders en moeders zeiden knorrig: 'Kom toch mee, Rietje, toe dan toch Jantje, dat is Sinterklaas niet, dat kun je toch wel zien. Dat is een man die naar vis ruikt.' Maar de kinderen rukten zich los en gingen toch. Sinterklaas gaf alle kinderen een hand en luisterde naar de liedjes. 'Waar is uw staf, Sinterklaas? En waar is uw meiter? Waar is de zak met cadeautjes?' vroegen de kinderen. Sinterklaas vertelde van de schipbreuk. 'Wat verschrikkelijk!' riepen de kinderen. 'Arme Sinterklaas. Arme Zwarte Piet. De stoomboot is vergaan en nu zijn ze hier zonder hun kleren en zonder eten.'
Een paar grote kinderen zeiden tegen elkaar: 'Weet je wat. Sinterklaas heeft ons zoveel keren cadeautjes gegeven, laten we het nu eens omdraaien. Wij geven hém wat.' Ze renden naar huis en kwamen terug met een heleboel pakjes. Er zaten boterhammen in en worstjes en appels en frieten en flesjes melk. De een na de ander gingen de kinderen thuis iets halen. Behalve eten brachten ze echte cadeautjes mee. Ze gaven hun mooiste speelgoed, hun treinen en kraanwagens en speelgoedbeesten. Hun poppen en winkeltjes en keukentjes. De grote mensen stonden in de verte te kijken en schudden hun hoofd. 'Wat een gekke boel,' riepen ze. 'Zo'n gewone man die naar vis ruikt...'
Er kwamen nog twee kinderen aan met een heel, heel groot pak. 'Wat zou daarin zitten?' vroeg Sinterklaas nieuwsgierig. Hij genoot zo van al die cadeautjes, hij kon er niet genoeg van krijgen. Voorzichtig maakte hij het grote pak open. En wat zat er in? (wordt vervolgd) Annie M.G. Schmidt
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar (5)
Daar stonden ze, in Amsterdam, midden op de Dam, voor het paleis. Tussen de duiven. Tussen de mensen. Sinterklaas keek eens om zich heen en deed wat hij ieder jaar deed als hij in Nederland was: hij knikte en hij wuifde en hij glimlachte. Er kwamen heel wat mensen langs. Maar ze keken niet eens naar Sint en Piet. Niemand keek. Niemand herkende hen. Helemaal niemand. 'Ik ben Sinterklaas,' zei de goede Sint tegen een voorbijganger. De heer bleef even staan, snoof en zei: 'Brave man, je ruikt naar vis.' Toen liep hij door. Helaas, het was zo, ze roken naar vis. En niemand, niemand, niemand herkende hen. Moedeloos gingen ze op een bank zitten bij het Monument. 'Daar zitten we nou,' zei Sint. 'Zegt u dat wel,' zei Piet. 'Geen cadeautjes. Geen geld. De mensen herkennen ons niet. Heb ik het niet gezegd: alleen om de cadeautjes houden de kinderen van u.'
Op dat moment kwam er een heel klein meisje voorbij aan de hand van haar oma. 'Sinneklaas...' riep het kind. 'Dat is Sinterklaas niet,' zei oma. 'Dat is zomaar een man.' 'Sinneklaas...' zei het kind koppig en probeerde zich los te rukken van oma's hand.
Een ander kind riep ook: 'Sinterklaas.' Een klein jongetje begon te zingen: 'Sinterklaasje bonne bonne bonne.' En al heel gauw stonden er wel duizend kinderen om de bank die juichten en zongen en schreeuwden. (wordt vervolgd) Annie M.G. Schmidt
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar (4)
'Dat is erg vriendelijk van u. Maar we hebben geen tijd,' zei de Sint. 'We hebben zelfs vreselijke haast. Hoe komen we ooit op tijd in Nederland. O lieve deugd, we komen nooit op tijd in Nederland. Daar zitten ze nu op ons te wachten en we komen te laat. Trouwens, we hebben niet eens geld om verder te reizen.'
