Als het waar is dat wij ons innerlijk in de uiterlijke wereld weerspiegeld zien, dan is het te verwachten dat de nabije wonderen die de bomen zijn, daarin een grote rol spelen. De psycholoog C.G.Jung noemt de volgende betekenis-aspecten op: groei, leven, ontvouwing van lichamelijke en geestelijke vorm, ontwikkeling, groei van onder naar boven en andersom, moederlijkheid (bescherming, schaduw, dak, vruchten), levensbron, vastheid, duurzaamheid, worteling (ook: niet van de plaats kunnen), ouderdom, persoonlijkheid en tenslotte dood en wedergeboorte.
Deze waarlijk niet oppervlakkige betekenismogelijkheden maken waarschijnlijk dat er zeer sterke emoties rond bomen ontstaan kunnen.
Onze wortels wijzen erop dat wij ergens vandaan komen
Onze wortels wijzen erop dat wij ergens vandaan komen
Voor een kind reeds wijzen wortels erop dat wij ergens vandaan komen, dat Leven leven geeft en dat er een harmonische verbondenheid bestaat tussen al wat leeft. En mystieken worden stil bij de oergrond van alle bestaan. Zij voelen hun wezenskern geboren worden van Elders diep binnenin. Zij weten dat hun eigen diepste wortels slechts leven doordat ze zich drenken aan de heldere rivier in de Stad van Kristal, zoals de boom des levens (Apocalyps 22, 1 3). En steeds opnieuw worden zij uitgedaagd die onzichtbare oergrond te vertrouwen: dat deze trouw zal blijven, ook wanneer de eigen levensboom breekt, ook wanneer de andere boom, met wiens wortels en takken men vergroeid was, sterft en men eenzaam de resterende wintertijd moet trotseren. Tot het ogenblik komt dat aan allen openbaar wordt dat ieder, van welke cultuur of religie, van welke historische of vergeten periode ook, elkaar erkent zoals Rilke het dichtte als bloeiende takken op één wortelstronk. Tot alle eenzame bomen elkaar terugvinden als bloesems op één Levensboom. Tot in elk gelaat de oorsprong gezien wordt en de voltooiing, de trekken van het Gelaat van de Ene, waardoor allen Gods volk worden, een woud van eindelijk levenden.
Maar ook de krachtigste wortels zijn nooit helemaal gezond. Zij lopen gevaar te verzuren in modder. En wanneer de boom dan omvalt is de verwoesting pijnlijk om te zien. In Also sprach Zarathustra heeft Friedrich Nietzshe dit scherp aangevoeld: Het is met de mens als met die boom. Hoe meer hij op oprijst omhoog en naar het licht, des te dieper willen zijn wortels doordringen in de aarde, de duisternis, de diepte en het kwade. Daarom moet elke mens ervoor zorgen dat de bodem waarin hij verworteld is, gezond blijft, en hij mag deze, zoals in de natuur, lang niet met alles voeden of hij wordt vergiftigd en de takken rotten en de bladeren vallen af, definitief. Ook in het woud der mensen staan giftige en dode bomen, alsof hun wortels zuigen in de hel. Mensen moeten elkaars wortels verzorgen door klaarheid in levensstijl en door neen te kunnen zeggen tegen wie onze wortels bedreigd. Zoals bij bomen vergt dit alles een zekere afstandelijkheid om niet te verstikken; ook wortels hebben een eigen, veilige ruimte nodig.
Wanneer de wortels van de ander eenmaal betrouwbaar worden geacht, moet men ze ook durven vertrouwen. Het dient tot niets steeds maar te woelen in zijn haar wortels om bijvoorbeeld te zien of de liefde wel heel oprecht is, wel even absoluut of definitief als de eigen liefde. De boom van de ander kan slechts groeien door trouwe zon en regen, door stille winters en spelende lentes, niet door te graven in het mysterie van de wortels. Dit mysterie wordt onthuld door de kracht van de boom, door de beschuttende schaduw en door de steeds weerkerende frisheid van nieuwe bloemen en bladeren. Wanneer men de wortels vertrouwt, durft men verwachten dat ze een onuitputtelijke rijkdom in zich bergen en dat steeds opnieuw scheuten en bloemknoppen zichtbaar worden. Dan weet men ook dat na een storm, die zelfs grote takken heeft afgebroken, de wortels voedend aanwezig blijven en verdere groei mogelijk maken. Hoe subtiel dit alles in een menselijk relatie waar kan worden, heeft Sigrid Undset een uitgetekend in haar door velen onontdekte Lente, het herlezen waard.
