Wij moeten onze hemel niet verdienen. Wij krijgen hem
"In zijn bejegening van zondaars, armen, kinderen en zieken, openbaarde Jezus de eigenheid van Gods verhouding tegenover alle mensen. Het gaat hier om mensen die niets anders hebben dan hun mens-zijn en die precies omwille daarvan, bemind worden door God.
Door zijn aandacht, hulp en liefdevolle zorg te doen uitgaan naar mensenaan de zelfkant van godsdienst en maatschappij, openbaart Jezus Gods verhouding tot de mens als puur-gratuite liefde (d.w.z. zo maar, gratis en voor niets, onverdiend!).
Zijn en doen
Om te begrijpen wat wij daar precies mee bedoelen, dienen wij ons even te realiseren hoe wij zelf ons doorgaans tot mensen verhouden. Hoe mensen ons verschijnen, hoe wij mensen benaderen. Het is evident dat wij mensen opdelen. Er zijn diverse classificaties. Arm en rijk, ziek en gezond, jong en oud, zondig en fatsoenlijk, zwart en blank, conservatief en progressief, intellectuelen en handarbeiders, en noem maar op (Een goede oefening voor onszelf: hoe delen wij de mensen rondom op!?)
Gewoonlijk realiseren wij ons niet dat wij daardoor in feite mensen beoordelen en bejegenen, volgens normen die in zekere zin buiten hun eigenlijk mens-zijn liggen. Normen die dan neerkomen op wat mensen 'hebben', op wat zij 'doen', op wat zij 'kunnen'."
Als commentaar op mijn verhaal over de moeder die verschil maakte tussen haar bloedeigen kinderen. Wij moeten er nog verder over praten!
Citaat uit A.R. Van de Walle, o.p. (een echte predikHEER), Verlost tot vrijheid, Cahiers voor levensverdieping, 1975nr. 19, p. 73 - 74. Dit boekje is nog altijd zeer lezenswaardig.
Waarom moeten wij onze hemel niet verdienen? Omdat wij hem 'krijgen', zo maar, puur gratuit.
Ooit hoorde ik de volgende biecht. Ik mag daarover vertellen want zij gebeurde in het openbaar. De dame begon met te zeggen: "Ik zou eens willen mijn biecht spreken!". Het was reeds stil in de zaal, maar nu werd de stilte zo intens, dat je een man hoorde fluisteren: "Wie gaat er nu nog te biechten en die gaat dat hier doen in het openbaar!?" "Jullie weten dat wij thuis twee kinderen hebben", vervolgde de dame,"Veerle en Luk. Jullie weten waarschijnlijk ook wel dat onze Veerle super begaafd is. Altijd opnieuw, haast zonder moeite, haalt zij op school de allergrootste onderscheiding. Maar onze Luk stond bij de verdeling van de gaven op de laatste rij. Veerle heeft bijna alles gekregen en Luk de overschot. Vorige week was ik grieperig. Na de middag lag ik op de zetel verder te herstellen. Onze Luk was ook thuis, hij was 'schoolziek', als je begrijpt wat ik bedoel? Plots vroeg hij mij: "Moeke, is dat niet te fris als je daar zo op de zetel ligt?" Hij naar boven en ... hij legde een deken over mij. Vijf minuten nadien: "Moeke, dat is zeker niet confortabel met je hoofd op de rand van zetel. Ik ga je een kussen halen." Mij hart werd er warm van. Toen hij vroeg: "Moeke, ik ga je wat drinken halen!", wilde ik hem laten horen dat ik dat alles geweldig waardeerde en ik zegde: "Wel Luk, jongen, wat ben ik blij dat ik heb". Ik gaf Luk een pluim en patat, ik kreeg een klop op mijn hoofd. Luk reageerde spontaan: "Ja Moeke, maar onze Veerle zie je toch liever!". Ik protesteerde en ik meende het als ik zegde: "Maar Luk, dat kan je niet menen. Noch je vader, noch ik willen geen verschil maken tussen jou en Veerle". "Jawel", antwoordde onze Luk. Ik bleef maar vragen hoe hij zo iets durfde te beweren. Zijn uitleg: "Wel als het rapportentijd is sta je altijd te zwaaien met het rapport van onze Veerle. Aan iedereen wil je verkondigen hoe knap zij wel is en dat zij het nog heel ver zou brengen. En tegen mij zegde je: "Luk, als die nieuwsgierige nonkel vraagt, hoe was het op school, moet je daar niet op reageren. Hij heeft daar geen zaken mee. Moeke, je bent beschaamd over mij!"
Dat was de biecht van deze vrouw. Tot voor haar bekering maakte zij ongewild verschil tussen haar bloedeigen kinderen. En wat kunnen zij er aan doen dat de ene begaafd is en de andere niet? 'Aangestoken' door een maatschappij waarin je pas telt als je presteert, je waar maakt,...Wij zouden ook kunnen zeggen dat deze moeder haar Luk niet kon vergeven dat hij niet zo begaafd was als zijn zus. Daarover moeten wij nog eens verder praten!
