St-Nicolaaskerk in Myra
9 mei de translatio (3)
Er bestaan vier versies over de translatio. Nicephorus tekende de feiten kort na 9 mei 1087 op. Hij vertolkt de visie van de Byzantijnse burgerij. Diametraal daartegenover stond de Griekse adel, met o.m. aartsbisschop Ursus, die Johannes de Aartsdeken opdracht gaf zijn versie weer te geven. Naast deze latijnse teksten zijn er nog twee minder belangrijke versies, een Griekse en een Russische
Begin 1087 verlieten drie schepen de haven van Bari. Zij voeren richting Antiochië om handel te drijven maar hun eigenlijke opdracht was het gebeente van de Heilige Nicolaas uit Myra mee te brengen. In Syrië vernamen zij dat een Venetiaanse missie met dezelfde opdracht onderweg was.
Prompt lichtten de schepen uit Bari hun ankers en volgden de kust van Klein Azië, tot zij Myra bereikten, dat door de saracenen bezet was. de zeelieden gingen aan wal en bereikten enkele mijlen landinwaarts de basiliek waar sedert 750 jaar bisschop Nicolaas begraven lag. Enkele monnniken, die de wacht optrokken, toonden hun de plaats waar de vloeistof die uit de botten van de heilige stroomde, werd opgevangen.
Toen het de monniken duidelijk werd dat men de stoffelijke resten wou stelen, trachtten zij versterking te halen. Ze werden evenwel overmeesterd en gedwongen Nicolaas' graf precies aan te duiden. De marmeren vloer werd opgebroken. Men trof het witmarmeren graf aan met de kist, die helemaal gevuld was met de Heilige Olie die uit het gebeente vloeide. Het gebeente werd in zijden gewaden gewikkeld en naar de schepen gedragen. Tijdens de afvaart van de schepen werden zij nageroepen door een massa woedende inwoners van Myra. (wordt vervolgd)
uit: Tijdingen van het Sint-Nicolaas Genootschap
|