Priesters liepen tot voor kort in lange kleren rond en dragen nog altijd lange kleren tijden liturgische vieringen. Rechters dragen een lange toga en de advokaten evenzeer. Koningen en keizers liepen vroeger - zeker in statiegewaad - met lange kleren getooid. Waarschijnlijk kan je zelf nog talrijke andere voorbeelde geven. De vraag is: Waarom dragen 'macht'-hebbers of als je wil 'gezags'-dragers lange kleren? Wie kan mij helpen aan een zinvol antwoord?
Maar ik ben geen vluchteling Want ik ben niet gevlucht, ik ben weggewaaid als een blad van een boom.
Er is in ons land een verschrikkelijke wind opgestoken, een wind vol vuur en verkrachting en op een dag, op een dag die ik me niet meer durf te herinneren, ben ik weggewaaid.
Wie zou er uit zichzelf vluchten, wie zou zonder afscheid te nemen zn eigen huis, zn eigen dorp of stad, zn eigen land, zn eigen familie in de steek laten en dan ergens komen waar je niet welkom bent?
Vluchtelingen zijn nooit welkom, nergens, dat weet iedereen, dat heeft de geschiedenis al zo vaak bewezen.
Waarom zou je dan vluchten, waarom een langzame dood in een vreemd land als je op de drempel van je eigen huis ook kunt sterven?
Vluchtelingen bestaan niet, er bestaan alleen weggewaaide mensen die door de wind over de wereld zijn geblazen.
Gebed van boer Wortel Morgen verzorg ik de gebedsdienst bij de begrafenis van dhr Maurice Schoukens. Maurice Schoukens was een boer in hart en nieren. Een man die heel zijn leven onder twee werkwoorden stelde: WERKEN en ZORGEN. Op 5 september ll., reeds opgenomen in de kliniek, vierde hij zijn tachtigste verjaardag. Op de vraag van zijn broer: "Hoe oud ben je nu?" antwoordde Maurice: "Ik ben nu tachtig jaar en daar kan je niet kwaad voor zijn, daar kan je alleen DANKBAAR voor zijn". Het zijn zijn laatste bewuste woorden geweest. Woorden om als kinderen en kleinkinderen in het hart te bewaren. Daarom kozen wij als eerst lezing het gebed van boer Wortel.
In Boerenpsalm van Felix Timmermans lezen wij het gebed van boer Wortel. Dat gebed kan ook het gebed van Maurice geweest zijn:
O, Heer, laat mij nog lang werken. Laat het nog lang duren! Het is zo goed en schoon en ik heb nog niet genoeg heimwee naar Uwe hemel om er mijn schup bij neer te leggen. Ik heb maar heimwee naar mijn veld. O mijn God, en ik zeg U dank voor dit open veld, waar Gij onzichtbaar overheen staat tot in het hoogste der luchten. Ik zeg U dank s nachts als ik U tussen de sterren hoor ruisen. Ik zeg U dank om de lente, de zomer, de herfst en de winter, want het zijn vier gebaren van uw goedheid, en hun genot en vrucht zijn telkens dezelfde en toch immer als voor de allereerste keer.
Ik zeg U dank om de regenbogen die Gij op de donderwolken spant, om de regen die mijn gewas verkwikt, om de zon die hen uit de grond zuigt, om de winden die t kwaad wegjagen en de windmolens doen draaien, en om de sneeuw die t winterkoren induffelt. Dank om de maan als ze op of afgaat, zo doet toch altijd iets goeds, als haar kattestreken kent. Dank om de vallende blaren, ze zijn mest, dank om het gras dat melk wordt! Dank om de wolken, om de beek, om de knotwilgen, en om al de gewassen, zowel om den biet als om de radeskens; onder Uwe asem bekomen zij de wil om te leven, hun nodige smaak, kleur en grootte. Dank om Uw bezigheid dag en nacht. Gij zijt onze hulp, Uw heerschappij wroet als een knecht.
