Bij een rijk kind
In haar grote, mooie kamer zat Betty. Ze schreef een brief aan Sinterklaas. Maar wat ze nu eens vragen zou, wist ze warempel niet. Ze had zo veel! Poppen, boeken, een poppenhuis, een keukentje, en nog véél meer. Het was wel lastig, als je zooveel had, dacht ze. Eensklaps werd er buiten hard op de deur geklopt. Betty liet van schrik haar pen vallen. Zou dat de Sint zijn? Ze hoorde het dienstmeisje opendoen. En even later, daar kwam hij de kamer in, de goede Sint. Zijn trouwe knecht volgde. "Ik kom eens fijn bij jou op bezoek", zei de Sint. "Het is buiten zo koud. Mijn neus ziet er pimpelpaars van! Maar hier is het heerlijk, ik ga maar dicht bij de haard zitten. Piet, zoek jij eens wat moois uit voor dit meisje. Ze is vlijtig en braaf geweest". En wat haalde Piet te voorschijn? Een allerliefste, kleine naaimachine! Die had ze nog niet. "Luister eens, Betty", zei Sint ernstig, "ik heb gehoord, dat jij zo veel speelgoed hebt. Er zijn wel duizenden kinderen, die ik wat wil brengen. Misschien, heel misschien,vergeet ik er wel eens eentje. Wil jij soms een beetje helpen? Als je hoort, dat een kindje niets gekregen heeft, wil jij het dan wat geven?" "Natuurlijk", riep Betty, "ik kan best wat missen". Sinterklaas glimlachte blij, toen hij even later het mooie, grote huis verliet. Hij wist, dat hij er een knechtje bij gekregen had.
|