Je vraagt god niet om wat je verlangt, je dankt Hem voor wat je al gekregen hebt.
'Je vraagt God niet om wat je verlangt, je dankt Hem voor wat je al gekregen hebt.' (Prince)
Uit deze zin spreekt een opmerkelijk rechtgeaarde spirituele houding. Het is maar een voorbeeld van de vele interessante uitspraken die men soms heel onverwachts in interviews van zangers en muzikanten tegenkomt.
Als ik je vraag naar mij te luisteren en jij begint mij adviezente geven dan doe je niet wat ik je vraag.
Als ik vraag nar mij te lujisteren en jij begint mij te vertellen waarom ik iets zo moet voelen als ik het voel dan neem je mijn gevoelens niet serieus.
Als ik vraag naarmij te luisteren en jij denkt dat je iets moet doen om mijn probleem op te lossen dan laat je me in de steek hoe vreemd dat ook mag lijken.
Misschien is dat de reden waarom voor sommigen mensen bidden werkt, omdat God niets terug zegt en hij geen adviezen geeft of probeert dingen voor je te reglen. Hij luisters alleen maar en vertrouwt erop dat je er zelf wel uitkomt.
Dus, alsjeblieft, luister alleen maar naar me en probeer me te begrijpen en als je wilt praten, wacht dan even en ik beloof je dat ik op mijn beurt naar jou zal luisteren.
Leo Bascaglia in 'Loving each other' Tekst gebruikt in 'Krassen op mijn ziel'. Overgenomen uit 'Vrouw en Wereld, maandblad kav, januari 2006, n°1, 50
Wie zijn die wijzen uit het Oosten? zij die naar boven kijken, naar de hemel en zijn tekens, die thuis zijn in de nacht van de geheimen, die waken en uitzien naar de ster maar die ook oog hebben voor wat beneden ligt voor de aarde en haar wegen voor de dag en het licht, voor mensen als ik, als jij en als wij.
Die rijk zijn aan zilver en goud En toch bereid zijn alles achter te laten, die de Koning zoeken want goud en zilver zijn geen aanbidding waard, en zonder aanbidding blijft het leven leeg, en wie de koning niet zoek en niet vindt, zal zich zelf aanbidden en neerknielen voor valse koningen.
Wie zijn de wijzen? Die een valse koning ontmoeten en hem doorzien, En argeloos als kinderen vragen naar de echte koning.
Die omwegen maken Want wie lijnrecht op zijn doel afgaat Doet wereld en mensen geweld aan.
De wijzen zijn zij, die altijd op weg willen gaan, Altijd opnieuw willen beginnen, Want wat in één keer gevonden wordt of gemaakt Is voorbarig en onbetrouwbaar.
Wie zijn de wijzen? Die weten dat er een ster komt en gaat en ze verschijnt alleen als wij ze willen zien, en haar licht schijnt nergens anders dan in het hart dat trouw en geduldig wilt zoeken en wie de ster van vrede en vreugde volgt gaat vreemde wegen maar zal niet verdwalen.
Wie zijn de wijzen? Die bedrogen worden want vals is de gang van de wereld En de bedoelingen van de mensen gaan krom, En die toch het huis vinden de plaats van aanbidding, die een kind zien, weerloos, en de koning vinden die zij zoeken, die hulde brengen want er is goedheid in de mensen die kunnen neerknielen die hun schatten te voorschijn halen want wat niet gegeven wordt, gaar verloren.
