Photobucket - Video and Image Hosting
Photobucket - Video and Image Hosting
Foto
E-mail uw bericht

Foto
Blog als favoriet !


Gastenboek
Een berichtje nalaten:  
Voeg berichtje toe!

Laatste commentaren
  • vlasliederen (Frank Deleu)
        op Beverenaar en vlasveteraan Marcel Himpe te gast in Café Vlasparlee
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Mijn favorieten
  • Een zicht op Beveren-Leie
  • foto
  • Categorieën
  • Activiteiten (1)
  • Basisscholen (4)
  • Bijzondere activiteiten (4)
  • Jubileum (16)
  • Kermis 2012 (9)
  • Koninklijk bezoek (1)
  • Kroniek van zeven... (33)
  • Parochie (4)
  • Stads weetjes (3)
  • Venster op het verleden (1)
  • Verenigingen (12)
  • Kalender

    Activiteiten

    Zoeken in blog

    Archief Beverse Weetjes

    12-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kroniek van zeven zonnige jaren (deel 9)
    Photobucket
    GEWIJDE GESCHIEDENIS EN ANDERE
    Het lichaam van Adam heeft God gemaakt van aarde en ene ziel daarin gestort, maar Eva van ene ribbe genomen uit Adam.

    Voila! Het staat er. Kernachtiger kan het niet. De oorsprong van het menselijk geslacht in een notedop. Een antwoord uit onze oude trouwe Brugse katechismus, dat ergens tegen het achterste scherm van mijn geheu­gen is blijven hangen als een huisjesslak tegen een tuinmuur. Ach, dat scheppingsverhaal! Wat hebben we daarmee sindsdien al niet te stellen gehad. De ene zegt het zus. De andere zegt het zo. Resultaat? Op de duur weet geen mens nog wat hij er eigenlijk van denken moet. Toen echter waren er nog geen problemen. Voor ons althans niet. Ik hoor meester Berton de reportage van de schepping nog verslaan. We zaten muisstil op zulke momenten. De armen gekruist op de bank en het hoofd een beetje scheef, dronken we de woorden van de meester in. Woorden die ons meerukten naar een wereld waar alles geurde en blonk van de nieuwigheid en waarin God rustig tussen bomen en struiken wan­delde en genoegen schepte in het werk van zijn handen.

    Toen gebeurde het. Op een goede dag kreeg de rustige Wandelaar een idee. Hij nam wat aarde, maakte er een grote pop van en blies er zijn krachtige adem over uit. Op die stond werd de mens geboren. Adam. Hij knipperde even met zijn ogen tegen het felle zonlicht en vroeg zich verwonderd af waar hij het ver­diend had om in zulk aards paradijs terecht te komen. Een wonderlijk verhaal! Gedreven door 's meesters woorden hebben sommigen van ons het heimelijk ook geprobeerd met die aarde en dat bla­zen. Het resultaat was echter erbarmelijk. Ofwel deugde de aarde niet, of­wel was onze adem nog wat zwakjes. De schepping van Adam was een geheimzinnige prestatie. Zeker. Geen mens althans die dàt in twijfel trekt. De schepping van Eva was nog heel wat raadselachtiger en dat moest ook wel. Het ging immers om een vrouw. Stel je voor! God die Adam in een diepe slaap wiegt, een stuk bot uit zijn ribbenkast snijdt en daarmee Eva fatsoeneert. We hebben het nooit goed kunnen vatten. Nog minder echter konden we begrijpen waarom Adam toen niet op stel en sprong het hele aards paradijs op stelten heeft gezet met zijn gejammer. Je màg nog zo een gezonde slaap hebben, als ze met een mes tussen je ribben peuteren moet je het toch voelen? Maar twijfelen aan het verhaal van meester Berton? Waarom? We twij­felden toch ook niet aan de krachtpatserij en van Sterke Jan en aan de ze­venmijlslaarzen van Klein Duimpje?

    Zo volgden we, langs paden van geleidelijkheid, de hele ontwikkeling van het mensdom. Een sprookjesachtig verhaal. Daar had je bijvoorbeeld die historie van Kaïn die zijn broer Abel de hersens insloeg met een ezels­kaakbeen. Een grof geval eigenlijk. En dat enkel omdat de rook van Abels vuurtje krinkelend de hoogte inging, terwijl God er blijkbaar genoegen in vond de walm van Kaïns brandoffer weer naar beneden te blazen. De woe­de van Kaïn heb ik nooit goed kunnen begrijpen. Enkel en alleen maar omwille van een beetje rook! Ik heb ook dikwijls gevochten met onze Raf toentertijde. Om wat? Ik weet het niet eens meer. Maar hem om zo een futiliteit om zeep helpen? Maar ja! Had ik een ezelskaakbeen bij de hand gehad. Wie weet. Een klap kan harder aankomen dan je zelf vermoedt.
    Photobucket
    En dat verhaal van de Zondvloed dan!
    De Zondvloed die alles onder water zette van wereldgrens tot wereldgrens. We vonden het schoon van God dat hij Noë verwittigde van de ramp die te gebeuren stond. Dat de anderen allemaal verzuipen zouden? Wie bekreunde zich daarom? Die kre­gen hun verdiende loon immers toch? Gespannen zaten we te luisteren als de meester vertelde over Noë die zijn ark aan het bouwen was. Maar vooral de episode van de inscheping werkte op onze verbeelding. Twee paarden, twee koeien, twee leeuwen, twee olifanten, twee mussen, twee duiven, ... Meester Berton vergat nooit de duiven. Hij was duivenliefhebber immers. Waarom er van ieder soort telkens twee moesten zijn, snapten we niet goed. Eén beestje slechts zou toch meer plaats gelaten hebben in de ark? De meester vond het blijkbaar ook niet nodig die paarvorming uit de doe­ken te doen. Misschien wilde hij geen slapende honden wakker maken.

    Bij de meesten van ons moet van dat Zondvloedverhaal iets blijven hangen zijn. Het slot was sprookjesachtig mooi immers. God die met wijdgespreide armen een gloeiende regenboog door de grauwe luchten trok, ter bevestiging dat hij de wereld nooit meer met een dergelijke ramp zou kastijden. Soms heb ik later een beetje angstig naar die regenboog uit zitten kijken, als het regende tot het water in plassen op velden en wegen stond. God zou zijn belofte toch niet vergeten zijn?

    En de toren van Babel dan! Ook weer zo een adembenemend verhaal. Begrijpelijk dat God moest ingrijpen toen die lui daar een toren wilden bouwen die tot aan de hemelpoorten reikte. Waar moest het met zijn vrij­dom heen als ze in hun opzet slaagden? We vonden het een kostelijke grap van God dat hij ervoor zorgde dat de bouwlui elkaar niet meer verstonden. Stel je voor dat de ene boven op de steiger met de handen voor de mond om stenen te roepen stond, terwijl de ander prompt met een bak mortel naar boven klauterde.

    Wie die bijbelschrijvers van duizenden jaren geleden ook mogen ge­weest zijn, het waren rasechte vertellers. Inderdaad. Maar toch hadden ze nog geen lap aan de vertelkunst van onze eigen meester Berton . Als hij zo op zijn eigen manier bezig was, kon hij de anders zo rumoerige ben­de stonden lang in zijn ban gevangen houden. Daar zaten we dan, in de geborgenheid van die stille klas. Soms was de kachel aan het snorren tot de hitte boven de stoof plaat danste, om de winterse kou buiten te houden. Soms joeg de regen kletterend tegen de ruiten, terwijl windstoten de krui­nen van de notebomen op de koer wild heen en weer rukten. Soms zaten babbelzieke mussen te kwetteren in de schaduwplekken van de zonovergo­ten speelplaats. De seizoenen hadden geen vat op ons, als meester Berton ons de wonderwereld van de bijbel binnenleidde.

