De ongelovige koning (3)
De volgende ochtend ging de staljongen naar de stal om het zwarte paard van de koning te zadelen voor het dagelijkse ritje van de koning. Hij kwam de stal binnen en kreeg de schrik van zijn leven. Alle vier de benen van het paard waren verdwenen. Het arme beest lag op zijn buik droevig te hinniken. De staljongen haastte zich naar de koning en die vroeg: "Staljongen wat kom je hier doen, jij hoort in de stal en niet in mijn mooie zaal." "Majesteit er is iets vreselijks gebeurd, daarom kom ik naar u toe," zei de jongen bibberend van angst. "Nou vertel op," zei de koning nors. "Majesteit, u kunt vandaag niet uit gaan rijden." "Natuurlijk wel, ik ben de koning en ik doe wat ik wil." "Maar majesteit, de benen van uw paard zijn verdwenen." "Wat zeg je daar, de benen van mijn paard verdwenen? Dat kan niet." "Komt u zelf maar kijken, majesteit, het is echt waar," zei de staljongen. De koning stapte naar de stal zo snel hij dat kon zonder te rennen (een koning rent natuurlijk nooit). En daar zag hij dat het waar was. Daar lag zijn lievelings paard, zonder benen in het stro. De koning moest er bijna om huilen. Hij vroeg de wijze raadsheren om raad, liet de beste dokters er naar kijken. Niemand kon helpen. De benen waren gewoon verdwenen en het paard kon niet meer lopen. Het was uit met de dagelijkse fijne ritjes door het park en de duinen. Aldobert was helemaal uit zijn doen. Hij sliep slecht en had een rothumeur. Zelfs tegen de koningin deed hij lelijk. Wekenlang duurde het al en nog waren de benen niet weer aangegroeid. De koning was wanhopig. (wordt vervolgd) uit: Sinterklaas is jarig
|