Deze uitspraak van Pater Joris Vertongen heb ik onthouden. Ik had hem uitgenodigd de bezinningsdagen van de zesde jaars te begeleiden. Hij vertelde hoe hij een uitnodiging had gekregen om in de BRT een uitvoering van een muziekprogramma van Van Beethoven bij te wonen. Door allerlei omstandigheden kwam hij een paar minuten te laat. De zaalwachter liet hem toch binnen in de concertzaal. Het viel hem op hoe gecencentreerd stil de mensen zaten te luisteren naar de uitvoering van de vijfde symphonie van Van Beethoven. Stil waren zij inderdaad en intens, maar heel de zaal werd gevuld met de heerlijke muziek van Van Beethoven. Stilte, zegde hij toen, is luisteren naar het geluid van je keuze. Valt je euro?
Van Felix Timmermans: " Een vink pikte gaatjes in de stilte". Subliem!
Bij ons thuis werd er tijdens de winter veel met de kaarten gespeeld. De leuvense stoof stond rood te gloeien. Mijn moeder aan de ene kant van de stoof was aan het breien. Ik zat aan de andere kant van de stoof een boek van Karl May te lezen. Aan tafel zaten mijn vader, mijn oudste broer en twee geburen te kaarten. Het ging er erg lawaaierig aan toe. Ik heb lang gedacht dat kaarten iets voor ruziemakers was. Onze jongste zus, onze Godelieve, had moeder naar boven gedragen en zij had daarbij gevoeld dat zij het nogal warm had. Zij was met haar gedachten bij haar jongste dochter boven. Opeens vroeg zij de luidruchtige kaarters het even stil te maken: "Ik denk dat ik ons jongste hoor wenen!". De vier mannen uit één mond: "Wij horen niets!". Moeder: "Wees eens stil". Toen zij de kaarten neerlegden en hun hoofden omhoog hieven, om beter te kunnen luisteren, zegden ze: "Inderdaad, zij weent, je zal eens moeten gaan kijken!" Waarom had moeder midden al dat lawaai van de kaarters ons Lieve horen wenen? Omdat zij met haar gedachten boven was, bij haar dochter, van wie zij vermoedde dat zij koorts had. Waarom hoorden de mannen niets? Omdat zij met hun gedachten bij het kaartspel waren en midden al het lawaai dat ze maakten, hoorden zij niet het schrijen dat van boven kwam. Is het niet zo, dat als wij onze kaarten, onze bezigheden, eens even laten liggen en onze gedachten richten, dat wij dan ook gaan zeggen: "Ik geloof dat ik Hem hoor!!!".
Odette De Pooter als vrijwilliger bij de Zusters Missionarissen van Naastenliefde in Spitak - Armenië
Vanavond mag ik Mevr. Odette De Pooter inleiden te Nederboelare in de parochiale zaal De Reep. Odette zal er een diavoorstelling geven over het werk van de Zusters Missionarissen van Naastenliefde (Moeder Teresa) in Spitak, Armenië. Zij vertrekt deze zomer voor de vierde keer als vrijwilliger naar Spitak. Een andere Oost-Vlaamse zuster Mieke uit Herzele, leeft daar in een gemeenschap van de Zusters Missionarissen van Naastenliefde in het Armeense stadje Spitak. De stad werd eind jaren '80 van de vorige eeuw door een aardbeving zo goed als compleet verwoest. Ook daar ontfermen de zusters zich over weeskinderen, waaronder met een blijvende handicap. Andere kinderen uit de buurt volgen overdag les bij hen. Dankzij internationale steun uit Zwitserland en België kunnen de weeskinderen uit Spitak sinds kort in de hoofdstad Jerivan terecht voor fysiotherapie, orthopedische heelkunde en gespecialiseerde kinderchirurgie.
Mevrouw Odette De Pooter die elke donderdag als vrijwilligster werkt in de palliatieve afdeling van de kliniek te Ronse, kwam langs zuster Mieke met de weeskinderen van Spitak in kontakt. De nood van deze, veelal gehandicapte weeskinderen, heeft haar naar het hart gegrepen. Zij wil niet alleen fondsen verzamelen om die kinderen de nodige zorgen te later verstrekken, maar wil zelf de handen uit de mouwen steken en een maand lang zich helemaal inzetten voor deze kinderen.
De diareeks toont het werk van de zusters en het werk van Odette daar ter plaatse.
Bedenking: Zowel de zusters als Odette zijn in feite diaconessen, alhoewel niet gewijd, zeer toegewijd. Zij geven de kerk als dienst aan de wereld handen en voeten. Stel dat deze mensen of een deel ervan zou mogen gewijd worden, wat zou er dan veranderen? Wat zou de zin van die wijding
"Dat is wel wat al te simplistische gezegd, vind ik. Schuif het de tijd maar in zijn schoenen, dan zijn wij ervan af. Waarom erkennen wij niet dat er geen tijd bestaat, maar dat wij de tijd zelf zijn? Het gezicht van iedere tijdsfase wordt niet door de tijd zelf bepaald, maar door de mensen en wat zij er van maken. Het menselijk denken kleurt de tijd, en soms is die tijd zelf krachtig en sterk. Dan zijn er in die tijd ook krachtige en sterke mensen. Als de algemene opinie is dat dit een tijd is van twijfel en zwakte, dan mag je de mens die leeft in deze tijd daar ook van verdenken."
Toon Hermans, Levensboek, tweede druk 2001, Fontein, Baarn, p. 69.