DE TUINMAN EN DE DOOD Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik, Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot, Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant, Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan, Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!" -
Van middag (lang reeds was hij heengespoed) Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
"Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt, "Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't, Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan, Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."
P.N. van Eyck
Morgenavond geef ik een voordracht over: "Vluchten naar Ispagaan helpt niet!". De betekenis van mijn titel: wij leven in een tijd waarin de dood taboe is. Al worden wij langs de media gebombardeerd met berichten over doden door natuurrampen, revoluties, oorlogen, overstromingen, verkeersslachtoffers,... toch is de dood voor ons gebeuren voor anderen en dan nog meestal oude mensen. Het is een teken van wijsheid bewust te worden dat wegvluchten van de dood, van de dood dood te zwijgen, mensonwaardig is en zeer ongezond. Het is de bedoeling de mensen bewust te maken dat wij moeten aanvaarden dat de dood een realiteit is die met zekerheid voor iedereen geldt en dat wij de dood gaan (passief) moeten ombuigen tot 'sterven'. Ook dat mensen niet alleen kunnen leven, maar ook niet alléén kunnen sterven. Belangrijk is tevens te beseffen dat het onze opdracht onze medemensen bij te staan in hun rouwproces, in hun rouwarbeid!
Wortels vragen eerbied en vertrouwen. Mensen kunnen elkaars diepste wortels in tederheid raken maar ook onherroepelijk kwetsen. Elk mens moet zijn eigen wortels beschermen op straffe van identiteitsverlies. Hij moet ergens voeten in de aarde hebben. En dit houdt heel wat in: verbondenheid met zijn familie, met zijn afkomst, met zijn cultuur, met de natuur (ecologie is een reactie van eerbied voor de wortels, zoals ook een terugkeer nar gezonde seksualiteit). Wij kennen allen ontwortelden: mensen opgegroeid tussen twee culturen, die dikwijls nergens thuis zijn en een oppervlakkige indruk maken als missen ze een echte humus. De kosmopoliet is daarom dikwijls de moderne Ahasverus; zijn vermeend universaliteit openbaart zwaar wortelverlies door overijld en vroegtijdig overplanten. Zei Chesterton niet dat hij van de hele wereld hield, maar wel vanuit zijn eigen kleine tuin.
Ook het collectieve geheugen is een voedende wortel. Het verminderen van geschiedenislessen is daarom pedagogisch kortzichtig. Hier past de bekende uitdrukking: Ware traditie is vooruitgang die geslaagd is.
Maar kinderen ervaren ook vlug dat men wortels moet eerbiedigen. Zo vertelt de oude kanselier Konrad Adenauer ergens dat hij dit als kind leerde toen hij, ál te nieuwsgierig, kleine, onvolgroeide radijsjes uittrok om te zien wat er onderaan gebeurde en natuurlijk verdorden de radijsjes. Aan de wortels raakt men niet ongestraft. Wortels hebben iets te maken met vaderschap en moederschap. Zij wijzen naar de schoot van moeder aarde en naar de mysterieuze kracht van heel klein zaad.
Je zou eigenlijk beter spreken van een stamwortel dan van een stamboom.
En ieder heeft wel ooit momenten in zijn leven gekend waarop hij die stamwortel ondervraagt, wel weten of men in liefde ontstaan is en met liefde aanvaard door moeder én vader. De wortels van ieder mens liggen in vele voorbije generaties, geboren uit grote en kleine liefdes en soms geheel wildweg als in de grillige natuur, meer door toeval dan door ontmoeting. Maar zoals bij de bomen, waarvan je de wortels veelal niet ziet, blijven ook de wortels van een mens voor de anderen en tevens voor hemzelf grotendeels verborgen. Ouders en grootouders herkennen hier en daar iets, maar ook zij weten dat elk kind vanuit gisteren meer geheimen bergt dan wie ook kan ontraadselen.