    Och, het waren kinderlijke vertellingen. Waarom het loochenen? We waren ook nog kind toen en om al het geprakkezeer omtrent waarheid en poëzie in de bijbel bekommerden we ons nog niet. Nog lang niet. Maar die verhalen hebben ons het beeld bijgebracht van een God die zich aktief met de mensen bezighoudt. Is dat uiteindelijk de diepste zin niet van de bijbel? En zijn we dat niet een beetje kwijtgeraakt nu? Jammer. Doodjam­mer. Ergens iemand te weten die met je begaan is en je leidt, zij het soms met harde hand en op ondoorgrondelijke wijze. Het is een weelde die met geen goud te betalen is.

    Ook op de verhalen uit de vaderlandse geschiedenis waren we verslin­gerd. We voelden ons één met de Oude Belgen, die nog in hutten woon­den en niet veel anders deden dan vechten, drinken, dobbelen en af en toe een beetje jagen en vissen. Dat was nog eens leven! En dat die Oude Bel­gen het uiteindelijk hadden moeten afleggen tegen de Romeinen? Waren wij erbij geweest daar aan de Samber, dan zou het anders afgelopen zijn. Julius Caesar zou dat wel tot zijn schade en schande ondervonden hebben.

    Ook Karel de Grote was een man naar ons hart. Vechten tegen de Sara­zenen in Spanje. De Saksen gaan uitmoorden in Duitsland. De Avaren be­stoken in Hongarije. Je moet het maar kunnen! Geen wonder dat hij zo een beetje voor heilige versleten werd. We konden alleen maar niet begrij­pen waarom hij mordikus te allen kante scholen wou oprichten. Dat moet een van zijn kleine kanten geweest zijn.

    En die zalige tijd dan van de ridders die in stugge burchten huisden en af en toe een robbertje met elkaar vochten. Dat hun lijfeigenen 's nachts met suikerboonpersen in de burchtgrachten moesten slaan om de pui­den te doen zwijgen, vonden we normaal. De meester moest toch kunnen slapen om de volgende dag met frisse moed het gevecht te hervatten? En Jan Breydel dan! Hoe ijselijk kalm kon die zijn hemdsmouwen op­sloven en zijn bijl grijpen om daarmee de Fransen en de Leliaerts de kop in te slaan. En de zeshonderd Franchimontezen die ei zo na Karel de Stoute te pakken kregen in zijn kampement bij Luik, maar die het tenslotte nog klaarspeelden om zich van tent te vergissen. En Keizer Karel, die beweerde dat hij de zon in zijn rijk nooit zag ondergaan en die voor de rest van zijn dagen de stilte van een Spaans klooster opzocht, toen hij tot op de draad versleten was van vechten en moorden.

    Vaderlandse geschiedenis! We waren nog te jong eigenlijk om zoiets te leren. We geloofden nog vast dat alle groten en beruchten van ons volk helden waren of heiligen. Dat ze vaar noch vrees kenden, onomkoopbaar waren en enkel bedacht op het welzijn van land en volk. Veel later pas heb­ben we leren inzien dat er achter de officiële vaderlandse geschiedenis een andere schuil gaat. De echte. De geschiedenis van de kleine mens. Van de horige, de boer, de ambachtsman, de handelaar, de kunstenaar. Een ge­schiedenis van armoe en verdrukking, maar ook van volharding tot het ui­terste.

    Ach, helden zijn er bitter weinig en heiligen ook. Zowel in de vader­landse geschiedenis als in de gewijde. Dat weten we nu zo onderhand wel. Maar die verhalen van vroeger leven verder in ons. Onbewust misschien. Op een of andere dag komen ze soms boven. Brokstukken herinneringen. En dan glimlachen we eens. Gelukkig. Omdat we dat toch nog overgehou­den hebben van het vele dat naast en in ons neergehaald werd, of op een ontgoocheling is uitgelopen.
    Weldra nog meer

    12-08-2009 om 00:00 geschreven door Beverse Weetjes


    Categorie:Kroniek van zeven...
    >> Reageer (4)
    07-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kroniek van zeven zonnige jaren (deel 8)
    Photobucket
    In een hoekje met een boekje 

    Er waren nog geen televisies in onze kindertijd. Nog lang niet. Zelfs de radio's waren toen nog een zeldzaamheid. Dingen daarbij waaruit vaak meer geruis en gekraak kwam dan muziek en woord. Mijn vader heeft er een gekocht in het jaar vierendertig. Het was de eerste radio die ooit in de Reke stond. In de Reke, en in een heel stuk van het gebuurte. Toen de re­portage van koningin Astrids begrafenis uitgezonden werd in het jaar vijf­endertig, zat bij ons in de keuken een heel stel vrouwen snikkend en krop­pend te luisteren.
    De aankoop van die radio maakte mij natuurlijk erg trots. Vliegensvlug ging ik het aan grootvader Vandenbroucke vertellen. Hij was bezig gras te sikkelen voor zijn geiten. Ik zie het nog voor mijn ogen alsof het gisteren pas gebeurde. Het nieuws wond hem allesbehalve op. Hij schudde het hoofd, wreef een paar keer over zijn grijze knevel en zei tenslotte: Een mens is beter met een goede teljoor soep, mijn jongen!
    Geen televisies dus en veelal geen radio's. Twee dingen die nu, naast het huiswerk, de winterse avonden van een scholier helpen vullen. Toch kan ik me niet herinneren dat ik me ooit maar één sekonde verveeld zou hebben. Bij ons thuis heeft altijd een zeer sterke lees traditie bestaan. Dat was zo in heel wat gezinnen toen ten andere. Boeken hadden we echter niet. Tenzij dan een paar van Edward Vermeulen die moeder ooit eens gekocht had omdat ze zoveel bewondering voor die schrijver had. Ze had altijd al een sterke drang naar kennis en ontwikkeling gehad en soms haalde die het op haar aangeboren zuinigheid. Die boeken waren toen echter nog geen spek voor onze bek. Dat is eerst later gekomen, veel later. Voorlopig waren we voor onze lektuur aangewezen op de Sint-Jansbibliotheek en op de kundi­ge leiding van Zuster Bonaventura.
    Photobucket