Toegepast op ons kerk-zijn: het gezicht van onze kerk wordt niet door de tijd zelf bepaald, maar door de christenen en wat zij ervan maken.
Uit een knipsel, waarschijnlijk uit De Standaard, citeer ii Ludo Van Den Eynden. Als titel staat er een 'GLOSSA' boven de titel: "Eeuwigheid"
EEUWIGHEID
"Wat is het kostbaarste en duurste goed? Je zielenzaligheid, je gezondheid, de veiligheid van have en goed? Ongetwijfeld! Trek je huisdeur achter je dicht, dan stap je in het rijk van de tijd die alom heerst en veel kost. Hier is het horloge zonder meer de baas. Daarom zijn reizigers terecht boos omdat treinen niet op tijd sporen en automobilisten omdat zij onderweg hun tijd verliezen.
Mensen hebben steeds minder tijd.
De tijd zalig doden door niets te doen, door te mijmeren over de dingen die voorbijgaan, is alleen weggelegd voor mensen die oud van dagen hun levensruimte zien krimpen. Hun leefwereld versmalt tot één stad of dorp, één wijk, één stsraat, één huis of flat. Uiteindelijk wordt hun wereld een venster, een stoel of een bed. Hun ruimte slinkt maar hun tijd tikt traag weg.
Voor de actieven is het draven geblazen, want de tijd vergroot zijn mechanische greep. Soms loopt het allemaal zo hard van stapel dat je je afvraagt of de tijd zichzelf niet op de hielen trapt. En het is zeker niet alleen in de sport dat er geknabbeld wordt aan minuten en seconden. Veel mensen werken zich uit de naad onder de druk van de klok, zonder gouden schoenen of andere trofeeën als grote erkenning.
Alleen monniken hebben nog de nuchtere trage tijd, ze beleven nog een zee van tijd, een eeuwigheid. De meeste anderen hebben tijd te kort of geen tijd meer."
"De meeste mensen hollen zo hard het geluk achterna, dat zij het voorbij lopen" (waarschijnlijk van Toon Hermans). Ooit hoorde ik een man na een zware hartziekte zeggen: 'Dank zijn mijn hartinfarct (!!!) heeft het geluk de tijd gehad mij in te halen!"
Onze schoonzoon beweert dat wij van twee dingen altijd te weinig hebben, namelijk tijd en geld. De wijze waarop wij deze zeldzamen goederen met anderen delen, zegt heel veel over onze waardenschaal, ons Gods- en mensbeeld!
Uit De Standaard van zaterdag en zondag 23 en 24 april 2005, p. 9; Bart Dobbelaere en Steen Samyn interviewen Bert Anciaux.
Hebt u intussen al de verkiezing van Joseph Ratzinger tot paus verteerd?
Gisterenen zei ons Damienne nog: "Ach, Bert, trek het u niet zo aan, het komt wel goed."
Ik hoop het. Ik was vooral getroffen door de ontgoocheling van kardinaal Danneels, voor wie ik veel bewondering heb.
De pauskeuze heeft me erg aangegrepen, ik ben daar veel mee bezig. Ik heb het moeilijk met een instelling waarvoor de kern van haar bestaan is zich af te zetten tegen andere groepen. De instelling als doel op zich. De Kerk als doel op zich. Ik vrees dat deze paus zijn Kerk belangrijker vindt dan het samenwerken met anderen.
Dat heeft geen invloed op mijn geloof, al zou ik me liever thuis voelen in mijn Kerk. Nu blijft het geloof een individueel verhaal voor mij."
Als 'onderschrift' bij deze uitspraak citeer ik uit het boek van Paul Dehaes, Kerk als dienst aan de wereld, tweede druk, Reinaert, Zele, 1979, p. 13. Paul Dehaes studeerde in Rome en logeerde in het Belgisch College, samen met de vorige paus Johannes Paulus II. De titel van zijn boek spreekt al boekdelen ( en dan al geschreven voor 1979). In het eerste hoofdstuk heeft Paul Dehaes het over 'De Kerk als dienst'. Onder '1. De Kerk als instrument' heeft hij het onder '1.1. Een middel, geen doel' (wat wij gaan citeren!) en onder '1.2. God is groter dan zijn Kerk'. Wij citeren '1.1. Een middel, geen doel'
" Het vraagt niet veel uitleg om te beseffen dat een instrument een middel is, een middel om mee te werken. Dus: in geen geval een doel. Vanuit deze vanzelfsprekendheid volgt een conclusie die van belang is voor de opvatting van de pastoraal. Niet zelden hoorde ik spreken over de pastoraal als de zorg om de mensen naar de Kerk te brengen, opdat zij hun verplichtingen zouden nakomen. De praktijk om de misgangers te tellen, het aantal communies of het aantal huwelijken die in orde zijn, berust op eenzelfde opvatting van de pastoraal. Onbewust wordt in deze opvatting de Kerk (hoe dan ook nader te bepalen vanuit deze onbewustheid) opgevat als een doel. Welnu, Vaticanum II presenteert zichzelf aan de wereld als een instrument. Als wij mensen tot de sacramenten brengen (ook tot het oer-sacrament dat de Kerk is) dan brengen wij ze niet tot eendoel, een eindpunt, een terminus, maar tot een werktuig. Dan moet er gewerkt worden. wij moeten weer leren denken over de Kerk in operationele termen. Wordt er dienst bewezen om de mensen dichter bij elkaar te brengen en zo tot God (aangezien wij hoorden dat het Gods plan niet is de mensen afzonderlijk tot Hem te laten komen!?
