Mijn kleine kornuiten. Kijk door beregende kamerraam nieuwsgierig naar beneden, zie bedeesd zonnetje achter wolken huilen tranen met tuiten. Zie ook weer twee kleine, verlegen ogende kleine kornuiten; Wilde nu bij me komen verdienen, wat van mijn Euro duitjes. Nee, jongens; door de regen kun je nu beter niet komen vegen. Door regen en natte bladeren, kun je beter geen nat pak halen! Maar misschien bij Buur Guus; wil je het hem nu even vragen. Nee hij was laatst boos toen we hem met wat vuurwerk plaagde! Vraag eens aan overbuur Truus; zijwaarts van die twee wegen; zie daar bij die oude huisjes; bij wat rommelige tuintjes gelegen. Wat verborgen achter tuintjes; daar woont de lieve Tante Truus; een mooi plekje, waar je mij ook heel vaak al schrijvend vindt. Huisjes; naakt, schraal, en wat verborgen rommelig omgeven; een woonomgeving waarbij veel van anderen dan gaat zwijgen! Waar het “fatsoen” wat schuchter terug getrokken gaat nijgen! Denk dan; wie zijt gij wel, wie meent gij dan wel niet te wezen! Maar zie de kleine Kornuiten aan: die verlegen nu voor me staan; kijk naar het loerende zonnetje; die lacht en knipoogt mij al weer. Hij lacht daar hij achter de wolken bijna in ‘n slaap had geweend; komt nu ook heel stiekem lachend, en zacht en stil ging hij staan.
Auteur:Adrie van Gansen.@.6-11-2016
|