Wie zijn de wijzen? die de waarschuwingen van hun dromen begrijpen en leren dat er méér is dan één weg naar hun land. Die terugkeren naar huis verdwijnen in de stilte terug naar hun werk en hun plaats onder de mensen want daar wacht het leven
Kijken jullie wel eens naar de sterren? Heeft iemand jullie ook wel eens laten zien, dat een heleboel sterren een vaste plaats, of in elk geval een vaste vorm hebben? De Grote beer bijvoorbeeld, die op een steelpannetje lijkt? In de tijd dat het verhaal van Jezus' geboorte speelde en ook daarvoor, werd er in de woestijnen en op eenzame heuvels veel studie van de sterren gemaakt. De geleerden of 'wijzen' hadden nog geen sterrenkijkers. Ze moesten het met hun ogen doen, maar goed kijken konden ze wel! En ze wisten toen ook wel, dat veel sterren in vaste patronen aan de hemel staan. Veel van die 'wijzen' hadden op het dak van hun huis, of van hun paleis een eigen 'sterrenwacht'. Ze schreven ook brieven naar elkaar als ze iets bijzonders gezien hadden. Zo'n brief werd dan door een bode te paard of per kameel overgebracht
In de ontmoeting met een ander ben je vaak bang om jezelf te laten zien, je bent niet jezelf, maar je wordt ook niet ontvangen omdat de ander niet afwacht wie je eigenlijk bent, het vooroordeel staat ertussen. Vooroordeel en angst zijn twee kanten van de ontmoeting. Je durft pas te zijn als je niet meteen veroordeeld wordt. Ook hier zou stilte moeten heersen. Alleen maar kijken en horen wie die ander eigenlijk is.... Als je niet de moed hebt om kwetsbaar en ontvankelijk te zijn, om geduld te hebben en te luisteren, ontmoet je nooit een ander mens, maar altijd uitsluitend jezelf.
Time waits for nobody Time waits for nobody We all must plan our hopes together Or we'll have no more future at all Time waits for nobody.
De tijd wacht op niemand De tijd wacht op niemand We moeten samen proberen onze hoop te realiseren of we zullen helemaal geen toekomst hebben De tijd wacht op niemand.
We might as well be deaf and dumb and blind I know that sounds unkind But it seems to me we've not listened to Or spoken about it all The fact that time is running out For us all.
We zouden net zo goed doof of stom of blind kunnen zijn Ik weet wel dat dit niet vriendelijk klinkt maar het lijkt erop dat we niet geluisterd hebben of gesproken hebben over het feit dat de tijd niet stil staat voor elk van ons.
Time waits for nobody Time waits for no one We've got to build this world together Or we'll have no future at all Because time it waits for nobody.
De tijd wacht op niemand De tijd wacht niet op één van ons We moeten samen deze wereld opbouwen of we zullen helemaal geen toekomst meer hebben want de tijd wacht op niemand.
You don't need me to tell what's gone wrong You know what's going on But it seems to me we've not cared enough Or confided in each other at all It seems that we've all got our backs Against the wall.
Je hoeft me niet te vertellen wat er fout loopt Je weet wat er aan de hand is maar het lijkt me dat we voor elkaar niet genoeg gezorgd hebben of op elkaar hebben vertrouwd
Tijd maken voor de ander: het verhaal over de Nederlandse en Spaanse buschauffeurs.
(Bron: J. Kindt in 'Even stilstaan', Oikonde Leuven)
Vroeger ging ik altijd met de bus naar Barcelona. Die bus deed er vierentwintig uur over.
"Hoe lang is vierentwintig uur?", vroeg een buurvrouw uit Amsterdam mij op een keer en ik moet zeggen dat ik die vraag pas in de bus naar Barcelona heb kunnen beantwoorden.
Vierentwintig uur duren namelijk precies zo lang als wat je er zelf mee doet of wat er anderen er voor jou mee doen, in dat geval. Daarom was het altijd van het grootste belang of de bus door Spaanse of Nederlandse chauffeurs zou worden bestuurd. Vooral in de rijrichting Barcelona Amsterdam waren Nederlandse chauffeurs niet minder dan een regelrechte ramp. Zo heb ik meermalen meegemaakt dat de bus zonder een keer te stoppen de volle vierentwintig uur doorjakkerde. Zodat de vierentwintig uur bijvoorbeeld maar eenentwintig uur duurden. Je was dus drie uur eerder thuis maar vraag alleen niet hoe. Dat deed ook niemand. Spaanse chauffeurs daarentegen stopten vaak al na een uurtje rijden een half uur voor een glaasje en iets erbij. Na drie uur gebeurde dat opnieuw, zodat er gedurende een uur iets gegeten en gedronken kon worden. Altijd arriveerden wij binnen de voorgeschreven vierentwintig uur op de plaats van bestemming. Zelden ook maar een minuut eerder. Ondertussen waren de vierentwintig uur wel in allemaal kleinere stukjes gebroken: in 'serieuze' en in 'leuke' stukjes. De 'serieuze' stukken duurden korter als je net een 'leuk' stuk achter de rug of in het vooruitzicht had.