    Ik zal zowat acht jaar geweest zijn, toen ik voor het eerst aarzelend het boekenzaaltje van het Klooster betrad. Het was nog een heel bescheiden hoekje toen. Een naar mijn mening ontelbaar aantal boeken stond netjes gerangschikt op de planken van een drietal kasten. Ze droegen allemaal een eender rood kaftje en op de rug was een blauwomrand etiket geplakt, waarop in sierlijk schrift de titel van het werk vermeld stond.
    Zuster Bonaventura bekeek me even vorsend door haar lichtbruine brilleglazen. Je bent de oudste van Marie zeker? Ze knikte toen voldaan om­dat ze juist geraden had en stopte me een bandje toe waarin vier verhaaltjes van A. Hans samengebonden waren. Eén daarvan was De Overwintering op Nova-Zembla. Dat weet ik nog goed.
    Die verhaaltjes zijn een openbaring geweest voor mij. Ze grepen me zo­danig aan dat ik er uur en tijd bij vergat. Avonden naeen zat ik moeizaam en ingespannen te lezen bij de buizestoof. Mijn voeten op de trommel, met een handdoek ervoor tegen de hitte van de pot. Het boek opengesla­gen op mijn knieën. Het hoofd geschoord op beide handen. Uit een totaal andere wereld viel ik telkens in de werkelijkheid terug, als moeder me zei dat het zeven uur was en tijd om op het voutekamertje mijn bed op te zoe­ken.
    's Zondagsnamiddags ging ik vaak lezen bij grootmoeder Vanden­broucke. We zaten dan elk aan een kant van de keukentafel, vlakbij het venster. Grootmoeder las het weekblad De Vlaming en ik mijn Hansboek­jes. Als er stappen knerpten op het grint van de straat naast het huis, hief ze even een tip van het gordijntje op en keek wie er voorbijkwam. Soms mompelde ze dan wat binnensmonds waaraan ik geen touw kon vastkno­pen. Als haar nieuwsgierigheid voldaan was zette ze haar stalen brilletje weer recht en verdiepte ze zich verder in de kroniek der gebroken armen en benen.
    Ach, die geborgenheid van die zondagnamiddagen bij grootmoeder Vandenbroucke! Je verliest het allemaal. Stukje bij beetje. Als dat gebeurt merk je er niets of bijna niets van. Enkel als je op latere leeftijd die jaren overkijkt, besef je uit welk paradijs je gebannen werd. Is dit misschien de onbewuste ondergrond van onze vaak overdreven bekommernis voor onze eigen kleinkinders? Ze moeten hun herinneringen hebben later. Ze moe­ten dan weten dat hun leven eenmaal veilig en geborgen geweest is.
    Ik was verslingerd op die Hansboekjes, maar daarin stond ik heus niet alleen. Ze zijn een hoofdstuk apart geweest in het leven van schier elke scholier toentertijde. Die boekjes openden verre horizonten voor ons. Ze leidden ons ook vaak binnen in perioden uit de geschiedenis die we anders slechts uit een paar lijnen saaie leerstof gekend zouden hebben. Abraham en Annie Hans! Werden ze toen reeds niet neerbuigend bekeken? Toch hebben hun pretentieloze verhaaltjes duizenden kinderen de vreugde van het boek bijgebracht. Van hoeveel toenmalige schrijvers kan dat gezegd worden? En is dat geen verdienste soms?

    Naast de Hansboekjes hadden we ook nog Vlaamsche Filmkes. Die wa­ren echter bijlange na niet zo populair bij de schooljeugd. Ten onrechte ei­genlijk, want er zaten echte pareltjes tussen. Zoals dat verhaaltje van Pali­nus, de schele hakkelende koewachter, die het bracht tot priester toen hij eenmaal van zijn kwalen genezen was. Eerlijk gezegd lag de waarde van die Vlaamsche Filmkes hoger dan die van de Hansboekjes. Ze waren immers niet zo aan de lopende band geschreven.

    Later kwamen daar nog de Ivanovkes bij. Die handelden echter uitslui­tend over detektives, cowboys en schurken. Erg eenzijdig dus. Ze werkten ook altijd met dezelfde helden. Aanvankelijk was dat wel aantrekkelijk, maar algauw ging het vervelen. Naar beste Amerikaanse traditie ging het altijd om een gevecht tussen goeden en slechten. De goeden waren altijd het vlugst met pistool en lasso en zo trokken de slechten onveranderlijk aan het kortste eindje. Je kon die boeken niet krijgen in de bibliotheek. De Zusterkes hadden ze wijselijk geweerd.

    Ach, een grote keuze aan kinderlektuur was er niet. En onze Sint-Jans­bibliotheek was arm. Doodarm. Ze kon onmogelijk de toch al reeds trage kadans van de nieuwe uitgaven volgen. Goed dat we ook nog de ingebon­den Zonneland-nummers hadden. Die bevatten een schat aan korte en lange verhalen. Zoals dat over die kleine Indische prins bijvoorbeeld. Zijn naam ontgaat me nu.

    Beduimelde boeken die het sinds jaren deden bij de ietwat oudere schooljeugd, waren Pieter de Pensejager, Karel de Blauwer en Baeckelandt en de Roversbende van het Vrijbos. Het kon echter weken en zelfs maanden du­ren vooraleer je ze te pakken kreeg. Ook de volwassenen immers waren er erg happig naar. Dan had je nog de Zegsels en Vertellingen van Juul Leroy en natuurlijk De Witte van Ernest Claes en De Kermis van Rosse Lei van Jaak Langens. De Witte en Rosse Lei waren zowat tweelingbroers voor ons. Ge­droomde schoolbengels, die zo een beetje ons idool werden. De Witte uit Zichem had echter een paar streepjes voor, omdat hij toch altijd nog iets meer durfde dan de Rosse.
    Photobucket
    Helemaal apart stond de Leeuw van Vlaanderen. Dat was een boek dat we met een zekere schroom benaderden. Meester Leon had ons gezegd dat het iets geweldigs was en hij had er ons uit voorgelezen ook. Meer dan eens zelfs. Vertellen deed hij nooit. Hij kon het misschien niet eens. Maar voor­lezen uit de Leeuw van Vlaanderen? Daarin was hij sterk. Ik zie ons nog zit­ten in klas en luisteren naar de meester die voorlas hoe Breydel het groepje Franse edelen door het donkere woud van Wijnendale leidde en daar de draak met ze stak. We kenden die Leeuw van Vlaanderen echter ook uit zijdelingse bronnen. De ervaringen die de Witte ermee had bijvoorbeeld en dat stukje in ons leesboek Lustig Volkje dat vertelde van een oude schip­per die zich door zijn hulpje uit de Leeuw liet voorlezen en 's nachts vech­tend uit zijn kooi tuimelde.

    De Leeuw van Vlaanderen heeft ons beïnvloed. Zeker. Niet zo erg als bij De Witte. God nee! We hebben niet met een gepunte bonestaak storm gelopen tegen een korenstuik. We zijn nooit met onze kop in een doorn­haag terechtgekomen. Maar toch! Een deel van het flamingantisme dat als grondwater in ons opborrelt, werd er door Vader Conscience ingepompt. Zouden er gene van ons zijn die daardoor hun kop aan een figuurlijke doornhaag opengehaald hebben? Ik heb ondervinding!

    Ook Abraham Hans heeft een boek geschreven over de Brugse Metten en de Sporenslag. Het heet Groeninghe geloof ik. Daarin draait alles rond de robuuste figuur van Jan Breydel, de Brugse beenhouwer. Ook dit boek was enorm in trek en je geraakte er slechts moeilijk aan. Zuster Bonaven­tura moest er scherp op waken dat het regelmatig terug binnenkwam. Der­gelijke sukseswerken durfden we immers wel eens van hand tot hand over­leveren, zonder het verschuldigde leesgeld te betalen.

    Ik geloof dat uit de bibliotheek van het Klooster zowat alles gelezen heb toen wat ik te lezen kon krijgen. Zonder dan nog de boeken te reke­nen die ik onder mijn jasje moest buitenblauwen, omdat ze naar de me­ning van Zuster Bonaventura boven mijn petje gingen. En toch zat ik al­tijd nog zonder lektuur. Mijn leeshonger was onverzadigbaar. Meer dan eens is het gebeurd dat ik, voor dag en dauw, in mijn bed aan het lezen was. Als vader dat te weten kwam, zwaaide er wat. Hij was van oordeel dat een scholier zijn nachtrust moest hebben. Hij zal wel gelijk gehad hebben. Zoals in zoveel dingen. Maar ik kon dat bedlezen in de vroege ochtendu­ren toch niet laten.
     
    In die jaren begonnen ook de eerste moderne stripverhalen te verschij­nen in Het Nieuwsblad. De avonturen van Mickey Mouse, Mitsie en kon­soorten. Dat was ongeveer het enige wat we lazen in de krant. Behalve dan de artikels van Karel Van Wynendale, als de Ronde van Frankrijk aan de gang was. Al de rest kon ons gestolen worden. Maar die stripverhalen? In meer dan één gezin werd 's middags, bij het thuiskomen van school, ge­vochten om de krant eerst in handen te krijgen.