Deze eenvoudige constatatie brengt verdragende gevolgen mee, maar ook een verheldering van grondbegrippen. Zo hoorde ik, op een samenkomst van leken na het lekencongres te Rome met het oog op het oprichten van dialoogstructuren in de Belgische kerkprovincie, als een der eerste vragen stellen: "Wat is pastoraal eigenlijk? Iedereen spreekt er over maar niemand weet precies wat het is." En een der aanwezigen, een inwoner van Anderlecht, wees er op dat in Brussel een straat de naam draagt: "Rue de la pastorale"; Herdersliedstraat". Dus... Deze plezierige anekdote toont eens te meer aan, hoezeer wij een kerklijk jargon spreken dat buitenkerkelijken helemaal niet begrijpen en (o ironie) de meeste binnenkerkelijken evenmin.
De vraag: "Wat is pastoraal?" is de vraag naar de zending van de Kerk. Vroeger was het antwoord eenvoudig: pastoraal is zielzorg en wordt uitgeoefend door de zielzorger, de priester. Nu blijft er nog een woord of liever een half woord over van die bepaling: Pastoraal is de zorg van de kerk voor de wereld en drager van die bekommernis is heel het Godsvolk. Het woord Pastor verwijst naar de Goede Herder die zijn leven heeft gegeven voor allen, die op zoek ging naar het verdwaalde schaap, die vocht met de wolf tot bloedens toe, die gekomen is niet om gediend te worden maar om te dienen, die zich een lendendoek heeft omgebonden en de voeten gewassen en de tafel gediend als een dienaar. (Vandaar de symboliek van de diakenstool. Dat is voor later!). Pastoraal is de actieve deelname aan de bevrijdende bekommernis, aan de dienende liefde van Christus pro mundi vita, voor het leven van de mensen. Velen zijn allergisch geworden voor het woord herderlijke zorg omdat zij niet langer als schapen behandeld willen worden die enkel goed zijn om gezegend en geschoren te worden. Daarom is het wellicht het beste niet meer te spreken van pastoraal, maar eenvoudig van dienst. Welke dienst kunnen wij als Kerk bewijzen aan de mensen? Dat is eenvoudige taal die iedereen kan begrijpen terwijl pastoraal, oer-sacrament en dergelijke thuishoren in theologische handboeken met veel verklarende voetnoten."
Paul Dehaes ligt aan de basis van mijn roeping tot het diaconaat! Ik stond er eerst zeer argwanend tegenover. Toen ik tijdens studiedagen van KVLV Pauld Dehaes hoorde spreken over "De Kerk als dienst aan de wereld" was alle argwaan weg en wist ik dat deze roeping heel waardevol is voor alle gelovigen: "Wie niet dient, dient tot niets!"
Onze tweede dochter Lieve(ke) heeft twee kinderen: Enya en Sarah. Samen met haar echtgenoot Hugo wonen zij in het schilderachtige Everbeek. Rondom hun nieuwe woning strekken zich de heuvels van de Vlaamse Ardennen uit: tot Vloesberg, Brakel, Lierde en Geraardsbergen. Deze landschappen werden op doek gebracht door Valerius De Saedeleer. Hugo en Lieve hebben deze woning aangekocht en naar hun hand gezet. Hugo heeft de ruwbouw onder handen genomen. Opnieuw moet ik zeggen (want het is reeds de twee woning die hij renoveert!) dat Hugo een architect en ingenieur is zonder diploma, maar met enorme bekwaamheid. En met een enorme werkkracht.Hij ontwerpt in zijn hoofd de plannen en voert die dan deskundig uit. Voor een gegradueerde in de verzekeringen is dat niet vanzelfsprekend. Voor Hugo, ingenieur-architect ,de gewoonste zaak van wereld. Maar het is niet gewoon. Je moet het kunnen, je moet het willen, je moet het realiseren. En dat heeft Hugo opnieuw gedaan. Lieve mag dan het interieur aankleden en dat heeft zij opnieuw met smaak gedaan. Waar zij het allemaal vandaan haalt, ik weet het niet. Maar het is haar weer gelukt. Schuilt er in Lieve een huisarchitect. Het is een echte thuis geworden: warm, gezellig, gastvrij.
Een huis en een thuis voor Enya en Sarah en Mauro. Mauro is de poedel van het gezi. Het beestje danst van hier naar ginder als hij ons ziet.Maar over deze drie een andere keer!
Opa over kinderen en kleinkinderen:Victor en Alicia op bezoek. Over Enya en Sarah later
Zaterdag, zondag, maandag, dinsdag, waren Ann (onze jongste dochter) en haar man Kristof, samen met hun twee kinderen in het land.