Ik dank U Heer, in de hemel, op de aarde en op alle plaatsen. Dank tot U in het Heilig Sacrament, wiens hostie broederlijk van hetzelfde koren komt waar wij onze boterham van eten, en die wij aanbiddend in de processie door de velden met keerslicht en wierook omringen. Dank zelfs tot Jezus die ik uit hout gesneden heb en de grote donkerte en t weinig licht van hart heeft nagegaan.
Ik dank U Heer ! Op harpen en snaren ! Staat er in mijn kerkboek, maar ik heb niets dan mijn heel en hevig hart! Uit heel de volheid van mijn ziel !
En laat Uw Wortel als tegendank nog vele jaren op Uw veld (dat spijtig, ook van t kasteel is) in het zweet zijns aanschijns mogen werken!
Kruipt eens in de huid van een kevertje dat zich op de grond tussen het hoge gras voortbeweegt. En sta dan stil, om verbaasd rond te kijken naar die hoog boven je hoofd oprijzende reuzenhalmen Dat doet zon insect natuurlijk niet. Maar wij mensen zijn niet altijd zoveel beter. Als we namelijk door een bos lopen, zijn we ongeveer in dezelfde situatie als dat beestje tussen het gras Met dit verschil, dat de boom het hoogtepunt, de bekroning vormt van het plantenrijk.
De boom in het enkelvoud. Waarbij we liefst denken aan een min of meer alleenstaande boom. Want in een bos komt de boom minder tot zijn recht: we dreigen door het bos de boom niet te zien. Daar gaat het ons om: de boom leren zien.
Maar hebben we dan niets belangrijkers te doen? Dat is het juist: sommige onbelangrijke dingen zijn in het leven (léven) van een mens nu eenmaal niét zo onbelangrijk. Onder meer meditatief bezig zijn. Een pleidooi hiervoor achten we overbodig: er is voldoende literatuur over meditatie als tegenwicht tegen drukte en gejaagdheid; als herstel van dát stuk van onszelf waarvan het verlies de psycholoog M. Wertheimer ertoe bracht een volwassene te definiëren als een ontaard kind; als een manier om meer te beantwoorden aan de bedoeling van een Schepper die de mens vreugde wilde zien beleven aan de tuin van zijn schepping.
Een uitstekend middel hiertoe: aandacht overhebben voor een boom, tijd verliezen aan die boom. Waarom juist een boom? Omdat, als we een algemeen menselijk symbool zoeken, een symbool dat aansluit bij diepere lagen van ons wezen en dat, bewust gemaakt, de opbouw van onze persoonlijkheid ten goede komt, we het best terecht kunnen bij de boom: hij ligt in een tweevoudige betekenis het meest binnen ons bereik.
Het protest tegen het ondoordacht vellen van bomen en de populariteit van het boompjes-planten zijn slechts de buitenkant van een diepere liefde en verering voor de boom, waarto we de aanleg in ons dragen.
Probeert u maar eens die aanleg tot ontwikkeling te brengen. Begin met iets over bomen te lezen. Verzamel mooie afbeeldingen van bomen. Blader eens rustig in een boek met afbeeldingen van het boom-symbool. Maar vooral bekijk bomen in levende lijve.
Kijk er b.v. naar als u in de trein zit. Ook in de winter! En natuurlijk in de lente, als ze allen nog maar met fijne tule of met donzige gaas zijn omhangen. Verwonder u over de vele vormen die ze aannemen: lange fijne pluimen of kort dikke vederbossen, reusachtige sparrekegels of opengevouwen waaiers. Zelfs geteisterde, gehavende bomen zijn het bezien waard: meer nog dan gave bomen spreken zijn van levenskracht en levensmoed.
We kunnen van de primitieve mens nog wel wat leren, zegt men vaak. Zonder dat we daarom bomen hoeven te vergoddelijken. Bij de verkondiging van het christendom door Bonifatius ging er af en toe een heilige eik voor de bijl. Jammer misschien, maar doordat die ene boom werd geofferd, konden we de overige bekijken als wat ze zijn: beeld van onszelf, van de mens, die geschapen is naar het beeld van God.