Dat korter duren van iets wat normaal gesproken langer duurt, noemen wij in de volksmond de 'Kwaliteit van het Leven.'
Door het lezen van deze column kwam ik op de idee om, in ons werk, de manier waarop we met de Tijd omgaan eens als uitgangspunt te nemen voor de verbetering van de Kwaliteit van Leven.
In de praktijk komt het er op neer aandachtig alle taken op het juiste tijdstip van de dag te verrichten en de meer routinematige taken op tijd af te wisselen met leuke tussen-'spelen' of interludia. We kunnen de werkdag dan indelen in 'serieuze' stukjes (verzorging, therapie, maaltijden, huishoudelijk werk cf. van Barcelona naar Amsterdam rijden) en in 'leuke' stukjes (activiteiten, vrije tijd, nietsdoen bij een kop koffie cf. de busstops van de Spaanse chauffeurs.)
In de omgang met mensen met een ernstig verstandelijke handicap die nog veel mogelijkheden hebben, waaronder enige motie van tijd, zouden we kunnen zorgen voor een mooi evenwicht tussen overwegend 'serieuze', routinematige stukken van de dag en meer 'speelse en vrijblijvende' tussenstukjes. En daar kunnen we dan best de hele dag de nodige tijd voor nemen. We hoeven ons niet te haasten. Als we ons wel haasten, zoals de Nederlandse chauffeurs, dan zijn we veel vroeger met alle taken klaar. Dan zitten onze instellingsbewoners 's avonds om half zeven misschien al te wachten om te gaan slapen.
Het zou daarom beter zijn niet langer meer te spreken over 'kwali-teit', maar over 'kwali-tijd".
Ik wilde de geschiedenis laten voortschrijden op dezelfde manier als een kind aan een plant trekt om haar sneller te laten groeien.
Ik geloof dat we moeten leren wachten zoals we leren scheppen.
We moeten geduldig de graankorrels zaaien, de aarde waarin zij gezaaid zijn koppig water blijven geven en de planten hun eigen tijd gunnen.
We kunnen een plant niet voor de gek houden, net zomin als we de geschiedenis voor de gek kunnen houden. Maar we kunnen haar wel water geven. Geduldig, elke dag. Met begrip, met nederigheid, natuurlijk, maar ook met liefde.
Als politici en burgers leren wachten, in de beste betekenis van het woord, en daarmee hun achting voor de intrinsieke orde van de dingen en hun onpeilbare diepten betonen, als zij begrijpen dat ieder ding beschikt over zijn eigen tijd in de wereld en dat het, naast datgene wat zij verwachten van de wereld en de Geschiedenis, ook van belang is te weten wat de wereld en de Geschiedenis op hun beurt verwachten, dan kan het met de mensheid niet zo slecht aflopen als we soms wel eens denken.
(...) Er is geen reden om ongeduldig te zijn, als er maar goed wordt gezaaid en bevloeid. Het is al voldoende wanneer we inzien dat ons wachten niet zinloos is.
Wachten dat zin heeft omdat het gevoed wordt door hoop en niet door wanhoop, door vertrouwen en niet door hopeloosheid, door nederigheid tegenover de tijd van deze wereld en niet door vrees, leidt niet tot verveling, maar zit vol spanning. Een dergelijke verwachting is meer dan alleen maar wachten. Het is het leven: het leven als een vreugdevolle deelname aan het wonder van het Bestaan.
To everything turn, turn, turn, there is a season turn, turn, turn, and a time to every purpose under heaven.