Kristof had Italiaanse en Franse dag- en weekbladen gelezen over de overleden Paus Johannes Paulus II. Daarna had hij ook enkele van onze Vlaamse dag- en weekbladen gelezen. Het viel hem op dat wij hier in Vlaanderen zeer kritisch stonden tegenover deze paus, terwijl hij in Italië en zelfs in Frankrijk zeer veel positiefs hoorde over het voorbije pontificaat van Johannes-Paulus II. Zijn en mijn bedenking: als je dat allemaal leest, hoe sterk worden wij niet bevooroordeeld tegenover die man. Wij hebben uiteraard geen persoonlijk kontakt met hem gehad en moeten dus oordelen op basis van zijn handelen als paus, maar dat wordt ons juist bekend door de media. Die media kleuren echter de objectieve gegevens positief of negatief in. Hoe kunnen wij daar onderuit.
Na drie jaar Italië (Bologna, Pontechio Marconi op de Monte Chiara) wonen onze kinderen en kleinkinderen opnieuw in Frankrijk, bij Lyon, in St.Genis chez Allières. Het doet echt deugd Alica en Victor bezig te zien en te horen. Zij spreken en verstaan gelukkig behoorlijk Nederlands. Tot voor enkele maanden was hun moedertaal het Italiaans. Helaas deemstert dat Italiaans langzaam weg of beter, het sluimert. Hun mama, onze jongste dochter, denkt eraan hen nog een week of veertien dagen school te laten lopen in Pontechio Marconi. Naar verluidt spreken ze nu al goed Frans. Victor met een Belgisch accent, zeggen zijn ouders, en Alica als een echte française.
Boeiend was hun spel met Amos. Amos is onze Jacques Russell, zeven maarnden oud. Eén en al leven. Victor vertelde dat hij zich super had geamuseerd. Deze morgen zijn ze reeds om half zeven met de trein naar Zaventem vertrokken. Amos loopt al een hele tijd te zoeken naar zijn speelkameraden. En wij missen opnieuw onze kinderen en kleinkinderen.
Binnenkort gaan wij op bezoek te St.Genis chez Allières.
Waarom wil een mens honderd jaar worden. Dat is volstrekt nutteloos
In een ziekenkamer met kankerpatiënten praten twee zieken met elkaar. Een derde zieke moet tegen heug en meug luisteren wat die twee elkaar vertellen. Op een avond beluistert hij hoe Ephrem aan zijn gebuur een dwaas verhaal vertelt. "Waarom wil de mens toch honderd jaar worden? Het is volstrekt nutteloos. Ik zal je eens vertellen wat er gebeurd is. Allah deelde het leven uit en hij gaf aan alle wilde dieren vijftig jaar te leven. Hij was van oordeel dat dat moest volstaan. De mens kwam als laatste aan de beurt en er restte Allah nog maar vijfentwintig jaar. En de mens werd kwaad: dat is veel te weinig! Allah antwoordde: "Dat is meer dan voldoende." Maar de mens hield vol. "Zoals je zelf wil, antwoordde Allah, ga zelf de anderen om langer leven vragen, misschien zijn er wel die jaren te veel hebben en ze aan jou willen geven. En de mens ging op tocht. De eerste die hij tegenkwam was een paard. "Luister, zegde hij, men heeft mij te weinig leven gegeven, wil je mij een deel van je jouw leven afstaan." - "Dat is goed, hier, neem maar vijfentwintig jaar." De mens vervolgde zijn zoektocht en kwam een hond tegen: "Luister eens hond, sta mij een deel van jouw leven af! - "Hier, neem maar vijfentwintig jaar!". Hij vervolgde nog verder zijn zoektocht en komt zo een aap tegen. Ook van de aap krijgt hij vijfentwintig jaar. Nu keert hij terug naar Allah. Deze zegde hem: "Het zal dan geschieden zoals je hebt gewild: de eerste vijfentwintig jaar zal je leven als een mens; de volgende vijfentwintig jaar zal je werken als een paard; de volgende vijfentwintig jaar zal je keffen als een hond en de laatste vijfentwintig jaar zal je zoals een aap, voorwerp van spot worden..."
Uit Soljenitsyne, Le Pavillon des cancereux, Le livre de poche, Julliard, 1968, 45 - 46.
De derde zieke beoordeelt dit verhaal als 'dwaas'. Zit er evenwel niet veel wijsheid in? Graag je 'wijs' commentaar op dit verhaal.
Jaren geleden, Johannes was nog een ukkie, wandelden wij samen langs de straat. Plots vroeg Johannes: "Opa ben je al oud?". Johannes gaf zelf het antwoord: "Je bent al oud, maar nog goed!" en dadelijke daarop: "en als je dood gaat krijg ik een nieuw opa!". Daar kan je als opa een tijdje over mediteren. Hoe komt een jongentje van goed vijf-zes jaar tot zo'n gedachten. Waarschijnlijk is Johannes dit al lang vergeten, maar zijn opa vertelt het af en toe in familie- en vriendenkring. Het gevolg van dat vertellen: Johannes en opa werden uitgenodigd te Deftinge. Daar was een groot tuinfeest en regelmatig kregen wij de reactie: "En is dat nu onze filosoof Johannes?!" Johannes zei toen: "Opa, hoe komt het toch dat al die mensen mij kennen!". Ja, omdat de fiere opa wilde opscheppen met zijn kleinkind filosoof én daarenboven is hij is oudste kleinkind. Daar gaat het trouwens danig fier op en terecht! Het is een 'Genade' kinderen te krijgen. Het is een grote 'Genade' kleinkinderen te krijgen.