Als het waar is dat wij ons innerlijk in de uiterlijke wereld weerspiegeld zien, dan is het te verwachten dat de nabije wonderen die de bomen zijn, daarin een grote rol spelen. De psycholoog C.G.Jung noemt de volgende betekenis-aspecten op: groei, leven, ontvouwing van lichamelijke en geestelijke vorm, ontwikkeling, groei van onder naar boven en andersom, moederlijkheid (bescherming, schaduw, dak, vruchten), levensbron, vastheid, duurzaamheid, worteling (ook: niet van de plaats kunnen), ouderdom, persoonlijkheid en tenslotte dood en wedergeboorte.
Deze waarlijk niet oppervlakkige betekenismogelijkheden maken waarschijnlijk dat er zeer sterke emoties rond bomen ontstaan kunnen.
Onze wortels wijzen erop dat wij ergens vandaan komen
Onze wortels wijzen erop dat wij ergens vandaan komen
Voor een kind reeds wijzen wortels erop dat wij ergens vandaan komen, dat Leven leven geeft en dat er een harmonische verbondenheid bestaat tussen al wat leeft. En mystieken worden stil bij de oergrond van alle bestaan. Zij voelen hun wezenskern geboren worden van Elders diep binnenin. Zij weten dat hun eigen diepste wortels slechts leven doordat ze zich drenken aan de heldere rivier in de Stad van Kristal, zoals de boom des levens (Apocalyps 22, 1 3). En steeds opnieuw worden zij uitgedaagd die onzichtbare oergrond te vertrouwen: dat deze trouw zal blijven, ook wanneer de eigen levensboom breekt, ook wanneer de andere boom, met wiens wortels en takken men vergroeid was, sterft en men eenzaam de resterende wintertijd moet trotseren. Tot het ogenblik komt dat aan allen openbaar wordt dat ieder, van welke cultuur of religie, van welke historische of vergeten periode ook, elkaar erkent zoals Rilke het dichtte als bloeiende takken op één wortelstronk. Tot alle eenzame bomen elkaar terugvinden als bloesems op één Levensboom. Tot in elk gelaat de oorsprong gezien wordt en de voltooiing, de trekken van het Gelaat van de Ene, waardoor allen Gods volk worden, een woud van eindelijk levenden.
Maar ook de krachtigste wortels zijn nooit helemaal gezond. Zij lopen gevaar te verzuren in modder. En wanneer de boom dan omvalt is de verwoesting pijnlijk om te zien. In Also sprach Zarathustra heeft Friedrich Nietzshe dit scherp aangevoeld: Het is met de mens als met die boom. Hoe meer hij op oprijst omhoog en naar het licht, des te dieper willen zijn wortels doordringen in de aarde, de duisternis, de diepte en het kwade. Daarom moet elke mens ervoor zorgen dat de bodem waarin hij verworteld is, gezond blijft, en hij mag deze, zoals in de natuur, lang niet met alles voeden of hij wordt vergiftigd en de takken rotten en de bladeren vallen af, definitief. Ook in het woud der mensen staan giftige en dode bomen, alsof hun wortels zuigen in de hel. Mensen moeten elkaars wortels verzorgen door klaarheid in levensstijl en door neen te kunnen zeggen tegen wie onze wortels bedreigd. Zoals bij bomen vergt dit alles een zekere afstandelijkheid om niet te verstikken; ook wortels hebben een eigen, veilige ruimte nodig.