Voor alles draai maar verder is er een seizoen draai maar verder en een tijd voor elke hemelse bedoeling.
A time to be born a time to die a time to plant a time to reap a time to kill a time to heal a time to laugh a time to weep
Een tijd om geboren te worden om te sterven een tijd om te planten om te oogsten een tijd om te doden om te genezen een tijd om te lachen om te wenen
A time to build on a time to break down a time to dance a time to mourn a time to cast away stones a time to gather stones together.
Een tijd om te bouwen om af te breken een tijd om te dansen om te treuren een tijd om stenen weg te werpen een tijd om stenen te verzamelen..
A time to love a time to hate a time of war a time of peace a time you may embrace a time to refrain from embacking.
Een tijd van liefde van haat een tijd van oorlog van vrede een tijd waarin je mag omhelzen om af te zien van elke omhelzing.
A time to gain a time to loose a time to rend a time to sew a time for love a time for hate a time of peace I swear it's not to late.
Een tijd om te winnen om te verliezen een tijd om te scheuren om te naaien een tijd voor de liefde voor de haat een tijd van vrede ik zweer dat het niet te laat is.
Geen tijd om te komen en geen tijd om te gaan, geen tijd te passeren geen tijd om te staan, geen tijd haast voor nieten, voor zovele dingen, juste nog tijd om een liedje te zingen.
Geen tijd om te schrijven geen tijd om te bellen, geen tijd om te lezen of voor te vertellen, geen tijd om te klappen 'k zijn veel te verlaan, misschien eik geen tijd zelfs om dood te gaan.
Geen tijd voor mijn koeien geen tijd voor mijn perd en ook al mijn schapen zijn nodig gescherd, geen tijd, ja 't is erg, om met mijn hond weg te gaan, want 'k weet serieus echt niet wat eerst gedaan.
Geen tijd voor de schooier of voor de facteur, geen tijd voor de melkboer of voor de coiffeur, geen tijd voor de leurder met zepe of een kam, geen tijd voor de woorden van de predikant.
Geen tijd schier voor 't eten geen tijd voor 't café, geen tijd om te slapen geen tijd voor 'n TV, geen tijd om te kaarten of voor den biljaar, geen tijd voor de frieten van 't kraam op de markt.
Geen tijd voor de leute geen tijd voor 't plezier, geen tijd voor mijn vrouwtje je ziet dat van hier, geen tijd om heur te helpen, dat zeg ik met spijt, maar ze moet mij niet pramen want 'k heb toch geen tijd.
Geen tijd om te planten geen tijd om te zaaien, geen tijd om te wieden geen tijd om te maaien, geen tijd voor de duvel geen tijd voor mijn god, geen tijd voor mijn kinders 'k zijn nooit in mijn kot.
Voor jullie mensen kontent dat je hier zijt, voor jullie al te gare, en 'k een zee van tijd en je meug mij geloven ik had dat nooit verwacht, maar voor julder zou 'k zingen tot een gat in de nacht.
Opzij, opzij, opzij... Geen tijd , geen tijd, geen tijd...
Opzij, opzij, opzij... Geen tijd, geen tijd, geen tijd... (Bron: Herman Van Veen)
Opzij, opzij, opzij maak plaats, maak plaats, maak plaats wij hebben ongelooflijke haast Opzij, opzij, opzij want wij zijn haast te laat we hebben maar een paar minuten tijd We moeten rennen, springen, vliegen, vallen, duiken opstaan en weer doorgaan We kunnen nu niet blijven we kunnen nu niet langer blijven staan een andere keer misschien dan blijven we wat slapen en kunnen dan misschien als het echt moet wat over koetjes, voetbal en de lotto praten nou dag, tot ziens, adieu het ga je goed. We moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen opstaan en weer doorgaan We kunnen nu niet blijven we kunnen nu niet langer blijven staan...