    Terwijl ik dit alles aan het neerschrijven ben, zie ik weer Zuster Bona­ventura voor me staan. Dat vinnige nonnetje, dat altijd op de loer lag om te zien of we geen verboden lektuur mee naar buiten smokkelden. Ze is nu sinds jaren bij de Heer. Daar heeft ze zonder twijfel de rust gevonden die wij haar niet gunden. Maar haar bibliotheek is gebleven. Veel groter nu en veel mooier dan toen. De naam is echter veranderd. Sint-Jan, onze pa­rochiepatroon, heeft het inderdaad af moeten leggen tegen Deken De Bo, de enige ietwat beroemde Bevernaar die we rijk zijn.
     
    Soms val ik daar nog eens binnen, de zondagvoormiddag. Zomaar eens binnenvallen, alhoewel ik daar eigenlijk niets meer te zoeken heb. Voor mij is het boeken lezen afgelopen immers. Definitief. Toch adem ik nog graag eens de sfeer in van vroeger. Het doet me altijd plezier als ik het jeugdig gedoe omheen de boekenrekken hoor en zie. In de kwieke kinderkopjes vind ik zonder moeite de leergierige knapen terug die meer dan veertig jaar geleden hun wekelijks rantsoen kwamen afhalen en die al eens ruzie maak­ten als de één een begeerd boek voor de neus van een ander weggraaide.
    Deel 9 is in de maak

    07-08-2009 om 00:00 geschreven door Beverse Weetjes


    Categorie:Kroniek van zeven...
    >> Reageer (0)
    03-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kroniek van zeven zonnige jaren (deel 7)
    Photobucket
    Elke week trok de oppermeester naar de klas van het derde en vierde leerjaar, om er zangles te geven. Meester Berton had het in de zangkunst dus blijkbaar niet verder geschopt dan meester Leon. Maar tekenen kon hij wél. Dat wisten we nog van vroeger. Daarom kwam hij dan in de hoogste klas om tekenles te geven. Die tekenlessen waren een echte openbaring voor ons. Denk eens aan. We mochten al eens een paar woorden praten met onze buurman over zaken die de les aangingen. We mochten tot bij het bord gaan, om de tekening daar wat nader te bekijken. We mochten ergens een potloodslijper gaan lenen, zonder dat we vooraf met onze vin­ger in de lucht moesten zitten zwaaien om toestemming te vragen. Alle­maal zaken die anders streng taboe waren.

    Meester Berton leerde ons serieus werk leveren met kleurpotloden. Hij toonde ons hoe we ze over het papier moesten strijken. Hoe we kleuren moesten mengen. Hoe we ze moesten hanteren om schaduwen en weer­spiegelingen te tekenen. Het was fascinerend werk voor jongens die daar­over nog het eerste woord moesten horen.

    Op een morgen kwam hij in de klas en hij had een zeeslets bij. Een van die gele rubberslaffen die toen zeer in trek waren. Fijntjes glimlachend zet­te hij ze te kijk op een stoel vooraan in de klas. Teken maar af. zei hij. Met schaduwen al. Die zeeslets werd een harde dobber voor ons. Tot dan toe hadden we immers enkel tekeningen gemaakt die voorgetekend op het bord stonden. Maar beetje bij beetje kregen we er handigheid in. Daarna kregen we nog andere voorwerpen voorgeschoteld. Een inktfles. Een pot geraniums. Een stoel. Telkens opnieuw was het een uitdaging voor ons en we werkten verbeten om het ding op het papier te krijgen. Die tekenlessen van meester Berton zijn me altijd bijgebleven. Precies omdat ze zo fris vie­len en zo vol afwisseling in de sleur van het schoolleven.

    Tijdens dergelijke tekenles werden we eens opgeschrikt door bang ge­roep. Meester! Meester! Noël Degreve had zijn gom ingeslikt. Met een onge­lukkig gezicht en bleek als de dood zat hij in zijn bank. God in lil- hemel, een gom! Een hele potloodgom! Hij had ze omhoog geworpen en gepoogd ze in zijn mond op te vangen. Dat was hem gelukt, maar ze was in zijn keel geschoten en hij had krampachtig geslikt.
    Photobucket
    Hoe groot was die gom wel Noël? De meester keek hem meewarig aan. Noël hikte eens en maakte met zijn vingers gebaren die van alles konden beduiden. Meester Berton lachte geruststellend. Die zal de gewone weg wel volgen. Maar toch kun je misschien beter de dokter eens raadplegen. De eerst­volgende paar dagen hebben we intens meegeleefd met Noël en zijn gom. Iedere morgen en iedere middag vroegen we hem deelnemend of ze nog niet aan het uiteinde van de gewone weg te voorschijn gekomen was. Op een morgen kwam hij naar school met een glimlach als een stralende lente­dag. Hij had zijn gom terug. Ze verkeerde zelfs nog in prima staat.

    Op de Gemeenteschool waren niet alleen problemen met kinders en meesters. Er waren ook problemen met het water. Welke zijn de eigen­schappen van goed pompwater? Het mag kleur noch geur noch smaak hebben, hadden de meesters ons vol overtuiging verklaard. Als we echter een emmer vulden aan de pomp in het kleine bijgebouwtje, werden we al­gauw gewaar dat het water uit de schoolsteenput zich van die eigenschap­pen geen barst aantrok. De school stond nu eenmaal in de Vennen en daar tref je het gewoonlijk niet met het drinkwater.

    Op een keer had het gemeentebestuur zich over ons ontfermd. Het had opdracht gegeven de steenput te diepen. Terwijl de metselaars aan het werk waren, moesten enkelen van ons tijdens de speeltijd afpompen. We deden het met volle overgave. Tot we onder de pompsteen flesjes bier von­den die de metselaars daar in een emmer water te koelen gezet hadden. Buitenkansjes mag je nooit laten liggen. Dat was een stelregel die je in acht moest nemen, wilde je het eentonige schoolleven wat bijkleuren. Het duurde dan ook niet lang of we hadden de flesjes half soldaat gemaakt. Omdat een zaak nu eenmaal een oog moet hebben, vulden we ze terug bij met water. We vonden dat de normaalste zaak ter wereld. Vermoedelijk zouden we nu hemel en aarde bij elkaar vloeken, moesten we zelf zo een toer gespeeld worden. Wat gaat een' mens toch afwijkingen vertonen wan­neer hij eenmaal volwassen is geworden! Hoe de metselaars ook diepten echter en hoe wij ook pompten, het wa­ter beterde niet. Het wilde zich niet voegen naar de eigenschappen die door de meesters in hun gezondheidslessen werden voorgehouden. Ten­slotte moesten we ons voor de verraderlijke ondergrond van de Vennen ge­wonnen geven. De Gemeenteschool bleef voort verstoken van goed drink­water.

    Als we het naar de zomerkant toe een beetje al te kwaad kregen met de dorst, mochten de groten een paar emmers water gaan halen bij Jan De­simpelaere in De Kloef. We moesten dan op een rij gaan staan en elk op zijn beurt kreeg er een kroes van te drinken. De rest van het water zwierde meester Algoet dan in een brede zwaai over de hoofden weg. Altijd brak dan joelend gedrang los om onder dat verfrissend stortbad te geraken.

    Ja, we konden soms razende dorst hebben in de zomerse lome namid­daguren. Vooral als we 's middags haring gegeten -hadden, of een plak ge­zouten varkensvlees, of gerookte hespeknuist. Vooral hespeknuist kon soms zo zout zijn dat het leek alsof hij wekenlang over alle wereldzeeën ge­dreven had. Veelal hadden we onze eigen drank mee naar school. Zeker. Groseille in een blikken drinkbus of kalissiesop (sap van zoethout, nvdr) in een fles. Maar veel baat vonden we er niet bij. De rozilde immers deed onze mond plakken van de zoetigheid en van ons kalissiesop durfden we niet teveel drinken omwille van het schuimketrek.