Wanneer de wortels van de ander eenmaal betrouwbaar worden geacht, moet men ze ook durven vertrouwen. Het dient tot niets steeds maar te woelen in zijn haar wortels om bijvoorbeeld te zien of de liefde wel heel oprecht is, wel even absoluut of definitief als de eigen liefde. De boom van de ander kan slechts groeien door trouwe zon en regen, door stille winters en spelende lentes, niet door te graven in het mysterie van de wortels. Dit mysterie wordt onthuld door de kracht van de boom, door de beschuttende schaduw en door de steeds weerkerende frisheid van nieuwe bloemen en bladeren. Wanneer men de wortels vertrouwt, durft men verwachten dat ze een onuitputtelijke rijkdom in zich bergen en dat steeds opnieuw scheuten en bloemknoppen zichtbaar worden. Dan weet men ook dat na een storm, die zelfs grote takken heeft afgebroken, de wortels voedend aanwezig blijven en verdere groei mogelijk maken. Hoe subtiel dit alles in een menselijk relatie waar kan worden, heeft Sigrid Undset een uitgetekend in haar door velen onontdekte Lente, het herlezen waard.
DE TUINMAN EN DE DOOD Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik, Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot, Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant, Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan, Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!" -
Van middag (lang reeds was hij heengespoed) Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
"Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt, "Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't, Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan, Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."
P.N. van Eyck
Morgenavond geef ik een voordracht over: "Vluchten naar Ispagaan helpt niet!". De betekenis van mijn titel: wij leven in een tijd waarin de dood taboe is. Al worden wij langs de media gebombardeerd met berichten over doden door natuurrampen, revoluties, oorlogen, overstromingen, verkeersslachtoffers,... toch is de dood voor ons gebeuren voor anderen en dan nog meestal oude mensen. Het is een teken van wijsheid bewust te worden dat wegvluchten van de dood, van de dood dood te zwijgen, mensonwaardig is en zeer ongezond. Het is de bedoeling de mensen bewust te maken dat wij moeten aanvaarden dat de dood een realiteit is die met zekerheid voor iedereen geldt en dat wij de dood gaan (passief) moeten ombuigen tot 'sterven'. Ook dat mensen niet alleen kunnen leven, maar ook niet alléén kunnen sterven. Belangrijk is tevens te beseffen dat het onze opdracht onze medemensen bij te staan in hun rouwproces, in hun rouwarbeid!
Wortels vragen eerbied en vertrouwen. Mensen kunnen elkaars diepste wortels in tederheid raken maar ook onherroepelijk kwetsen. Elk mens moet zijn eigen wortels beschermen op straffe van identiteitsverlies. Hij moet ergens voeten in de aarde hebben. En dit houdt heel wat in: verbondenheid met zijn familie, met zijn afkomst, met zijn cultuur, met de natuur (ecologie is een reactie van eerbied voor de wortels, zoals ook een terugkeer nar gezonde seksualiteit). Wij kennen allen ontwortelden: mensen opgegroeid tussen twee culturen, die dikwijls nergens thuis zijn en een oppervlakkige indruk maken als missen ze een echte humus. De kosmopoliet is daarom dikwijls de moderne Ahasverus; zijn vermeend universaliteit openbaart zwaar wortelverlies door overijld en vroegtijdig overplanten. Zei Chesterton niet dat hij van de hele wereld hield, maar wel vanuit zijn eigen kleine tuin.
Ook het collectieve geheugen is een voedende wortel. Het verminderen van geschiedenislessen is daarom pedagogisch kortzichtig. Hier past de bekende uitdrukking: Ware traditie is vooruitgang die geslaagd is.
Maar kinderen ervaren ook vlug dat men wortels moet eerbiedigen. Zo vertelt de oude kanselier Konrad Adenauer ergens dat hij dit als kind leerde toen hij, ál te nieuwsgierig, kleine, onvolgroeide radijsjes uittrok om te zien wat er onderaan gebeurde en natuurlijk verdorden de radijsjes. Aan de wortels raakt men niet ongestraft. Wortels hebben iets te maken met vaderschap en moederschap. Zij wijzen naar de schoot van moeder aarde en naar de mysterieuze kracht van heel klein zaad.
Je zou eigenlijk beter spreken van een stamwortel dan van een stamboom.