Een Zuidzee-opperhoofd spreekt over de blanke man:
De papalagi is altijd ontevreden over zijn hoeveelheid tijd en hij klaagt de grote Geest aan, omdat die hem niet meer tijd gegeven heeft. Ja, hij lastert God en zijn grote wijsheid, doordat hij iedere dag volgens een zee concreet plan indeelt. Aldus snijdt hij die in stukken, net zoals men met een kapmes kruisgewijs door een witte kokosnoot gaat. Alle delen hebben hun eigen naam: seconde, minuut, uur. De seconde is kleiner dan de minuut, en die weer kleiner dan het uur en men moet zestig minuten en nog veel meer seconden hebben, voor men zoveel heeft als een uur. Er zijn in Europa maar weinig mensen die werkelijk tijd hebben. Misschien wel niemand. Daarom rennen de meesten ook door het leven als een steen die wordt weggegooid. Ze kijken onder het lopen bijna allemaal naar de grond en slingeren heftig met hun armen om zo vlug mogelijk vooruit te komen. Als je ze staande houdt, roepen ze onwillig:'Waarom stoor je me? Ik heb geen tijd. Zorg dat je eigen tijd goed besteedt.' Ze doen net of iemand die vlug loopt meer waard is en flinker is dan iemand die langzaam loopt. Ik geloof dat de tijd hem ontglipt als een slang in een natte hand, juist omdat hij hem te veel vasthoudt. Steeds jaagt hij met uitgestrekte handen achter hem aan, hij geeft hem geen kans in de zon te gaan liggen. Hij moet steeds vlakbij zijn en iets zingen en zeggen. Maar de tijd is stil en vredelievend en houdt van rust en van breeduit op de mat liggen. De blanke man kent de tijd niet en begrijpt hem niet; daarom mishandelt hij hem.
Als een blinde orkaan is het voorbije jaar over ons heen geraasd
Als een blinde orkaan is het voorbije jaar over ons heen geraasd.
We kregen nauwelijks de kans op de omvang van de rampen te vatten, de schoonheid van de zomer te ervaren, de dood van vrienden te verwerken, de vruchten van ons werk te zien. Zou het kunnen dat de wereld ongemerkt sneller om zijn as begon te draaien en dat onze uurwerken als vanzelf in dit nieuw ritme meeholden? Zou het kunnen dat de natuur een beetje wraak neemt op onze overhaasting die niet eens meer kan wachten tot een vrucht rijp wordt, tot de sneeuw spontaan uit de hemel valt, tot een kind vanuit zichzelf volwassen wordt?
De tijd ontglipt ons als zand tussen de vingers, wát we ook doen om hem vast te houden.
Vliegensvlugge gsm-berichtjes, mailtjes als gesofistikeerde teletijdmachientjes naar het uiteinde van de aarde, supersonische vliegtuigen om bliksemsnel de andere kant van de wereld te halen, allemaal lapmiddelen die de voorthollende tijd niet in bedwang kunnen houden, geen haar langer maken dan hij is. En toch lijkt zo'n eindjaar zelf een beetje op adem te willen komen, de vaart van de tijd iets af te remmen. De lange donkere avonden, die mensen uitgebreider bij elkaar brengen rond de tafel met wat lekkers en een goed glas en het licht van kaarsen. En gesprekken die ogen een andere glans geven en wat hartelijker willen zijn dan in de doordeweekse haast. Het goedbedoelde geschenkje, de onhandige wens om twaalf uur als het nieuw jaar eraan komt, het verlich heel even onze ziel, het haalt ons voor een moment uit die wezenlijke eenzaamheid waar in wij allen zijn geboren. En omdat we weet hebben van wat er elders met de mensen gebeurt, zijn dit gouden ogenblikken voor ons hart. We weten beter dan ooit dat ons geluk en onze rijdom geen privébezit zijn, dat de wereld en alles wat hij te bieden heeft, aan alle mensen behoort.
We kregen nauwelijks de kans op de omvang van de rampen te vatten, de schoonheid van de zomer te ervaren, de dood van vrienden te verwerken, de vruchten van ons werk te zien.