Het mysterie van de knoestige wortels van een boom in het bos
Reeds voor kinderen zijn de knoestige wortels van een boom in het boseen mysterie dat aantrekt en bevreesd maakt. Soms half blootgelegd door het water van een beekje of een moddersloot, wijzen ze, zo heel anders dan de takken in de heldere lucht, naar de geheimzinnige donkere aarde. En wanneer dan nog grote diepe gaten in de pezige stronk verlokken om even naar binnen te kijken, als naar het huisje van een fee of een kabouter, dan voelen kinderen zich wonderlijk verbonden met het leven, groeiend en gevaarlijk tegelijk. Aan de wortels ervaren ze iets van de oorsprong, van de oergrond. En sommigen zien al hoe de wortels een oude schatkist omvingeren of het graf van een dode prins toedekken. Kinderen worden bekoord door het geheim van de wortels. Als heel klein kind ging ik zo s morgens eens kijken naar de aspergevelden in onze tuin om te zien of de mysterieuze wezen aan de onderkant van de aarde (die ik nog als een schijf dacht) de tere stengels al wat verder geduwd hadden tot de kopjes de oppervlakte deden barsten.
Het mysterie van de knoestige wortels van een boom in het bos
Reeds voor kinderen zijn de knoestige wortels van een boom in het boseen mysterie dat aantrekt en bevreesd maakt. Soms half blootgelegd door het water van een beekje of een moddersloot, wijzen ze, zo heel anders dan de takken in de heldere lucht, naar de geheimzinnige donkere aarde. En wanneer dan nog grote diepe gaten in de pezige stronk verlokken om even naar binnen te kijken, als naar het huisje van een fee of een kabouter, dan voelen kinderen zich wonderlijk verbonden met het leven, groeiend en gevaarlijk tegelijk. Aan de wortels ervaren ze iets van de oorsprong, van de oergrond. En sommigen zien al hoe de wortels een oude schatkist omvingeren of het graf van een dode prins toedekken. Kinderen worden bekoord door het geheim van de wortels. Als heel klein kind ging ik zo s morgens eens kijken naar de aspergevelden in onze tuin om te zien of de mysterieuze wezen aan de onderkant van de aarde (die ik nog als een schijf dacht) de tere stengels al wat verder geduwd hadden tot de kopjes de oppervlakte deden barsten.
boom m bomen, -pje (plantk.) gewas met (één) houtige stam die zich eerst op zekere hoogte boven de grond vertakt: (bijb. Gen.2, 9 en 17) de der kennis des goeds en des kwaads, , de- des levens twee bomen in het Paradijs (bij. Gen. 2, 9);
een kerel als een -, een van een kerel groot, fors gebouwd;
(zegsw.) hoge bomen vangen veel wind hooggeplaatste personen staan bloot aan kritiek;
er zijn wel hoger bomen gevallen wel vreemder dingen gebeurd;
de omen groeien niet tot in de hemel (Duits: die Bäume wachsen nichtin den Himmel) alles heeft zijn natuurlijke grens;
men moet geen oude bomen verplanten (of: verzetten) oude lieden moeten blijven waar ze zijn;
door de bomen het bos niet zien geen kijk hebben op het geheel doordat men zijn aandacht teveel wijdt aan bijzonderheden;
aan de vruchten kent men de boom s mensen karakter toont zich in zijn werken;
ook gezegd van kinderen in betrekking tot hun ouders (bijb.z.o.a. Mt 7, 17 20)
de kat uit de boom kijken een afwachtende houding aannemen;
tengevolge van de vele liefhebbers zaten bij de opening van de markt vele verkopers in de boomvroegen ze te hoge prijzen; (zegsw.)