Op zekere dag dag hoorden wij Johannes zeggen dat hij zeker nooit naar de hemel wou gaan. Ik dacht: "Wij zitten met een ketter in de familie!". Na tijd en gesprek bleek dat hij niet wilde doodgaan. Zijn oma uit Aalst vertelde regelmatig over grootvader Aalst en over zijn vroegtijdig overlijden. Oma van Aalst zei altijd: "Opa is in de hemel". Maar die 'hemel', zo voelde Johannes aan, stond voor dood gaan en dat wou hij absoluut niet. Groot gelijk had hij. Zo zien wij maar dat wij altijd goed moeten luisteren als iemand spreekt. Pas als je echt luistert, kan je op de duur verstaan wat echt bedoeld werd.
De oudste zus van Johannes noemt 'Maria-Clara'. Bij een geboorte en doopsel vragen wij altijd waarom het kindje genoemd werd met die naam. Wij weten 'naar wie je liefhebt, wil je heten'. Mama van Maria-Clara antwoordde: "Zeg maar dat deze twee namen de namen van twee geëmancipeerde vrouwen zijn".
De tweede zus van Johannes noemt Elisabeth. Waarom? Omdat 'Elisabeth' eveneens de naam is van een geëmancipeerde vrouw.
Ik vraag mij af of de mama van Johannes, Maria-Clara en Elisabeth nog weet dat zij indertijd mij dit antwoord gaf. Ik vond het een subliem motief om je kinderen zo te noemen. Als dat geen 'Genade' is!
Opa kan ook echt jaloers zijn. Jawel, op zijn/hun (ook van oma!) kleinkinderen. Johannes de filosoof, verslinder van vele interessante boeken, een kerel die reist in boeken en de twee jonkfrouwen, 'begenadigd' met muzikaal talent. Ik/wij hoor/horen ze zo graag spelen op viool en cello. Hier speelt waarschijnlijk papa Stijn als de bron van al dat muzikaal talent.
"Hoe zou (...) een min of meer snel geleverde bijdrage van een geleerd exegeet of theoloog, levenswoord en voedsel kunnen zijn voor verschillende christenen en voor situaties van uiteenlopende plaatselijke kerken, wanneer het in de mond genomen wordt door predikanten die slechts beschaamd kunnen staan als zij een tekst verkondigen die zij niet eens hebben bemediteerd, waarin zij niet zijn doorgedrongen en waarover zij niet hebben gebeden? En dan wordt geklaagd dat het Woord Gods vandaag de dag de vergadering niet meer raakt en op ondoordringbare wanden en muren lijkt te stoten! Maar is dat nog wel het werkdadige "Woord" van God, dat wordt verkondigd door een predikant, een getrouwe en oprechte getuige die niet bang is voor de moeilijkheden die het met zich meebrengt. wie het Woord verkondigt, zou zich vaker en meer bewust de namen moeten herinneren die de Schrift hem toekent: hij verschijnt immers als "bedienaar van het Woord" (vgl. Lc 1,2), "bedienaar en getuige van wat hij gezien heeft" (vgl. Hnd 26,16), "Beheerder van Gods geheimen" (vgl. 1 Kor 4,1) en vooral als "DIENAAR van het Woord" (vgl. Hnd 6, 1 - 4). Dat betekent dat hij het Woord niet haastig mag lezen, nog minder dat hij hij het voor zijn preek lukraak uiteen of ander homiletisch "verzamelwerd" mag halen, om het vervolens voor de toehoorders weer te geven met behulp van intellectuele vondsten uit de psychologie en de sociologie. Hij moet het BIDDEN zodat het hem beheerst, hem tot slaaf maakt. Als het waar is dat iemand slaaf is van wie hem heeft overwonnen, zoals Petrus het uitdrukt (vgl. 2 Pe 2, 19),dan moet de predikant voor alles slaaf zijn van het Woord. Alleen zo zal hij er een vrije, zuivere en onbevreesde echo van zijn. Hij zal het Woord voordragen het herhalen en zich inspannen om het niet te vervormen. Hij zal verbanden proberen te leggen zodat de toehoorders gemakkelijker de draagwijdte van de tekst kunnen vatten in het kader van de algemene bijbelse context,enzo de Bijbel met de Bijbel commentariëren." (p. 13 - 14)
"Als mensen die in de Kerk zichtbare bedieningen bekleden, niet gevormd zijn tot de lectio divina, als ze niet terugkeren naar de bronnen van het Woord, dan tonen ze zich in hun verkondiging, in hun bediening of hun pastoraat als mensen van handboeken, gewend zich te baseren op wat geschreven staat, onzeker, nogal weifelend,niet in staat om "krachtig en met gezag" het woord te voeren.(...) Alleen het Woord dat beluisterd, ontvangen, bewaard en overwogen wordt, kan profeten doen opstaan die in staat zijn tot bevrijdende en preventieve keuzen, kan mensen scheppen die trouw aan de aarde en aan de mensheid, ons spreken van God!" (p.19 - 20)
Uit Enzo Bianchi, God ontmoeten in zijn Woord, Monastieke Cahiers, ABdij Bethlehem, Bonheiden, 1991
Graag neem ik mijn dagboek het volgende citaat op. Het hoort nog bij de bedenkingen van gisteren zaterdag. Het citaat komt uit het boek'Mens van God, God van mensen. Leuvense theologen in gesprek met kardinaal Godfried Danneels, Halewijn 2005, p. 182. De auteur is Stijn Van Den Bossche.