Hilde Masui in De Bond, 30 december 2005, n°25, p.1
Met Bernardus van Clairvaux (1090-1153) en zijn tijdgenoot en vriend Willem van St.-Thierry begint de geschiedenis van de Westerse christelijke mystieke literatuur. In het bijbels Hooglied vonden beiden de geschikte taal om hun mystieke beleving uit te drukken. Voor het eerst sinds Origenes werd het liefdesspel van bruid en bruidegom niet langer toegepast op de relatie tussen God en de Kerk, maar op de verhouding tussen de individuele ziel en Christus. De innerlijke beleving had een taal gevonden. De geschriften van Bernardus en Willem zouden op nagenoeg alle mystieke schrijvers van de komende eeuwen een grote invloed uitoefenen.
De preken op het Hooglied vormen een hoogtepunt in het oeuvre van Bernardus. Begonnen in 1135, zal hij eraan werken tot aan zijn dood.
In deze 18de preek raakt Bernardus aan een vraagstuk dat in de geschiedenis van de christelijke spiritualiteit steeds opnieuw ter sprake wordt gebracht, namelijk wat de liefde tot God en de liefde tot de naaste met elkaar te maken hebben. Zowat elke geestelijke schrijver heeft zich gebogen over de verhouding tussen het eerste en het tweede gebod en over de vraag wie nu de voorkeur verdient: Martha of Maria? Waarbij onmiddellijk opvalt dat de ervaring van alle (mystieke) auteurs gelijklopend is: God is liefde, Hij is de bron van liefde. Alleen wie van deze bron drinkt (de contemplatie) kan werkelijk liefhebben. Alleen de liefde die haar oorsprong vindt in God is vruchtbaar.
Bernardus gebruikt het beeld van een waterbekken en een kanaaltje. Het waterbekken moet eerst gevuld zijn voordat het kan overstromen en van zijn volheid kan meedelen. Pas als men vervuld is van Gods liefde is men in staat anderen lief te hebben en te helpen. Hij reageert scherp tegen de kanaaltjes in de Kerk: ze geven door wat ze gekregen hebben zonder ervan vervuld te zijn. Daardoor berokkenen ze niet alleen anderen nadeel, maar ook zichzelf. Help me met uw teveel, zegt hij, niet met uw tekort. Vooral degenen die pastorale verantwoordelijkheid dragen in de Kerk moeten spreken en handelen vanuit deze overstromende liefde. Anders zijn hun woorden en daden niet vruchtbaar. Tussen de regels door lees je een pleidooi voor nederigheid, wijsheid en geduld. Zijn woorden klinken verrassend actueel in een Kerk waarin zovelen menen iets te zeggen te hebben en tal van pastorale projecten in de steigers worden gezet.
[De Schriftcitaten zijn cursief gedrukt.]
( )
De wijsheid bestaat erin dat men zich gedraagt als een waterbekken en niet als een kanaaltje. Want een kanaaltje ontvangt en geeft door op praktisch hetzelfde ogenblik. Maar een waterbekken wacht tot het gevuld is en wanneer het overstroomt deelt het mee zonder enig nadeel voor zichzelf, in de wetenschap dat wie zijn deel verkwist, vervloekt wordt. Misprijs mijn raad niet, maar luister naar iemand die wijzer is dan ik: De dwaas, zegt Salomo, brengt al wat hij in de geest heeft meteen naar buiten, terwijl de wijze het bewaart voor later. Werkelijk, in de Kerk van vandaag hebben we veel kanaaltjes maar heel weinig bekkens. De mensen langs wie ons hemelse rivieren toestromen hebben zon grote liefde dat ze zich willen uitstorten voordat ze vervuld zijn. Ze zijn eerder bereid tot spreken dan tot luisteren, en klaar om te onderwijzen wat ze niet geleerd hebben. Ze zijn erop uit anderen te leiden terwijl ze zichzelf geen leiding kunnen geven. ( )
David zegt: Moge mijn ziel verzadigd worden als van vet en olie. En mijn mond zal met jubelende lippen lofzingen. Hij wilde immers eerst een instorting ontvangen om zo tot uitstorting over te gaan. En hij wilde niet alleen éérst de instorting ontvangen, maar er ook door vervuld worden. Zo kon hij van zijn volheid meedelen in plaats van te geeuwen met een lege maag. Maar met voorzichtigheid, om niet, door anderen verlichting te brengen, zelf in moeilijkheden te komen. En toch ook onbaatzuchtig, in navolging van Hem van wiens volheid wij allen ontvangen hebben.