    Ja, dat schuimketrek! Dat moet nu ongeveer totaal in de vergeethoek geraakt zijn, en toch is het iets waar wij in onze tijd verzot op waren. Ik zie ons nog staan op de koer. We schudden onze fles tot het schuim dik op het donkere kalissiesop stond. Dan trokken we de stop eraf en trokken met gretige halen de vlokkige substantie op. Een uur aan een stuk konden we zo doorgaan als we er gelegenheid toe kregen. Schudden, stop eraf, zuigen, stop erop. Schudden, stop eraf, zuigen, stop erop. De grote mensen zeiden dat we van al dat zuigen mager zouden worden als een hout. Dat was ech­ter de laatste van onze bekommernissen. Een magere scholier krijgt ook va­kantie. Net zo goed als een dikke.

    Ikzelf heb ze er thuis de oren van de kop moeten voor zagen om ook kalissiesop mee te krijgen. Vader wilde mordikus hebben dat lindethee veel gezonder was. Hij zal wel gelijk gehad hebben. Dat wel. Vader was ten an­dere verzot op alle soorten aftreksels van bloemblaadjes en kruiden. Maar als ik op de koer durfde zeggen dat ik zulk spul in mijn bus had, keken de anderen alsof ze het in Keulen hoorden donderen. Om van mijn gedrens en gezeur af te zijn, liet moeder me tenslotte een kalissiestok halen. Voortaan kon ik meedoen met de rest. En zo liep ook ons verblijf bij de oppermeester stilletjes aan naar zijn einde. Elk was reeds bezig met de weg die hij verder volgen zou. Sommi­gen waren thuis dringend nodig aan het vlas. Andere wisten reeds op welke fabriek ze zouden gaan werken. Weinigen slechts konden verder studeren. Dat was zo in die tijd.

    In de zomer van 1937, op het einde van het achtste leerjaar, hebben we deelgenomen aan het eindeksamen lager onderwijs. Meester Algoet was er een beetje bevreesd voor. Een paar jaar voordien had hij een lelijke teleur­stelling opgelopen met een paar kandidaten die hij gezonden had, en hij durfde het niet goed meer te wagen. Op aandringen van een paar ouders deed hij het nu toch. We waren met vier slechts die mochten gaan: Julien Decavel, Georges Denoulet, Jozef Lavens en ikzelf. Gerard Buyse was er niet meer bij. Net als Hubert Algoet was hij na het zevende leerjaar naar het kollege getrokken.

    Uiteindelijk was dat eksamen niet zo moeilijk. In onze ogen niet al­thans. We slaagden alle vier. Enkele weken later mochten we dan op het gemeentehuis o;s diploma gaan afhalen. Ik weet nog goed dat ik voor de allereerste keer een beetje scheef geladen was toen ik thuiskwam. We had­den van burgemeester Odilon Coussement een glaasje gekregen en dan nog een paar van Georges Denoulets moeder. Dat diploma heeft jarenlang bij ons aan de muur gehangen. Vader hechtte er waarde aan, alhoewel...

    Och kom! Laten we nu niet zeggen dat het enkel een diploma lager onderwijs was en heus niet zoveel om trots op te zijn. Het was meer dan dat. Oneindig veel meer. In dat stuk papier za­ten alle dagen samengeperst die we aan de Gemeenteschool doorgebracht hadden. Alle moeite ook die de onderwijzers zich gegeven hadden om wat kennis in onze vaak weerbarstige hersens te stoppen. Meester Jozef Stevens zaliger, meester Leon Lecluyse zaliger, meester René Algoet zaliger, en meester Marcel Berton die enkele jaren geleden de Gemeenteschool vaar­wel gezegd heeft.

    Ik ben dat diploma kwijtgeraakt nu. Net als zoveel andere dingen. Mis­schien ligt het ergens op zolder, verdwaald in een stapel oude papieren. Misschien heeft het een of andere grote kuis niet overleefd. Het doet er ei­genlijk niet meer toe. Ik heb mijn herinneringen toch.
    Weldra deel 8

    03-08-2009 om 00:00 geschreven door Beverse Weetjes


    Categorie:Kroniek van zeven...
    >> Reageer (1)
    26-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kroniek van zeven zonnige jaren (deel 6)
    Photobucket
    We hadden onze Plechtige Kommunie gedaan. We waren doorkneed in alle wetenschappen en kundigheden die een scholier zich eigen moet ma­ken om tot de elite te behoren. We waren derhalve rijp om de universiteit van de Gemeenteschool te betreden: de klas van meester Algoet. Ik zie ons nog staan, in klas bij meester Leon, de eerste morgen na de zomervakantie van het jaar 1935. We hielden ons gerief onder de arm. Een lei. Een pennedoos. Een tekenlat. Een doos met kleurpotloden. Veel was het niet. De meester overschouwde ons met welgevallen. We waren flink wat gegroeid in de twee jaar die we bij hem doorgebracht hadden en blijk­baar dacht hij dat hij er het zijne had toe bijgedragen. Zie maar dat je toont wat je kunt bij meester Algoet! Leons stem klonk dringend. We knikten ijverig en met heilige overtuiging. Als het maar daaraan lag! We hadden reeds zo dikwijls getoond wat we konden. Op alle gebied. Allez, ga nu maar! Dat was zijn afscheidsrede.

    Een voor een trok­ken we de klas van de oppermeester binnen. De hemel, zoals men ons voorspeld had. Och, het is de mens nu eenmaal eigen zich aan overdrijving schuldig te maken. We ondervonden gauw genoeg dat we niet van de hel naar de hemel gegaan waren, maar wel van het ene vagevuur naar het andere.

    Meester Algoet was een heel ander type onderwijzer dan meester Leon. Niet zo impulsief Niet zo geweldig. Hij was beheerst. Op het koele af. Nu altijd nog weet ik niet wie van de twee mij het liefste is geweest. Al dadelijk liet meester Algoet ons aanvoelen dat we nu tot de groten van de school behoorden en dat we ons daarnaar te gedragen hadden. Hij spekuleerde op ons gevoel voor verantwoordelijkheid. Net als alle speku­lanten was hij er wel eens naast. Natuurlijk. Maar dat risiko nam hij er graag bij.

    De lessen waren nooit saai bij hem. Hij had er slag van om er de voorvalletjes van iedere dag in te verwerken. Om feiten en toestanden in Beveren in verband te brengen met de stof die hij aan het behandelen was. Eigenlijk de gedroomde onderwijzer voor een klas waar knapen van der­tien-veertien jaar hun laatste scholierbroek op de banken aan het verslijten waren. Bij hem heb ik voor het eerst in mij de neiging ontwaard om verhaal­tjes neer te schrijven. Zomaar gewoon neerschrijven voor het plezier. Zou ik het niet aan hem te danken hebben?

    Hij was een knap verteller. De sim­pelste voorvalletjes kon hij uitschilderen in een waaier van kleuren. Ik ben het al die tijd blijven doen sindsdien. Het is een tijdpassering waarmee je niemand kwaad doet en die nog zeer goedkoop is bovendien. Het levendigst zijn mij meester Algoets zanglessen bijgebleven.
    En zangles geven kon hij! Weliswaar in een heel ander genre dan we bij mees ter Stevens gewend waren. Niet zo artistiek. Volkser. En daardoor juist ple­zieriger. We leerden liedjes als De Blauwe Kiel, De Wereld Vergaat, De Neuzen, Vader Adam. Allemaal simpele en dartele wijsjes uit De Vlaamsche Zanger. Bijzonder dat liedeke van de wereld die vergaat, was uiterst plezie­rig van kadans. Als we aan het refrein toe waren, zat heel de klas geestdrif­tig mee te wippen en te schudden. Dat ie vergaat, dat ie vergaat, dat de we­reld vergaat! Boemtatata! Boemtatata! Boemtatatatata!
    Robert Cnudde uit het Sportpaleis had een akkordeon en ik weet nog goed dat hij die een paar keer heeft mogen meebrengen om de 'zaak nog meer pit in te pompen.