"Het huwelijk als hoge christelijke roeping en icoon van de icoon Christus"
"En toch wordt dat universeel-menselijk huwelijk in onze tijd een hoge christelijke roeping, die zelfs enigszins onbegrijpelijk wordt voor veel tijdgenoten, in het bijzonder waar het gaat om de radicaliteit van de voltooide gave van zichzelf aan de partner. Buiten de christelijke geloofscontext om wordt het voor velen moeilijk om nog te geloven in de dan tot utopie geworden droom die mensen ook vandaag nochtans koesteren: vervulling te vinden in het gegeven zijn aan een ander. Er lijkt in onze postchristelijke cultuur een soort omkering van het conformisme gegroeid, van de evidentie van het huwelijk naar de niet-evidentie ervan, of minstens naar het niet helemaal realiseerbare karakter van deze utopie. Het huwelijk als totale gave van zichzelf aan de ander wordt dan ook een geprofileerde keuze, waarvan het christelijke getuigenis groeit naarmate de haalbaarheid van die keuze meer en meer onwaarschijnlijk wordt geacht in onze cultuur. Daarom kon kardinaal Danneels ooit het huwelijk typeren als een geprivilegieerd teken van de geloofwaardigheid van de Kerk in onze tijd. na het monastieke leven in de eerste eeuwen van het christendom en naast de liefdadigheid van bv. de middeleeuwse religieuze orden, zou nu ook het huwelijk "in de Heer" tot een "geprivilegieerd teken worden van de eigenheid en nieuwheid die het christendom in het mens-zijn binnenbrengt" (Pelletier, 222-223)."
"Jezelf helemaal en voor altijd wegschenken aan één persoon zoals Jezus dat vraagt in het huwelijk, is voor de menselijke wijsheid een even groot waagstuk als het ongehuwd blijven omwille van het Rijk Gods" (p.183)
Jonge koppels ervaren dat als zij nadenken over het officiële ja-woord dat zij uitspreken tijdens de huwelijksviering. Als wij het mogen weergeven in een parafrase, klinkt het zo:
"Liefste man, liefste vrouw, wat er ook moge gebeuren in ons leven, je mag onvoorwaardelijk op mij rekenen, door dik en dun, ook als je het niet verdient: ik blijf altijd naast je, achter je staan. Ik laat je nooit vallen. Je mag onvoorwaardelijk op mij rekenen." Is dat niet de naam van Jahweh? Maken zij niet - met vallen en opstaan - de naam van God zichtbaar, ervaarbaar, tastbaar!!? Zij worden dan inderdaad 'icoon' van God.
Onze samenleving maakt scheiden makkelijker omdat dat economisch efficiënter is dan investeren in relatiezorg
Het citaat van Soljenitsyne (nogal vrije vertaling!) kunnen wij illustreren met volgende citaten uit Tertio van 13/4/05:
"Is de katholieke kerk niet een van de weinigen die de strijd aanbinden tegen die cynische logica? (zie titel van dit bericht).
"Met haar pleidooi voor de duurzaamheid van relaties en de onverbrekelijkheid van het huwelijk doet ze dat zeker. Toch denk ik dat de kerk nog meer kan doen om de sociale dimensie van het huwelijk te cultiveren. * Werkt ze door het organiseren van huwelijksvieringen los van de gemeenschap de privatisering niet in de hand?
* Waar in de christelijke gemeenschap worden pasgehuwden uitdrukkelijk onthaald?
* Waar ondersteunt de kerk uitdrukkelijk gehuwden?
* Is het normaal dat er zo weinig gecanoniseerde heiligen zijn die gehuwd waren?
* Waarom hebben gehuwden geen patroonheilige?
*En wat doet de kerk om de sacramentaliteit van het huwelijksleven zelf ervaarbaar te maken?
Mensen beleven het sacrament als iets gebeurtenisgebonden - het huwelijk is iets van die ene dag en die ene belofte in de kerk.
* Moet de kerk niet een meer realistische taal ontwikkelen om de heiligheid aan te duiden van een relationeel leven dat in grote mate bestaat uit onderhandelen, conflicten oplossen, prioriteiten zoeken, afbouwen en weer opbouwen?