Ook gij moet leren niet uit te storten tenzij vanuit een volheid, en wil niet royaler zijn dan God. Het bekken moet de bron navolgen: deze vormt geen beek en maakt geen meer voordat ze zelf van water verzadigd is. Het bekken moet er niet beschaamd over zijn dat het geen grotere overvloed heeft dan de bron. ( )
Zon liefde (tot God) is hartstochtelijk en past bij de vriend van de Bruidegom. Het is de liefde waarvan de trouwe en bedachtzame dienaar moet branden, de man die de Heer boven al zijn andere dienaars heeft aangesteld. Deze liefde vervult, verwarmt, kookt en stort zich dan onweerstaanbaar naar buiten: ze stroomt over en ze breekt uit. Ze zegt: Wie is er zwak zonder dat ik het ook ben? Wie wordt er ten val gebracht zonder dat het ook mij kwelt?
Laat zo iemand preken, vrucht dragen, de tekenen vernieuwen en de wonderen herhalen! De ijdelheid kan niet meer binnendringen waar de liefde de hele plaats inneemt. Want de volheid van de wet en van het hart is de liefde, als deze tenminste vol is. Trouwens, God is liefde en niets ter wereld kan vervulling zijn voor een schepsel gemaakt naar het beeld van God, tenzij die liefde-God: alleen Hij is groter dan dat schepsel.
Het is zeer gevaarlijk een hoger ambt toe te vertrouwen aan iemand die nog niet tot die liefde gekomen is, hoe deugdzaam hij ook moge schijnen op andere domeinen. Al had hij alle wetenschap, al deelde hij al zijn bezit uit aan de armen, al gaf hij zijn lichaam prijs om te worden verbrand, als hij de liefde niet heeft, is hij leeg. Ziedaar hoeveel ons moet ingestort worden voordat we het mogen aandurven uit te stromen. Dan zullen we rijkelijk geven van onze volheid, niet van ons tekort.
Niet elk kind heeft het geluk een warm nest te vinden. Je zult vandaag maar geboren worden in hongerend Afrika, of in moordend Irak, of in aardbevend Pakistan, waar ouders hun kind niet eens een warmnest kunnen geven. Het is des te schrijnender dat in onze Westerse wereld, in het rijke Vlaanderen, met al zijn luxe en overvloed, met zijn technische hoogstandjes, met zijn uitgebreid aanbod aan voorzieningen, kinderen toch nog vaak van die nestwarmte verstoken zijn. Dat zoveel mensen de warmte en geborgenheid van een thuis, van een vriendenkring, van een sociaal netwerk moeten missen.
( )
Mag 2006 een jaar zijn, waarin de aandacht voor de zwaksten onder ons groeit. Waarin velen die zich in stilte voor de kleinsten onder ons inzetten, ook eens in de schijnwerpers komen te staan. Waarin wij ook de minsten meetellen.
Peter Peene, in Omtrent, januari 2006, p. 3
Schrijnend is het dat kinderen in het rijke Vlaanderen toch nog vaak van nestwarmte verstoken blijven
Het feest van de Onnozele (= onschuldige) kinderen!
Het feest van de Onnozele-Kinderen Een vergeten gebruik op 28 december
Van eind november tot een eind in januari heerst overal een kerst- en eindejaarssfeer. Beide feesten lopen zelfs inzake gebruiken steeds meer in elkaar over. Het feest van de Onnozele-Kinderen op 28 december is daarbij helemaal op de achtergrond verzeild. Soms wordt in het kader van genocides of kindermisbruik nog wel verwezen naar de moordpartij die op bevel van koning Herodes, kort na de geboorte van Christus, in het Bijbelse Bethlehem en omstreken op jongetjes van twee jaar en jonger werd uitgevoerd. Het verhaal van de evangelist Matteus is pas in de barokkunst populair geworden en allicht zo doorgedrongen in catechetische prenten en volksgebruiken.
