De Sint in de letteren
Er zijn de talrijke dichters die Sinterklaas hebben bezongen, zoals Hélène Swarth in haar vers 'Sint-Nicolaas in het bos'. En wie kent niet P.A. de Genesters dichtregels uit de Sint-Nicolaasavond (1849)
De keten rammelt nog en vreeslijk luidt de bel Een stem bromt in de gang 'Is alles hier nog wel?' Of zo iets. Dan opeens hoort me'aan de zaaldeur kloppen En eensklaps is de grond met krieken, mang'len, moppen, Bonbons en ulivels bezaaid. De kleine schaar Vliegt henen van den deur en dringt zich bij elkaar En staat verlegen op de vingertjes te knabbelen, En durft in d' eersten schrik niet opzien en niet grabbelen.
De deur slaat open en Sint-Nicolaas treedt in Al grommend in de baard, die afstroomt van zijn kin Een masker voor 't gelaat - afschuwelijk van kleuren, En wel geschikt de moeder der kleinen....op te beuren; Een mijter op het hoofd, spits als een suikerbrood, Een mantel om, de voering buiten, purperrood, En ruimte voor zes, een groenen reiszak in de handen, 't Land van belofte en zoete koek en.....slechte tanden.
Niet onvermeld mag blijven dat enkele klassiekers onder de hedendaagse Sinterklaasliederen dateren van rond 1850. In 1844, 1845 en 1847 publiceerde Dr. J.P. Heye delen van zijn kinderliederen, die in 1861 zouden worden gebundeld.Een van de nieuwe verzen uit dat boek is het nog zeer bekende " Zie de maan schijnt door de bomen!"
Zie de maan schijnt door de bomen! Makkers staak uw wild geraas! ' Heerlijk avondje is gekomen, 't avondje van Sint Niklaas. Van verwachting klopt ons hart, Wie de koek krijgt, wie de gard (2x)
O wat pret zal 't zijn te spelen, met dien houten harlekijn. Eerlijk zullen we alles delen, suikergoed en marsepein. Maar o wee, wat bitt're smart, kregen wij voor koek en gard! (2x)
Maar ik vrees niet dat wij klagen, Vader, Moeder zijn zo goed. Waren wij ook niet alle dagen, vele waren we toch zoet. Ban dus vrij de vrees van 't hart, 'k wed er ligt geen enk'le gard (2x)
uit: Wie de koek krijgt: Wie de gard (Ed van Eeden)
|