En ieder heeft wel ooit momenten in zijn leven gekend waarop hij die stamwortel ondervraagt, wel weten of men in liefde ontstaan is en met liefde aanvaard door moeder én vader. De wortels van ieder mens liggen in vele voorbije generaties, geboren uit grote en kleine liefdes en soms geheel wildweg als in de grillige natuur, meer door toeval dan door ontmoeting. Maar zoals bij de bomen, waarvan je de wortels veelal niet ziet, blijven ook de wortels van een mens voor de anderen en tevens voor hemzelf grotendeels verborgen. Ouders en grootouders herkennen hier en daar iets, maar ook zij weten dat elk kind vanuit gisteren meer geheimen bergt dan wie ook kan ontraadselen.
Het mysterie van de knoestige wortels van een boom in het bos
Reeds voor kinderen zijn de knoestige wortels van een boom in het boseen mysterie dat aantrekt en bevreesd maakt. Soms half blootgelegd door het water van een beekje of een moddersloot, wijzen ze, zo heel anders dan de takken in de heldere lucht, naar de geheimzinnige donkere aarde. En wanneer dan nog grote diepe gaten in de pezige stronk verlokken om even naar binnen te kijken, als naar het huisje van een fee of een kabouter, dan voelen kinderen zich wonderlijk verbonden met het leven, groeiend en gevaarlijk tegelijk. Aan de wortels ervaren ze iets van de oorsprong, van de oergrond. En sommigen zien al hoe de wortels een oude schatkist omvingeren of het graf van een dode prins toedekken. Kinderen worden bekoord door het geheim van de wortels. Als heel klein kind ging ik zo s morgens eens kijken naar de aspergevelden in onze tuin om te zien of de mysterieuze wezen aan de onderkant van de aarde (die ik nog als een schijf dacht) de tere stengels al wat verder geduwd hadden tot de kopjes de oppervlakte deden barsten.
Het mysterie van de knoestige wortels van een boom in het bos
Reeds voor kinderen zijn de knoestige wortels van een boom in het boseen mysterie dat aantrekt en bevreesd maakt. Soms half blootgelegd door het water van een beekje of een moddersloot, wijzen ze, zo heel anders dan de takken in de heldere lucht, naar de geheimzinnige donkere aarde. En wanneer dan nog grote diepe gaten in de pezige stronk verlokken om even naar binnen te kijken, als naar het huisje van een fee of een kabouter, dan voelen kinderen zich wonderlijk verbonden met het leven, groeiend en gevaarlijk tegelijk. Aan de wortels ervaren ze iets van de oorsprong, van de oergrond. En sommigen zien al hoe de wortels een oude schatkist omvingeren of het graf van een dode prins toedekken. Kinderen worden bekoord door het geheim van de wortels. Als heel klein kind ging ik zo s morgens eens kijken naar de aspergevelden in onze tuin om te zien of de mysterieuze wezen aan de onderkant van de aarde (die ik nog als een schijf dacht) de tere stengels al wat verder geduwd hadden tot de kopjes de oppervlakte deden barsten.
boom m bomen, -pje (plantk.) gewas met (één) houtige stam die zich eerst op zekere hoogte boven de grond vertakt: (bijb. Gen.2, 9 en 17) de der kennis des goeds en des kwaads, , de- des levens twee bomen in het Paradijs (bij. Gen. 2, 9);
een kerel als een -, een van een kerel groot, fors gebouwd;
(zegsw.) hoge bomen vangen veel wind hooggeplaatste personen staan bloot aan kritiek;
er zijn wel hoger bomen gevallen wel vreemder dingen gebeurd;
de omen groeien niet tot in de hemel (Duits: die Bäume wachsen nichtin den Himmel) alles heeft zijn natuurlijke grens;
men moet geen oude bomen verplanten (of: verzetten) oude lieden moeten blijven waar ze zijn;
door de bomen het bos niet zien geen kijk hebben op het geheel doordat men zijn aandacht teveel wijdt aan bijzonderheden;
aan de vruchten kent men de boom s mensen karakter toont zich in zijn werken;
ook gezegd van kinderen in betrekking tot hun ouders (bijb.z.o.a. Mt 7, 17 20)
de kat uit de boom kijken een afwachtende houding aannemen;
tengevolge van de vele liefhebbers zaten bij de opening van de markt vele verkopers in de boomvroegen ze te hoge prijzen; (zegsw.)
