De drie veldheren (legende)
Keizer Constantijn stuurde drie veldheren naar Phrygië om een opstand aldaar te onderdrukken. Een ongunstige wind dreef hen echter naar de kust van Lycië en dwong hen in Andriake, vlakbij Myra aan land te gaan. Om te voorkomen dat er botsingen zouden plaatsvinden tussen de bevolking en de soldaten, spoedde bisschop Nicolaas zich naar Andriake. Hij sprak met de veldheren,won hun vertrouwen en nodigde hen uit voor een maaltijd. Tijdens de maaltijd ontving hij het bericht dat gedurende zijn afwezigheid drie onschuldige burgers door de landvoogd, die was omgekocht, ter dood waren veroordeeld. Nicolaas stond onmiddelijk op van tafel en haastte zich met zijn gasten naar de plaats van de terechtstelling. Daar trof hij de veroordeelden aan , geblinddoekt, geknield, de hals ontbloot, terwijl de beul met geheven zwaard op het punt stond het vonnis te voltrekken. Nicolaas wrong zich met kracht naar voren en rukte kwaad het zwaard uit de handen van de beul. Hij slingerde het ver weg. Daarna liet hij de onschuldigen opstaan. Samen met hen en de drie veldheren ging hij naar de landvoogd. Deze liep hem al tegemoet, maar Nicolaas riep verontwaardigd: 'Jij, vijand van God, hoe durf je na zo'n misdaad mij nog onder ogen te komen?' De landvoogd toonde berouw en op voorspraak van de drie veldheren schonk de bisschop hem vergiffenis. De drie veldheren keerden enige tijd later zegevierend terug van hun veldtocht in Phrygië. In de hoofdstad overlaadde Constantijn hen met lovende woorden en geschenken. Dit wekte jaloezie op. De hoogste raadgever vertelde de Keizer de leugen dat de drie een staatsgreep voorbereidden, omdat hun aanzien bij het volk zo gestegen was. De Keizer liet de drie veldheren direct in de gevangenis werpen en hij veroordeelde hen ter dood. In deze uitzichtloze situatie herinnerde een van de veldheren, Nepotianus, zich de gebeurtenissen in Myra en het optreden van bisschop Nicolaas. In hun grote nood smeekten zij om zijn hulp. Nog diezelfde nacht verscheen Nicolaas in een droom aan Constantijn en beval hem de drie veldheren vrij te laten omdat ze vals beschuldigd waren. Ook verscheen hij in een droom aan de eerste raadgever en beval hem de Keizer de waarheid te vertellen. De volgende morgen liet de keizer onmiddelijk zijn eerste raadgever roepen. In dat gesprek werd alles duidelijk. De drie veldheren werden uit de gevangenis gehaald en aan de keizer voorgeleid. 'Met welke tovenarij hebben jullie er voor gezorgd dat wij zulke dromen kregen?' vroeg de keizer. Zij zeiden dat ze onschuldig waren en in hun nood de hulp van de bisschop van Myra, Nicolaas, hadden ingeroepen. En zij vertelden wat ze op hun reis hadden meegemaakt. De Keizer liet hen daarop meteen vrij en zond hen, zeer onder de indruk, met geschenken naar Nicolaas. Hij echter dankte God voor de hulp. uit: Sinterklaas op school
|