Kortom, uitdagingen te over." (Peter vande Vijvere interviewt Joe Selling, p.3)
In hetzelfde nummer van Tertio, p.16 laat Stefaan Sercu Ria Leeman aan het woord. Ria Leeman (50) kon het slechte nieuws over haar gezondheid aanvankelijk niet geloven. Maar ruim vier jaar geleden na de diagnose dat ze aan de ziekte van Parkinson leed, merktze dat het toch mogelijk is zinvol te leven. In haar getuigenis vertelt zij over het bezoek aan een doodzieke vriend het volgende:
" Gisteren nog was ik te gast bij een goede vriend die doodziek is. Nadien schreef ik in mijn dagboek hoe intriest het mij maakte: 'Mijn gedachten worden overspoeld door onmacht en verdriet, mijn maag trekt samen in pijnlijke krampen als ik in zijn ogen kijk en zie hoe hij lijdt. In die ogen lees ik alleen maar pijn, angst, woede, en het levensgrote waarom? Waarom toch? Maar dan zie ik de blik in zijn ogen veranderen als zijn vrouw binnenkomt en hij haar omhelst met onbeschrijflijke tederheid. Ik zie hoe ze liefdevol elkaars hand vasthouden en stil vlucht ik de ziekenkamer uit, bang om dit intieme tafereel te storen. 't Is als een prachtige zeepbel die dwarrelt in al haar kleurenpracht, rondtolt door de lucht, broos maar tegelijk volmaakt. Een zeepbel die telkens waar wentelt en na iedere omwenteling nog mooier wordt. Ach, kon ik dit tedere moment van broos geluk toch veranderen in volmaakte eeuwigheid. Was ik maar eventjes God. Er rest me evenwel niets anders dan nederig de handen te vouwen en te knielen, met alleen maar die éne vraag in mijn hoofd en in mijn hart: Waarom? Waarom? Mijn God, waarom toch?"
Het is met het huwelijk als met een fiets of wiel, zij moeten in beweging blijven of vallen
"Het is met het huwelijk als met een fiets of wiel: eens dat de fiets rijdt of het wiel rolt, kunnen zij maar stabiel blijven of recht blijven en rollen als zij in beweging blijven. Zij vallen vanaf het moment dat de beweging stil valt. Hetzelfd zien wij gebeuren met het liefdesspel tussen man en vrouw: eens dat het begonnen is, kan het maar blijven leven indien het zich blijvend ontwikkelt. Trouwens, als er vandaag geen vooruitgang is geboekt ten opzichten van gisteren, is er geen beweging meer."
Soljenitsyne, Le pavillon des cancereux Julliard, 1968, p.324
Boven het artikel van Mia Doornaert staat als boventitel: 'Doorgeprikt staat netjes'. Echt een artikel (trouwens zoals bijna alle andere artikels van Mia Doornaert) om aandachtig te lezen en te herlezen en waarom niet uitknippen en ophangen in een kader. Dat is nu eens opnieuw een artikel dat ergens toe dient! Ik citeer nog enkele alinea's om 'goesting' te doen krijgen.
"Twee studenten management kwamen eergisteren naar de redactie van De Standaard. Ze wilden kunnen praten over een vraag die hen niet loslaat: waarom de media en pers in godsnaam niet meer aandacht besteden aan de wreedheden in Darfour (zie elders op deze pagina's). Waarom? om hetzelfde soort redenen - om met iets te beginnen - waarom honderdduizend dode Congolezen minder aandacht krigen dan één dode Palestijn, waarom geen haan kraait naar de gruwelen in zovele gevangenissen in zovele landen, maar mishandelingen door Amerikaanse soldaten in Abu Ghraib wereldwijd honderdmaal, zelfs duizendmaal breed uitgesmeerd zijn. landen met persvrijheid, waar de fouten en misdaden van het bewind door de eigen pers aan de kaak gesteld worden, krijgen ook buitengaats nog eens de volle laag. Regimes die eenloden kap van repressie en stilte opleggen, en pottenkijkers buiten houden, blijven in grote mate buiten schot." (...)
"Naar de begrafenis van paus Johannes Paulus II kwamen vorige week leiders uit de hele wereld. Als Johannes Paulus II had kunnen spreken zou hij allicht gezegd hebben: dank u dat u gekomen bent, maar oneindig veel belangrijker is dat u rechtvaardigheid schept in uw eigen landen en in de wereld, dat u ophoudt met oorlog en geweld, met martelingen en doodstraf, met de corruptie en het slecht bestuur dat allemaal zoveel schuld heeft aan armoede en hongersnood."
Dank U wel mevrouw Mia voor dit moedig artikel. Een artikel waarmee U ons een grote dienst bewijst.
"Sancta Subito", vroegen plakkaten op de begrafenis van Johannes Paulus II, verklaar hem dadelijk heilig. Dat is niet de beste manier op de nagedachtenis te eren van die man die blootshoofds, met uitgestrekte handen, alle culturen toe ging. Er had beter gestaan "sancti subito", laten we allen weliswaar niet heilig - want dat is onaards moeilijk - maar toch een klein beetje heiliger worden, een beetje meer doordrongen van het besef dat we de hoeders van onze broeders zijn. Citaat uit De Standaard van vrijdag 15 april,p.39, Santi Subito, door Mia Doornaert
Een roofdier dat zijn prooi verslindt is volmaakt gelukkig
In het boek Het kankerpaviljoen van Soljenitsyne beschrijft de auteur een discussie onder kankerpatiënten. Het gaat over de vraag waar het in het leven op aankomt. Er werden vele redenen opgegeven. Toen iemand stelde dat het er in het leven op aan komt van gelukkig te worden, stemden velen daarmee in. Toen zegde één van de zieken dat hij dat niet juist vond. De reden: "Wel, als een roofdier zijn prooi verslindt dan is dat roofdier volmaakt gelukkig". Toen ik dat las vond ik dat een formidabele doordenker. Ik dacht eraan terug toen in bij Zulehner las dat onze tijd vooral bestaat uit mensen die als opgeblazen ikjes het geluk achterna jagen. Zijn zij ook volmaakt gelukkig als zij hun prooi verslinden? Om over door te denken!