6.Weer kijk ik naar de boom ik neem méér waar dan de uiterlijke vorm ik zie dat in hem iets beweegt van een orde die hem en mij overstijgt een orde die door de vorm heen breekt en waardoor hij bij ál het levende is De boom boeit mij, niet door wat ik zie, maar door het onzichtbare geheim dat erin leeft
7.Aan een boom kan men van alles zien: zijn botanische eigenschappen, zijn economische betekenis, zijn schoonheid, enz. Maar wanneer dat alles gezegd is, blijft er nog iets: dat hij de indruk maakt méér te betekenen dan wat hij zintuigelijk waarneembaar is dat hij degene die hem beschouwt, in een geheel eigensoortige beweging, door het direct waarneembare en over zichzelf heen, meeneemt naar een andere boom, naar een ander zinvol verband
De boom is vergankelijk, maar verwijst naar iets onvergankelijks hij is onvolkomen, stukwerk, maar is met alles wat hij is, betrokken op iets dat héél is en volkomen hij schiet te kort om het verlangen naar zin te vervullen, maar ademt iets dat ten diepste en voorgoed bevredigt hij is onbeschut, maar laat iets van eeuwigheid en geborgenheid doorschemeren da zelf geborgenheid kan geven Dat eeuwige is niet gewoon hijzelf Wel bestaat hij van daaruit en daarnaartoe (R.Guardini)
8.Ik adem zoals een boom de boom ademt zoals ik Tussen de boom en mij bestaat een diepe verwantschap Zoals ik bén, zo is ook de boom: al wat hij doet is boom zijn Hij presteert niets Hij leeft Hij wil niets Hij gehoorzaamt aan een innerlijke wet Zoals hij is en leeft, zo neem ik de boom in mij op ik adem hem in ik voel mezelf als die boom Ik word die boom (In mijn voorstelling richt ik mij nu op, in geval ik was gaan zitten.)
9.Ik word mij bewust van mijn lichaamsbouw, die is als die van een boom mijn wervelkolom is in mijn bekken verankerd zoals een boom verworteld is in de grond De onderste wervels zijn aaneengegroeid tot het heiligbeen dat geeft vastheid aan mijn basis Los van die basis groei ik scheef Als ik mijn bewegingen en mijn innerlijke houding laat voortkomen uit een gezonde basis, dan gedijt de boom die ik ben Ik trek de wortels door tot in mijn voeten ik sla ze in de grond, ze breiden zich daar uit
10.De tegenpool van mijn wortels zijn mijn takken Het bovengedeelte van de boom die ik ben, mijn schouders, armen en hals, is beweeglijk geeft de mogelijkheid tot contact met de buitenwereld Ik geef de takken in mij de kans om zich te ontplooien naar alle kanten naar voren en naar achteren naar rechts en links en naar boven Ik geef mijn wezen de tijd om zich te ontplooien de open lucht in Bladeren ontluiken ze ademen de lucht in die mij omringt ze leven ervan Ze nemen het licht op dat van boven komt Dat alles laat ik gebeuren Ik beleef dit als een weldaad
11.Zo sta ik sterk diep geworteld in de grond van het grote geheim dat mij draagt dat mij voedt mijn kruin ontplooiend in hem die de lucht is waarin ik adem het licht dat mij verkwikt Mijn wezen bloeit en draagt vrucht tot mijn vreugde den die van mensen om mij heen tot vreugde ook van de Onzichtbare uit wie alles voortkomt naar wie alles toe gaat die mij mijzelf laat worden