    Meester Algoet hield van tuinieren. Net zo goed als meester Leon. Zijn lessen dreven dan ook dikwijls die richting uit. Hij leerde ons hoe we oku­leren moesten. Hoe we geraniumscheuten moesten afnemen. Hoe we bor­delese pap moesten maken tegen de tomaten- en aardappelplaag. Hoe we de leuke maar uiterst schadelijke koloradokevers konden herkennen. Hij was daarbij de man van de Spaar- en Lijfrentekas en trachtte er bij ons de spaarzin en de zuinigheid in te pompen. Een tuintje jongens, voor je eigen groenten. En een stuk land voor je gerief patatten! Dat brengt geld op. Dan heb je iets over op het einde van de week en kun je sparen. Als je het anders niet verbabbezakt tenminste! Dat verbabbezakken was een van zijn gelief­koosde uitdrukkingen.

    Hij had eens moeten weten toen hoe het later met mijn tuin gesteld zou zijn en met mijn liefde voor zelf gekweekte peulvruchten en patatten! Hoe zou hij me de mantel uitgeveegd hebben. En nochtans, ik bezit nog altijd Het hofje van de Planter, dat we na het achtste leerjaar kregen als prijsboek. Allemaal hebben we het gekregen. Van de eerste tot de laatste. Mijn andere oude prijsboeken zijn allemaal verdwenen. Waarheen? Vraag me naar mijn eerste hemd! Maar dat boekje mag niet weg. Voor geen geld van de wereld. Laat dan zijn dat ik het nooit meer opensla en dat zijn kaft gescheurd is en bevuild. Het herinnert me aan meester Algoet, onze opper­meester.

    Ik kan soms nog grinniken als ik denk aan de keren toen we hem mochten helpen in zijn tuin naast de speelkoer. Altijd vonden we iets dat de moeite waard was om op te eten. Radijzen. Wortels. Stekelbezies. Jene­vers. We dachten dat we dat gappen heel handig deden en dat de meester er geen erg in had. Och God! Hij was veel te leep om zich zo te laten be­dotten. Hij zal ons deugnietachtig gedoe heus wel gezien hebben. Maar als het binnen de perken bleef liet hij ons rustig betijen. Hij gunde het ons.

    Ja, meester Algoet was een kalme man. Dat hield echter niet in dat hij afzag van straffen. Aai nee! Maar echte rammelingen werden het toch nooit. Hij kneep eens duchtig in ons oor. Hij liet ons rondjes wandelen op de koer tijdens de speeltijd. Hij kon ons ook met hele vrachten reken op­schepen. Ja, die straflijnen van de oppermeester! Hoeveel ik alleen er voor hem geschreven heb, zou ik op geen paar duizend na kunnen zeggen. -Ik zal zwijgen in de klas. Ik zal opletten in de klas. Ik mag niet met knikkers spelen tijdens de les. Antwoordde wordt met twee d's geschreven. Een goed leerling vergeet zijn huiswerk niet.
    Photobucket 
    De variatie was eindeloos. En meester Algoet was niet zuinig. Honderd reken gaf hij nooit. Dat achtte hij beneden de waardigheid van scholieren uit de hoogste klas. Het werden er minstens tweehonderd, maar het konden er evengoed tweeduizend zijn. Begin daar maar eens aan! Hij was dan ook zo gevreesd om zijn straflijnen als meester Leon om zijn oorvegen en meester Marcel Berton om zijn regeltje. Een pak rammel kan je in een paar minuten verwerken, maar duizend straflij­nen kunnen een vrije namiddag grondig bederven.

    Frans Viaene heeft met die reken ooit een winstgevend ambacht opge­bouwd. Frans, die nu zelf onderwijzer is (ondertussen op rust) en geacht wordt de leerlingen op het pad der deugd te begeleiden. Hij schreef reken voor kameraden die te lui waren om het zelf te doen. Niet voor het plezier van het schrijven na­tuurlijk. Hij verkocht ze tegen een bepaald aantal marbels (knikkers nvdr) per hon­derd. In de meest voorkomende teksten had hij zelfs altijd een beetje voor­raad. De kliënteel moest snel bediend kunnen worden immers. Dat kruik­je is te water gegaan tot meester Algoet eens het schrift vergeleek. Toen brak het en met het handeltje van pientere Frans was het amen en uit. Een scholier zonder marbels is als een soldaat zonder geweer.

    We had­den ze gewoonlijk in een zakje dat moeder uit een lap afgedankte stof vervaardigd had. Veelal echter hadden we er ook enkele los in onze zak zitten. Een paar hier. Een paar daar. Wanneer je nu met een ondoordacht gebaar je neusdoek bovenhaalde, kon het gebeuren dat die marbels rikketikkend op de vloer terechtkwamen en onder de banken verder rolden, tot ze er­gens met een doffe tik tot rust kwamen.

    Meester Algoet had het erg op die vallende marbels gezien. Hij veron­derstelde dat er meer achter stak dan alleen maar een onschuldige snuitbe­hoefte. Soms had hij daarbij wel eens gelijk ten andere. De marbels moes­ten hem dan gebracht worden en hij deponeerde ze in een bakje dat hij speciaal voor dat doel in zijn lessenaar had staan. Voor ons was dat erger­lijk. Een marbel was toch altijd een marbel! Ze tijdens de speeltijd uit de lessenaar weghalen zoals we dikwijls gedaan hadden bij meester Leon, durfden we niet. Bij Algoetje zou het niet gepakt hebben.

    Het is Lucien Mestdagh geweest die eindelijk besloot daar middel in te scheppen. Op een keer haalde hij zijn zakdoek boven om zijn neus te snui­ten en iets viel brutaal tikkend op de grond. Meester Algoet stond juist op het bord te schrijven en riep over zijn schouder dat die marbel hem ge­bracht moest worden. Lucien scharrelde onder zijn bank naar het ... keitje dat hij had laten vallen en ging het dragen. De meester nam het aan. Zon­der een spier te vertrekken lei hij het in het bakje bij de rest. Er hebben daarna nog marbels gerikketikt en speels over de vloer gerold. Meester Al­goet hoorde het echter niet meer. Zo zie je maar weer dat een goed school­meester ook van zijn leerlingen wel een en ander leren wil. ...........

    26-07-2009 om 00:00 geschreven door Beverse Weetjes


    Categorie:Kroniek van zeven...
    >> Reageer (2)
    18-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kroniek van zeven zonnige jaren (deel 5)
    Photobucket
    Twee jaar bij meester Leon Lecluyse

    Ik geloof dat meester Leon Lecluyse bij allen die ooit voor hem op de klas banken zaten, bekend zal blijven als de man van de wiskunde. Wiskun­de? Ach wat! Daaraan deden we nog niet in die tijd. Een van die geleerde woorden waarmee we later pas vertrouwd geraakten. Toen hielden we het bij rekenen. En als je twee jaar bij meester Leon gezeten had, dan kon je rekenen. Tenzij er aan jou helemaal geen zalf te strijken was natuurlijk.

    Zeggen dat we helemaal op ons gemak zaten bij meester Leon, ware overdreven. Schromelijk overdreven zelfs. Hij was een man die verbluffend snel en fel uit zijn krammen kon schieten. Voortdurend moest je op je hoede zijn. Nooit mocht je hem uit het oog verliezen. En dan nog! Zijn re­geltje kwam als de bliksem aangezwierd als je zat te dromen of te babbelen. Had hij dat niet bij de hand, dan kon hij ook handig zijn plan trekken met het stoffige borsteltje waarmee hij de borden schoon veegde.