6.Weer kijk ik naar de boom ik neem méér waar dan de uiterlijke vorm ik zie dat in hem iets beweegt van een orde die hem en mij overstijgt een orde die door de vorm heen breekt en waardoor hij bij ál het levende is De boom boeit mij, niet door wat ik zie, maar door het onzichtbare geheim dat erin leeft
7.Aan een boom kan men van alles zien: zijn botanische eigenschappen, zijn economische betekenis, zijn schoonheid, enz. Maar wanneer dat alles gezegd is, blijft er nog iets: dat hij de indruk maakt méér te betekenen dan wat hij zintuigelijk waarneembaar is dat hij degene die hem beschouwt, in een geheel eigensoortige beweging, door het direct waarneembare en over zichzelf heen, meeneemt naar een andere boom, naar een ander zinvol verband
De boom is vergankelijk, maar verwijst naar iets onvergankelijks hij is onvolkomen, stukwerk, maar is met alles wat hij is, betrokken op iets dat héél is en volkomen hij schiet te kort om het verlangen naar zin te vervullen, maar ademt iets dat ten diepste en voorgoed bevredigt hij is onbeschut, maar laat iets van eeuwigheid en geborgenheid doorschemeren da zelf geborgenheid kan geven Dat eeuwige is niet gewoon hijzelf Wel bestaat hij van daaruit en daarnaartoe (R.Guardini)
8.Ik adem zoals een boom de boom ademt zoals ik Tussen de boom en mij bestaat een diepe verwantschap Zoals ik bén, zo is ook de boom: al wat hij doet is boom zijn Hij presteert niets Hij leeft Hij wil niets Hij gehoorzaamt aan een innerlijke wet Zoals hij is en leeft, zo neem ik de boom in mij op ik adem hem in ik voel mezelf als die boom Ik word die boom (In mijn voorstelling richt ik mij nu op, in geval ik was gaan zitten.)
9.Ik word mij bewust van mijn lichaamsbouw, die is als die van een boom mijn wervelkolom is in mijn bekken verankerd zoals een boom verworteld is in de grond De onderste wervels zijn aaneengegroeid tot het heiligbeen dat geeft vastheid aan mijn basis Los van die basis groei ik scheef Als ik mijn bewegingen en mijn innerlijke houding laat voortkomen uit een gezonde basis, dan gedijt de boom die ik ben Ik trek de wortels door tot in mijn voeten ik sla ze in de grond, ze breiden zich daar uit
10.De tegenpool van mijn wortels zijn mijn takken Het bovengedeelte van de boom die ik ben, mijn schouders, armen en hals, is beweeglijk geeft de mogelijkheid tot contact met de buitenwereld Ik geef de takken in mij de kans om zich te ontplooien naar alle kanten naar voren en naar achteren naar rechts en links en naar boven Ik geef mijn wezen de tijd om zich te ontplooien de open lucht in Bladeren ontluiken ze ademen de lucht in die mij omringt ze leven ervan Ze nemen het licht op dat van boven komt Dat alles laat ik gebeuren Ik beleef dit als een weldaad
11.Zo sta ik sterk diep geworteld in de grond van het grote geheim dat mij draagt dat mij voedt mijn kruin ontplooiend in hem die de lucht is waarin ik adem het licht dat mij verkwikt Mijn wezen bloeit en draagt vrucht tot mijn vreugde den die van mensen om mij heen tot vreugde ook van de Onzichtbare uit wie alles voortkomt naar wie alles toe gaat die mij mijzelf laat worden
1.We verplaatsen ons in de geest naar een mooi landschap met bomen we wandelen de weg loopt tussen weiden, langs een bos, een heuvel op We overschouwen vandaar het landschap misschien zien we in de buurt een mooie loofboom, die boven zijn omgeving uitsteekt misschien hebben we er onderweg een gezien die we mooi vonden we gaan ernaartoe wij kijken ernaar (We mogen erbij gaan zitten als we willen.)
