p align="center"><a href="http://blog.seniorennet.be/hetbloggershoekje" target=_blank"><img alt="Welkom bij " src="http://i39.tinypic.com/yfhfq.jpg" bloggershoekje="het="border="0" /></a></p>
Het doek wat mij tijdelijk, verblindend voor ogen hing, leidde in mijn nieuwe leefsituatie weer tot ontgoocheling. Heb het nu weer weggescheurd, wil het zien; zo snode! Ik wil nu zien hoe verwoestend jullie werkelijk zijn, al ben ik hierdoor voor even mijn houvast weer kwijt. Mijn hart voelt weer koud, gelijk het lijk van een dode
Helaas de aangeboden droom een oase van rust, was een schim die mij maar voor even verscheen. Een beeld-een droom-die snel weer verdween. De wanhoop gleedt met smart weer in mijn hart, en wikkelde mijn hart weer in het rouwig zwart. Het kwaad trok hier het kleed der leugen weer aan.
Waar je op de aarde ook vol trots naar kijkt, het blijkt soms louter en alleen de ijdelheid. Wat men nu trots in dit leven heeft gebouwd, dat kan men morgen ook weer gaan slopen. Waar nu nog even de koeien en paarden lopen, zal sraks de hoge snelheidstrein gaan lopen.
Wat nu nog heel liefelijk bloeit in het veld, wordt ook gewoon door de ijdelheid geveld! Maar toch, voor ons allen geldt; wat nu nog vol trots pocht en snoeft, daar is morgen de ziekte en dood aan zet, en speelt dan heel verwoestend zijn troef. Want alles en een ieder, wordt onverbiddelijk; ooit door de tijd overtroefd.
Nu lacht het geluk ons misschien nog toe, maar staks worden we daar weer in belaagd. De roem van onze Grootsedaden, ziet men dan ook weer tot droom vergaan!
Zou de mens in zijn ijdelheid, dit spel der vergetelheid kunnen ontlopen, ach, dan is al weer wat anders, waar we in onze ijdelheid dan voor kozen!
Ik ben als louter nietig en aards mens bang, dat alleen de schimmen, stof en wind, het enige is; wat men in het veld dan nog vindt. En dan nog wil men kennelijk de eindigheid, en kostbaarheden der Natuur niet aanschouwen.
Luisterend naar een oude man, waar ik niets van weet of ken, maar in een park ben tegen gekomen, daar kan ik nu nog uren van dromen, het was even of ik mijn kind weer was.
Vergeleken met Willem Kloos zijn mooie Poezie, lijkt mijn dicht soms op een verzopen regenjas, wat nadruipt als een zo juist gebruikt vergiet.
In die gedachten overheerst dan de wanhoop, aan elke zin waaraaan ik dan weer begin. In de angst waarmee ik dan toch nog schrijf, jaag ik me dan steeds de stuipen op het lijf.
Men schrijft dan steeds uit vastgestelde wetten, wat mij dan vaak in schrijfangst doet omzetten, vecht als een zinkend schip tegen zijn ondergang, als mooie woorden geschreven binnen witte rand. Nu als geschreven woorden, binnen wit los zand.
De gedachten komen er wel eens in mij op, hoe konden gedachten en gevoelens gelezen worden, als jij je gedachten en ogen in al zijn eenzaamheid sloot
Soms wenste ik dat ik ongevoelig geboren was, zo keihard, en gevoelloos als een marmere stoicijn Dat ik heel flegmatisch, overwogen, bedaard, kalm, maar vooral weer steeds gezond op aard mocht zijn. kende dan waarschijnlijk noch de eenzaamheid of pijn,
Ik wilde niet; dat het boek van mijn hart geopend werd, zodat mijn pijn en verdriet voor mij de hoek om rent!
Ik ben geboren en opgevoed als een keiharde Spartaan, mijn pijn en verdriet; dat gaat toch niemand wat aan! Al ben ik nu Volwassen, toch zou ik nu nog even graag, gaan naar mijn ouders, zo maar, of nu met een vraag!
Het doet me nu, na al die jaren, toch weer pijn, dat ik nooit meer bij hun; het zieke kind kan zijn.
Sterven doe je ook als je ziek bent, meestal niet zo maar niet in eens, maar steeds af en toe een beetje, en alle beetjes die je steeds stierf, 't is vreemd; maar die vergeet je.
Het is je ongemerkt zelfs ontgaan, maar je gezondheid staat opeens, weer veel verder bij je vandaan.
Dan zoek je weer wat levensmoed, maar soms dan merk en voel je, je ben nu aan je laatste eindje toe!
Als je hier dan over zou willen praten, maakt je dat zo diep en intens moe! Maar steeds dieper in mijn gedachten, vallen dan steeds ongemerkt de gaten. Je vraagt je dan wel eens verdietig af, wanneer zullen ze me daar boven, nu toch eindelijk eens met rust laten.
Ik voelde me eens heel moedeloos, daar op mijn stille plekje bij de sloot. Mijn handen al waren het vissen- vissen tussen de groene lissen, als een wak in het groene kroos. Toen heb ik in het kroos geschreven, zonder angst en zonder schroom, gomt u voor me uit, die boze droom!
Maar telkens als ik weer even snikte, en je knikte me dat je het al wist, liet jij het water weer even beven, en werd weer alles voor me uitgewist.
Weer het naderende 1 April je geschik, gesnik en getik. Dat wederzijds zegelgelik. Daar wil ik het in April niet steeds over hebben.
Ik ril om het uit te leggen Groene brieven aan mij gericht brengen niets vrolijks van binnen. Aanmaningen en waarschuwingen verpakt als dreigende herinnering.
De naam van je Inspekteur klinkt dan als een mes snijdend in het discrete tapijt die zich nooit vergist in deur.
Ze houd me in mijn gedachten zo onaantastbaar gevange,
de blik in haar ogen doen me brandden van verlangen. In mijn gedachte opgeslagen als een ontastbaar mysterie.
Het geeft me steeds het gevoel; een weinig dagen nog, en dan zal ik je wel nooit meer zien! Zeg me; wie is dat mysterie dat zo velen willen aanraken, voelen, strelen en zien?
Als ik verliefd je naam schrijf in het zand; dan is het, of zelfs het water weg kronkelt over het strand. Het is dan net als bij dat wonderlijke licht.......... Straks slaan wind en water mijn mooie boek weer dicht.
Wind en water spelen dan met mijn gevoelens, en schijnen te willen zeggen; Kom!
Maar het mysterie roert wel de lippen, maar blijft stom.
Lenteboden
In mijn tuin vertellen me de eerste paarse bloemetjes,
houdt allemaal toch moed, het voorjaar komt er aan.
Een mooie paarse mening, waar ik volledig achter sta.
Ik stuurde meteen een Kushand naar die stralende zon,
zelf vechtend tegen de mist, die vond dat nu alles kon.
Ik zakte voorzichtig neer in het mooie heidekruid,
blies in mijn gedachten, de zon achter de wolken uit.
Boris mijn hond, knorde en morde wat binnensmonds,
baas; ik wil eigenlijk eerst nog een blokje met je rond.
Och Boris met mij moet gij vandaag niet willen spelen.
Merk jij vandaag niet mijn bezorgd,verdrietig gevoel.
Bezorgdheid en verdriet om schouder en dichtvriendin!
Een bezorgdheid wat ik nu niet echt met je kan delen!
Toen schoof ik zachtjes mijn stoel, hem nog wat nader.
Boris legde kop en poten troostend bij me op schoot.
waarna heel begrijpend likkend mijn lichaam omsloot.
Boris, soms lijk je even, een alles begrijpende vader!