    Ik heb zelden troef gekregen van hem, hoewel ik er zeer veel verdiend heb. Ik droeg toen reeds een bril zie je en dat hield hem een beetje tegen. Eén keer toch was ik erbij en voor die ene keer dan nog buiten mijn schuld. Nou ja, zo ongeveer buiten mijn schuld. Want waar begint schuld en eindigt onschuld bij een schamel scholier. Om die kwestie op te lossen zou je bijna God zelf moeten wezen. Meester Leon was echter God niet en derhalve was ik erbij.

    In die dagen deed de thans achtenswaardige Prof Dr. Med. Gerard Buyse zijn geleerdheid op in de bank achter mij. Op een keer gaf hij mij een stootje in de rug. Het teken dat hij iets te vertellen had. Voorzichtig draaide ik me een paar graden om, maar het was net niet voorzichtig ge­noeg om de meester te verschalken. Kom naar voor en ga op mijn lessenaar zitten! Het helmde door de klas alsof de Engel des Oordeels een dreigende notendans uit zijn bazuin gestoten had. De anderen zaten zich reeds te ver­kneukelen. Dat was hun goed recht. Ze zaten ook dikwijls genoeg op dat schavot en dan was ik bij de lachers. Zet je bril af! Ik deed het werktuige­lijk. Meester Leon nam zijn haal en even later luidde het in mijn hoofd met alle klokken. Net als voor de hoogmis.

    Jaja, zo was meester Leon. Als hij iets deed, dan deed hij het grondig.
    Pedagogen zouden thans hun zwaargeleerd hoofd schudden. Een kind zo een opdoffer geven. Waar blijf je met de menselijke waardigheid? Moet je er met alle geweld een agressief minderwaardigheidskompleks in hameren? Och arme, die pedagogen! Voor ons was zo een rammeling bijzaak. Iets wat nu eenmaal onvermijdelijk bij de stiel hoorde. Ten andere, vallen er nu geen klappen meer? De haantjes-vooruit die ze van hun onderwijzers niet gekregen hebben, gaan ze thans zoeken bij klabakken van divers pluimage. En ze beroemen er zich nog op als ze troef gekregen hebben!

    Behalve voor rekenen, had meester Leon ook een zwak voor land- en tuinbouw. Dat zat hem in het bloed. Hij zou geen Lecluyse geweest zijn anders. Die lessen gaf hij met smaak en hij zou uren kunnen vertellen heb­ben uit eigen ervaring. Soms had hij van zijn eigen tuinprodukten bij om ons een en ander aanschouwelijk voor te stellen. Toen ik een paar jaar later dik bevriend werd met zijn zoon Henri, heb ik de kwaliteit van zijn kweek meer dan eens volmondig kunnen prijzen. Vooral als het kersen, peren en druiven gold. Die strooptochten in zijn tuin en zijn serre waren echter le­vensgevaarlijke waagstukken. Altijd kon hij op het meest ongelegen mo­ment komen opdagen, of verbolgen rekenschap vragen over een achteloos weggeworpen klokhuis of een halfkaalgeplukte druiventros. Ook moedertaal had ik graag bij meester Leon. En dit vooral omdat we zeker drie keer per jaar een opstel te maken hadden over: De liefhebberij.
    Photobucket 
    Iedereen snapt natuurlijk dat hiermee niet het hippe gedoe bedoeld was tus­sen jongens en meisjes. Dat speciale onderwerp was voor ons net zo taboe als dronkenschap voor een trappistenpater. Alhoewel we allemaal wel een leringlief zitten hadden. Neenee, die liefhebberij was iets wat je deed als je helemaal niets te doen had.

    Bij meester Leon was dat het handboogschie­ten. Dat wisten we drommels goed. En laat me nu in dat soort vrijetijdsbe­steding van kindsbeen af een halve ekspert geweest zijn. Niet voor niets immers was ik geboren en getogen aan de Persemeers. In mijn opstellen schreef ik dus steevast over het edele bedrijf met pijl en boog. Gevolg? Even steevast rijfde ik massa’s punten binnen. Heel wat meer in alle geval dan knapen die bladzijden volzeurden over kool- en radijzenteelt. Soms maakten die ook wel eens een goede beurt, maar zelden of nooit haalden ze de hoofdvogel neer.

    Bij meester Leon heb ik ooit eens lelijk in de knoei gezeten vanwege houtsnijden. Schud je ongelovig het hoofd? Nou, toch is het de waarheid. In die tijd was een behoorlijk zakmes een weelde die alleen zoons van rijke boeren en van de onmisbare dorpsnotabelen zich konden veroorloven. Be­halve de vindingrijkheid, scherpt nood ook het hardste metaal. We zoch­ten een sleutel waarmee men gemeenlijk sardieneblikjes pleegt te openen. Die legden we op de spoorstaven en wachtten geduldig tot een of andere trein erover gedonderd was. Als we geluk hadden vonden we die sleutel te­rug. En als we nog meer geluk hadden, was hij mooi platgewalst. Zo plat als het lemmet van een mes. We moesten hem nu enkel nog wat aanslijpen tegen een of andere muur en we hadden een mes.

    Met dergelijk alaam zat ik eens op kunstige wijze halfverheven beeld­houwwerk te kerven in mijn bank. Ik was zo verdiept in mijn werk dat ik enkel opkeek toen ik de dreiging van meester Leons robuuste gestalte naast me voelde. Tegen alle verwachting in hield hij zijn handen thuis. Mis­schien weer vanwege die bril. Tijdens de speeltijd echter haalde hij er de oppermeester bij en dat was erger. Meester Algoet keek eens van mij naar mijn kunstwerk en hield zich dan sekondenlang bezig met de sigaret die hij net aan het rollen was. De spanning drupte van het hoge plafond in mijn nek en liet koude rillingen over mijn rug krijzelen. Wat zou het wor­den? Reken schrijven? Een rammeling?

    Kereltje!
    De stem van de oppermeester kwam zacht maar koud. Kereltje, ik moet de burgemeester waarschuwen. Je hebt opzettelijke schade toegebracht aan meubelen die aan de gemeente behoren. Over een paar dagen hoort je va­der wel hoeveel vergoeding hij betalen moet op het gemeentehuis! Heer in de hemel, heb ik ze dan genepen! Telkens ik van school kwam keek ik angstig toe of de fiets van Victor de garde (Victor Goussaert, nvdr)) niet tegen onze ge­vel stond. Van dat gemeentehuis is nooit iets terechtgekomen. Het ge­meentehuis heeft er bij ons trouwens nooit veel van terechtgebracht. Maar van mijn houtsnijmanie was ik genezen. Algoetje, die psycholoog! Hij kon hard slaan zonder dat je het voelde aan je wangen of je achterwerk.

    Iemand die in die tijd ook bij onze klas behoorde, was Staf Deroose. Staf, die nu een florissante weverij uitbaat op de Tomberg. Hij was de knuist (troetelkind, nvdr) van meester Leon. Ontegenzeggelijk. Hij mocht nog zo hard zijn best doen om ook eens een rammeling te krijgen, ze ontging hem al­tijd. Ik herinner me nog goed een les in aardrijkskunde. Vol ijver had de meester gepoogd ons vol te pompen met wetenswaardigheden allerhand over oceanen en zeeën. Daarna wilde hij nagaan wat er van die woorden­stroom in onze hersens was blijven hangen. Wie kan me vertellen waarom het zeewater zo zout is? Vorsend keken zijn donkere ogen de klas rond. Voor iemand anders tijd had om te reageren, zat Staf reeds met zijn vinger in de lucht te zwaaien. Ja Staf? De meester lachte welwillend. Dat komt door al die pekelharing, meester! Even stond meester Leon verpaft dit radde antwoord te verwerken. Toen draaide hij zich met verdacht rood aangelo­pen gezicht om naar het bord.