2.We zoeken contact met de boom We voelen ons verbonden met onze verre voorvaderen: sinds de oertijd voelt de mens zich met de boom verwant We bekijken hem met liefdevolle aandacht we bekijken hem zolang totdat we zijn figuur precies kunnen natekenen..;
3.We laten langzaam onze blik van onder naar boven gaan We zien de stevige stam op de plaats waar de takken uitschieten de kruin met haar takkenen twijgen en bladeren We beschouwen de boom in al zijn rust, zijn sterkte, zijn gezonde gestalte, en laten hem op ons inwerken De boom doet ons goed we nemen hem in ons op
4.Geen twee bomen zijn perfect gelijk, ook al zijn ze allebei herkenbaar als twee exemplaren van dezelfde soort Wat is de geschiedenis van mijn boom?...Welk verhaal lees ik aan zijn voorkomen af?...Wat heeft er allemaal bijgedragen tot zijn persoonlijke gestalte: stormen, droogte, nabijheid van andere bomen, ingrepen van de mens
5.Zonder de boom helemaal uit het oog te verliezen, concentreer ik mij nog eens, door op het ritme van mijn ademhaling te letten Ook de boom ademt ik haal mijn adem uit de ene zelfde ruimte waarin álle leven ademt mensen, dieren, bomen, planten en bloemen Ik hap in de lucht, die ook de lucht is van al het andere leven en geef die even later weer terug aan het geheel Ik ben in communicatie met het geheel van het leven op aarde Ik sta niet apart
De dichter Ovidius, vertelt hoe de goden Jupiter en Mercurius eens incognito in Klein-Azië rondwandelden. Om de mensen op hun houding tegenover vreemdelingen te toetsen, klopten ze bij hen aan en vroegen om gastvrijheid. Overal werden ze afgewezen, behalve bij het arme, bejaarde boerenechtpaar Filemon en Baucis, die hen met open armen ontvingen en naar hun beste vermogen onthaalden. Als beloning mochten de oudjes een wensuitspreken. Ze vroegen o nog lang samen te mogen leven en daarna samen te sterven. Zo gebeurde ook. Op een avond, terwijl ze in de tuin wandelden, veranderden ze langzaam in een boom, Filemon in een eik en Baucis in een linde. Beide bomen, met in elkaar verstrengelde takken, als twee met elkaar innig verenigde mensen, kon men er later nog zien staan.
Iets dergelijks gebeurde ook met een onsterfelijk wezen, de nimf Dafne. Apollo verlangde vurig naar haar, maar zij ontvluchtte hem. De god achtervolgde haar, maar op het moment dat hij haar wilde omarmen, riep zij Moeder Aarde aan, en terwijl zij verdween, schoot er op die plaats een laurier op. De verandering van Dafne in een boom is vaak uitgebeeld: haar voeten worden wortels, haar gewaad wordt een schors, haar opgeheven armen worden takken, en haar haar gaat over in gebladerte. Deze afbeeldingen geven eigenlijk niet zozeer het voorval weer, ze beelden de gelijkenis uit tussen mens en boom. Op deze gelijkenissen berust de verderop volgende meditatie.
We gaan even op deze gelijkenis in, en kijken hoe een kind een boom tekent. Het trekt een horizontale lijn van links naar rechts: de grond. Daarop plaatst het een flinke verticale lijn: de stam. Aan het boveneinde zet het een aantal rechte streepjes, die zich in de bovenruimte naar links en rechts verdelen. Wat onder de horizontale lijn zit, heeft het kind niet uitgebeeld. Vraag je om ook de wortels te tekenen, dan zal het vanuit de voet van de stam enige lijntjes trekken in de benedenruimte, het kromme spiegelbeeld van wat er boven te zien is. Vraag niet wat voor een boom dat is. Het is geen afbeelding van een boom, maar een symbool ervan. En op een voortreffelijke wijze heeft het kind het wezenlijke van de boom en van de mens tot uitdrukking gebracht: van boven groeit de boom naar de hemel, van onderen groet hij de grond in. (H. Hilger)
Wie de volgende meditatie wil gebruiken, doet er goed aan de tekst langzaam en met tussenpozen opeen geluidsband in te spreken. Alleen als je de tekst hoort , kan hij echt werken. Het geheel kan moeilijk veel korten zijn dan twintig minuten, ook als men een of ander gedeelte weglaat. In die twintig minuten is niet noodzakelijk de aanloop begrepen: eerst een poosje geconcentreerd in de meditatiehouding zitten, zich door het rustgevende ritme van de adem dieper tot rust laten brengen, en met gesloten ogen onbeweeglijk in die rust verblijven. (Onze meditatie maakt weinig aanspraak op originaliteit. Jürg Zink en Klemens Tilmann hebben al eerder zon meditatie uitgewerkt. Ook een bladzijde van Toon Hermans kan men in het onderstaande herkennen.)