Tot in de jaren 1960 mochten kinderen op Onnozele-Kinderendag voor één keer de wetten stellen. Het begon vaak met het buitensluiten (daarom werd 28 december ook 'sluiterkesdag' genoemd) van de ouders of de leerkrachten. Ze werden pas terug binnengelaten als ze aangename dingen beloofden en de kinderen aan tafel of in de refter bedienden, uiteraard ook met lekkers. Kinderen trokken die dag verkleed als volwassenen rond in hun wijk of dorp en haalden al zingend of acterend versnaperingen op. Het gebruik werd geleidelijk verdrongen door het zingen met Driekoningen of Nieuwjaar.
Minder gekend is dat, naar analogie met de volksgebruiken, ook in een aantal religieuze instituten tot ca. 1950 op Onnozele-Kinderendag de rollen werden omgekeerd. Voor één keer hadden de leden en niet de oversten het voor het zeggen. 28 december groeide zo uit tot een zeldzame kloosterlijke ontspanningsdag. Die dag bezochten ook de kinderen van de eigenaars van het onroerend patrimonium van de instituten - toen die nog geen rechtspersoonlijkheid hadden - samen met hun ouders 'hun' eigendom. De kinderen waren voor de gelegenheid gekleed zoals de kloosterlingen, die hen met gespeelde honneurs ontvingen. Het leverde leuke foto's op die in een aantal familiearchieven (o.m. Casier en Lammens-Verhaegen) op KADOC zorgvuldig worden bewaard.
Zoals dit bij iedereen het geval is, is ook jouw leven een opeenvolging van gelukkige, voldoening gevende, maar ook onaangename, soms pijnlijke gebeurtenissen. Het is noodzakelijk om ze te leren kennen en er rekening mee te houden. Zo kan je beter de gevolgen ervan inschatten om in de volgende lijst de verliezen die je het diepst raken, te onderscheiden van alle andere.
De kleine verliezen en de dagdagelijkse zorgen
Zo zijn er allereerst de kleine verliezen en de dagdagelijkse zorgen, de teleurstellingen die je geduld op de proef stellen. Hoe onbenullig deze moeilijkheden ook lijken, toch zijn ze niet zo onschuldig. Het gaat zowel om materiële als om psychische vormen van verlies die de gemoedstoestand raken en diverse gevoelens aanspreken:
Een gemiste aankoop
De vaststelling van een aangetaste tand
Het wegkwijnen van je meest geliefde plant, geplaagd door insecten
Niemand, ook jij niet, kan ontsnappen aan de pijn van verlieservaringen die het leven met zich meebrengt: onvoorspelbaar of onverwacht verlies, verlies dat je jezelf oplegt om te kunnen groeien als mens of dat jou tegen je wil wordt opgelegd.
Toch is het zo dat elke vorm van verlies kan worden omgevormd tot winst dankzij je innerlijke houding. Geen enkel verlies is onvruchtbaar, omdat het in zich reeds de kiem draagt van nieuw leven. Je hoeft trouwens maar om je heen te kijken om te zien dat de bestaansreden van de dood er in bestaat om plaats te maken voor het leven. Het is niet mogelijk verlies en lijden te ontvluchten en toch te groeien als mens. Dit maakt deel uit van cyclus van het leven.
De knop barst open en schenkt de bloem.
De bloem verwelkt en schenkt het zaad.
Het zaad in de aarde verlangt te ontkiemen.
Een onophoudelijke beweging van dood en leven, van duisternis en licht.
Deze beweging naar nieuw leven is meer of minder diepgaand naargelang te soort verlies. Het is om die reden dat ik , samen met jou, de vele vormen van verlies die een mens kan meemaken in het leven op een rij wil zetten. Terwijl we deze inventaris opmaken, mag je nooit vergeten dat elk van deze verlieservaringen een bron kan zijn van groei.