'Mijn man brengt u wel naar Nederland,' zei de lieve mevrouw. Sinterklaas en Piet zaten op een open vrachtauto en klampten zich vast, want de visboer reed ontzaglijk woest. Hij reed door alle stoplichten en dwars door alle douaneposten. Hij gierde door de bochten en raasde langs de wegen en denderde door de stadjes. Maar voor de Sint reed hij niet hard genoeg. 'Als we maar op tijd zijn...als we maar voor 5 december aankomen...' zuchtte hij. 'Harder astublieft, harder.'
En na een hele dag en een hele nacht rijden waren ze in Nederland. 'Naar Amsterdam? vroeg de visman. 'Jazeker, naar Amsterdam,' zei Sinterklaas. 'De hoofdstad eerst.' 'Ik zet u hier af,' zei de visboer. 'Midden in Amsterdam. En ik ga direct terug; mijn vrouw zit te wachten. Adieu.' En weg was hij. (wordt vervolgd) Annie M.G. Schmidt
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar (3)
Hé hé, voorlopig waren ze gered. De goede Sint was z'n staf kwijtgeraakt. Z'n mooie mijter had hij nog op, maar het water droop eruit en het leek meer op een pudding dan op een mijter. 'En al m'n cadeautjes naar de haaien...' zuchtte Sinterklaas. 'En de marsepein en de chocoladeletters en de suikerbeesten, allemaal weg, allemaal weg. Wat moet er van ons worden? Hoelang zullen we nog ronddobberen?' 'Ik zie land!' riep Piet 'Kijk daar, land! En daar komt al een bootje om ons te redden. Dit moet de kust van Frankrijk zijn. Een Frans bootje!' Gered... Eindelijk gered! Druipend en rillend stonden Sinterklaas en Piet in de kamer van een lieve vishandelaar in een Frans kustplaatsje. 'Nous sommes Saint Nicolas et Pierre,' zei Sinterklaas. Dat is Frans en het betekent: Wij zijn Sinterklaas en Piet. Maar de vrouw van de vishandelaar begreep het niet zo goed. Ze zei enkel: 'Arme arme schipbreukelingen...'(ze zei het in het Frans natuurlijk). 'Doe die natte kleren maar uit. Drink deze warme melk. Ik zal u een pak geven van mijn man. Zijn zondagspak. En voor de jongen heb ik nog wel een stel kleren van m'n zoontje.' 'Hoe kunnen wij u ooit bedanken,' zei Sinterklaas. Hoe kunnen wij u ooit betalen. Al ons geld ligt in de zee.' 'Dat hindert niet,' zei de goede vrouw. 'U kunt ook bij ons logeren vannacht.' (wordt vervolgd) Annie M.G. Schmidt
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar
Op de foto klikken
De heerlijkste 5 december in vijfhonderdvierenzeventig jaar (2)
De storm werd steeds erger en heviger en woester en wilder en vreselijker. Huizenhoge golven, torenhoge golven... de stoomboot leek wel een plastic speelgoedscheepje op de Westeinder Plas. 'Ik ben zo bang...' huilde Piet. 'Onzin!' riep Sinterklaas weer. En toen ineens...een ontzettende schok. Het schip was op een klip gevaren. 'Help...help...' schreeuwde Piet. 'Help, de boot zinkt!' Wat zei je zo-even, Piet?' vroeg Sinterklaas, terwijl hij probeerde te zwemmen met zijn mijter op en zijn staf in de hand. 'Ik zei: De boot zinkt...' kreunde Pieter, die naast hem zwom. 'O,' zei Sinterklaas. 'Wel je had gelijk. De boot is gezonken.' 'O, wat ben ik nat en koud en zielig. O, wat heb ik medelijden met mij!' 'Denk liever aan die arme kindertjes in Nederland,' zei Sinterklaas. 'Als de Sint verdrinkt zullen ze nooit meer lekkers en speelgoed krijgen op 5 december. Daar ga ik, Piet. IK ben te oud om in de Golf ven Biskaje te liggen. Vaarwel dan , Piet.' 'Nee,' riep Piet wanhopig, 'niet zinken, Sinterklaas. Daar drijft een grote balk! Misschien kunnen we erop klimmen.' (wordt vervolgd) Annie M.G. Schmidt