Diaken: Liefde alleen kan mensen op aarde binden. Liefde alleen kan geluk doen duren. Waar liefde is, zal ook vrede zijn. Deze liefde zij altijd met U
Allen: En met Uw geest.
Liede: "Alles wat ademt" Rob De Nijs
Vrede is ver, verder dan ooit zo dicht bij huis rusten de wapens nooit. Wat heeft de angst met ons gedaan? Laat alles wat ademt in vrede bestaan.
Macht speelt met macht een donker spel, bang voor elkaar dreigen ze met de hel. Leer nu of nooit samen te gaan, Laat alles wat adem in vrede bestaan, alles wat ademt in vrede bestaan.
Hoe vreemd ook de taal, je kun hem verstaan, Laat alles wat ademt in vrede bestaan, alles wat ademt in vrede bestaan.
Niet direct een 'godsdienstig' lied. Wel een 'religieus' lied. Het spreekt over het mysterie van het kwaad: geweld, terreur, oorlog,... Ook als man en vrouw moeten wij leren de taal van de vrede verstaan, want wij moeten kiezen tussen 'vergiftiging' of 'vergiffenis'. Hoe vreemd ook de taal, wij kunnen de taal van de vrede leren. Als christen denk in aan het evangelie van vorige zondag: vergeven tot zeventig zeven maal, d.w.z. tot wij de tel kwijtraken. Wij moeten wel twee misverstanden uit de weg ruimen: - Vergeven is niet gelijk aan vergeten. Integendeel, als wij het vergeten kunnen wij niet vergeven. Maar: de vergiffenis is het geneesmiddel van ons geheugen. - Vergeven is ook niet gelijk aan verzoenen: mensen kunnen mensen diep in het hart kwetsen. Soms is niet mogelijk zich met elkaar te ver - 'zoenen', elkaar opnieuw een zoen geven, elkaar in de armen vallen. Wij kunnen wel - meestal na een lange weg - tot vergeving komen. Ik zou graag iets schrijven over de zeven stappen naar vergeving!
De oorspronkelijke titel van het gedicht van Gabriël Smit is 'Mijn vrouw'. De dichter gebruikt duidelijk het thema van de Goede Herder, naar de bekende psalm: De Heer is mijn Herder. Persoonlijk vind ik het een van de mooiste gedichten dat er in slaagt om uit te zeggen wat het sacrament van het huwelijk o.a. ook is: man en vrouw zijn voor elkaar 'de goede herder'. De dichter drukt het zo: "want zonder jou geeft Hij mij niets"! De andere, de man, de vrouw, protesteert. Hij, zij zegt: "Dat kan niet, want dan stel je mij voor Hem, een verantwoordelijkheid die ik niet dragen kan". De partner antwoordt: "Weet je dat zeker. Lees de psalm: wie dorst schenkt Hij in overvloed zijn wijn". Wijn staat hier voor levensvreugde, man en vrouw met elkaar, eventueel met hun kinderen. Dan komt het sublieme: "Maar liefste, wie anders dan jij is mij zijn beker". God geeft ons te drinken, de vreugdewijn, een goden drank, maar man en vrouw zijn voor elkaar de beker waarin God die wijn schenkt. Sacrament zijn voor elkaar in het huwelijk: voor elkaar de beker zijn waarin God zijn godendrank schenkt. Zonder die beker die wij voor elkaar zijn, kunnen wij niet drinken, niet leven!
Anne en Geert trouwden zaterdag 10 september voor de kerk
Anne en Gert trouwden voor de kerk
Ik mocht hun huwelijksviering in gebedsdienst voorgaan. Er was heel volk aanwezig. Opnieuw! Veel collega's verpleegsters van het Wit-Gele Kruis waren in de viering aanwezig. Dat moet echt deugd hebben gedaan voor Gert en vooral voor Anne. Terecht mocht ik opmerken dat hun huwelijksviering in veilige handen was: nooit waren er zoveel 'verzorgers' aanwezig in de huwelijksviering en waarschijnlijk later op het feest.
Hun 'orde van dienst' (hun 'huwelijksboekje!) hadden ze, samen met mij, zeer goed voorbereid. Misschien zullen sommigen opgemerkt hebben dat hun liederen, gebracht door een zeer goede zangeres met gitaarbegeleiding, louter profaan waren. Voor Gert en Anne hadden zij heel veel betekenis en ook een heel diepe betekenis. Bijvoorbeeld bij het lied van Clouseau, 'Altijd heb ik je lief' kan je in het refrein bepaalde woorden vervangen én onmiddellijk licht de diepere betekenis op. Even proberen? De tekst: 'Want mijn lief Altijd heb ik je lief Ik kan niet zonder jou bestaan Altijd heb ik je lief Ik kan niet zonder jou bestaan.'
Vervangen wij enkele woorden en wij krijgen: 'Want mijn God Altijd heb ik je lief Ik (wij) kan (kunnen) niet zonder jou bestaan Altijd heb ik lief Ik kan niet zonder jou bestaan.'
Door samen het sacrament van het huwelijk te voltrekken, door samen een huwelijksVERBOND te sluiten worden zij - Anne en Gert - icoon van de Onuitsprekelijke, van God. In hun leven als man en vrouw maken zij - met vallen en opstaan - de NAAM VAN GOD wáár!
Ook aan Anne en Gert heb ik op het einde een geschenk gegeven: een video. Zie vroeger in mijn bloog omtrent de inhoud. Eén gedicht nl. 'Mijn vrouw. Mijn man', moet ik nog op een andere keer toelichten.
Het is nogal opvallend dat de woorden waarmee wij de dingen benoemen die ons huis vullen, nogal droge woorden zijn: stoel, tafel, lamp, keuken, pot, pan, bed, sprei, kast, deur, raam, vloer, plafond. Woorden met weinig klank waar weinig aan te beleven valt. Als je de klankloze woorden van de dingen uit ons huis vergelijkt met de attributen die er in mijn repetitielokaal aan te pas komen, dan zijn de laatste zoveel welluidender en hebben bijna stuk voor stuk melodie. Wat denk je van: sousafoon, of van tuba, of van trombone, of van klarinet, of van pianola, of van violondcel, of cello? Zelfs het woordje bas (slecht éénlettergrepig) heeft toch die donkerbruine klank van het prachtig getailleerde instrument. Eigenlijk is dat geen compliment voor de plek waar we leven: ons huis. Waar daar zit toch ook een hoop muziek in, maar dat vinden we geenszins uitgedrukt in de woorden die het interieur van het huis beschrijven. Woorden als gang, kapstok, trap, allemaal klankloos; men heeft er in de taal niet veel van gemaakt. Ik geloof dat ik dat thuis, een beetje ga wijzigen, desnoods verhuis is naar een huis met bijvoorbeeld een vestibulle, en een chambre-séparée, en een suite, en een veranda, een souterrain, of een mansarde met een recammier, en met een hemelbed. Hoort u het verschil? Ja, natuurlijk hoort u het!
Liefde is wonder, je kunt haar niet verzinnen, niet oproepen of organiseren, ze is er, ineens. Je weet niet vanwaar ze komt of waarheen ze gaat, en je voelt ook geen enkel verlangen om dit soort vragen te stellen. Er gebeurt iets. En áls het gebeurt,heb je het gevoel dat het gebeuren móest, en dat niets en niemand het had kunnen tegenhouden.
Om half vier kom je haar tegen, en ze blijft een levenlang je toeverlaat. Om vijf voor halfvier, wist je nog van niets.