    Had iemand anders dergelijke wijsheid moeten verkondigen, hij zou zoveel als de dood met de kogel gekregen hebben. Staf mocht dat. Blijk­baar was het zijn goed recht. Zoals die keer toen de meester vroeg hoe de sardientjes gevangen worden en Staf met stalen aangezicht beweerde dat ze in blikjes bovengehaald worden. Of die andere keer toen hij van de Sahara­woestijn de Sarma-woestijn maakte. We waren trots op Staf. Trots dat we iemand in onze klas hadden die zoiets aandurfde, zonder zich om mogelijke aansuizende regels of bordvegers te bekommeren.

    Eén keer echter heb ik hem zichtbaar verlegen geweten. Zelfs een beet­je bang voor de gevolgen van iets wat eigenlijk buiten zijn schuld gebeurd was. 's Winters moest Staf de kachel aanmaken. Een gunst waar je niet zo makkelijk aankwam. Niemand van ons die enige kans had als Staf in de buurt was. Dat karweitje was hem wel toevertrouwd ten andere. Hij knap­te het op met heilige ernst. Op een morgen was hij zo weer de klas binnen­gekomen om zijn taak te vervullen. Hij droeg bruine pantoffels met rub­berzolen, zoals nogal dikwijls het geval was. Buiten smuikte (smuiken = motregenen, nvdr) het een beetje en de speelplaats lag nat en erg morsig. Stafs pantoffelzolen waren derhalve niet van de properste.
    Ondertussen was ikzelf ook de klas binnen­gekomen, samen met nog een paar anderen. We hadden daar niets te zoe­ken eigenlijk, maar Staf bood ons grootmoedig onderdak. Blijkbaar ver­keerde hij in een gekke bui. Hij stootte plots een soort onkristelijk gejodel uit en wierp armen en benen in de lucht. Een van zijn pantoffels dacht blijkbaar dat het toegestaan was mee te spelen. Hij liet in alle geval Stafs voet los en ging in dolle vaart zijn morsige zool tegen het witte plafond aankwakken. Nooit heeft iemand mooier fresko gezien. Zo scherp omlijnd stond de afdruk van die zool daar en zo duidelijk. Net alsof een akrobaat op vuile pantoffels erin geslaagd was met één been aan het plafond te hangen. Van uitvegen was geen sprake. Nergens konden we een borstel vinden waarmee we hoog genoeg konden reiken.
    Photobucket 

    Staf heeft toen in de penarie gezeten. Dagenlang. Voor de zoveelste keer echter had hij geluk. Hoezeer we ook ons best deden om bij het geven van een antwoord peinzend naar het plafond te staren, meester Leon volg­de nooit onze blik. Hij dacht blijkbaar dat hij daar niets verloren had.

    Eén was er in onze klas die het op dat verblijf bij Leon Lecluyse hele­maal niet begrepen had. Dat was meesters bloedeigen zoon Henri. Denk je dat zoons van onderwijzers een voetje voor hebben in hun vaders klas? Ocharme! Ook Hubert Algoet heeft het later voor geen liedje zingen gehad (het niet gemakkelijk hebben, nvdr) in de klas van de oppermeester. Henri Lecluyse had echter nog dit te­gen dat hij zo spaansdonker van huid was. Een erfenis van zijn vader. Na­tuurlijk. Maar die had er blijkbaar geen erg in. Zo kon een oppervlakkig waarnemer nogal vlug denken dat hij zich in een paar weken niet gewassen had. Ook meester Leon heeft zich een paar keer misvat op die basis. Toen hij zich dan realiseerde dat het een zuivere huidkwestie betrof waaraan wa­ter noch zeep iets verhelpen konden, zat zoon Henri reeds met een onge­lukkig gezicht over zijn zere wang te wrijven. Ach, Henri! Hoelang is het nu geleden reeds dat we je in Deerlijk ten grave gedragen hebben. Het was te vroeg. Jaren en jaren te vroeg.

    Meester Leon had het echt niet begrepen op vuile halzen en dito han­den. Zo heeft hij eens een hard- en zwartnekkig zondaar een publieke schrobbing gegeven op de koer. Ik steek je met je kop voor in een emmer wa­ter als je morgen niet gewassen bent had hij reeds een paar keer gedreigd. Vergeefs echter. Iedere morgen was de nek een tikje zwarter en liep meester Leon een beetje roder aan. De bom moest barsten. Onvermijdelijk. Een emmer water, een spartelend slachtoffer en een onverzettelijke meester Le­on werden derhalve de ingrediënten van een toneelvoorstelling die ons da­genlang aan het gnuiven hield. Jaja, als hij iets deed, dan deed hij het gron­dig.
    Meester Leon had een stem om kolen te kloppen. Hij kon er niets aan doen. Hij was ermee geboren.

    Derhalve kwam meester Stevens ons iedere week een uurtje zangles geven. Een oude kennis dus die we hier terugza­gen. Mens, hebben we toen mooie liederen geleerd! Ik herinner me er nog een paar van: Gondellied en Avondlied. Vooral het meerstemmig zingen was iets waar we met hart en ziel in opgingen. Telkens als meester Leon na zo een zangles opnieuw zijn klas overnam, moesten we even laten horen wat we geleerd hadden. Hij zat daar dan ach­ter zijn lessenaar. Gelukkig glimlachend en stilletjes de maat meewiegend.
    Het was zijn klas die zong, zie je. Zijn klas. En dat betekende iets voor hem. ...

    18-07-2009 om 00:00 geschreven door Beverse Weetjes


    Categorie:Kroniek van zeven...
    >> Reageer (1)
    17-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vragen omtrent het verhaal 'Kroniek van zeven zonnige jaren'
    Photobucket Beste bezoeker,
    er kwamen al meerdere vragen of het verhaal 'Kroniek van zeven zonnige jaren' in boekvorm verschenen is.

    Met deze vraag ging Beverse Weetjes te rade bij Etienne en jammer genoeg moet ik melden dat dit niet in boekvorm verscheen.

    Hij verwijst, zoals u reeds kon lezen in deel 1 (zie daar) naar de jaarboeken van de Gaverstreke.

    Met dank aan Michel en Etienne, die hun toelating gaven,
    zal het verhaal ook integraal op Beverse Weetjes te lezen zijn.

    17-07-2009 om 00:00 geschreven door Beverse Weetjes


    Categorie:Kroniek van zeven...
    >> Reageer (1)
    15-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kroniek van zeven zonnige jaren (deel 4)
    Photobucket
    Bij meester Berton voor het derde en vierde leerjaar

    We hadden gedacht dat we twee jaar bij meester Stevens zouden blij­ven. Kleine kant en daarna grote kant. De normale gang van zaken toen. Het liep echter anders. Toen we na de grote vakantie van het jaar 1931 naar school terugkeerden, hadden de meesters een en ander bedisseld, in het raam van een noodzakelijk geworden hergroepering der klassen. Met enkelen van onze groep mochten we doodgewoon het tweede leerjaar over­slaan. We moesten gaan postvatten in het derde, bij meester Berton.

    In dat derde leerjaar kwamen we terecht bij een stel knapen als Henri Lecluyse, Marcel Ostijn, André Steelandt, Georges Denoulet, Roger De­prez, Jozef Vereecke, Rafael Vanhove en Richard Kerkhove, om maar dezen te noemen die me direct te binnen schieten. Onze klas was dus een ge­mengd iets geworden. Sommigen waren geboren in 1924, anderen in 1923 en een paar zelfs in 1922. Jozef Lavens, Robert Cnudde, Germain De­clerck en Etienne Vandekerckhove kwamen ons hier gezelschap houden. Ze hadden hun eerste kennis opgedaan in het wijkschooltje van Ma Mère op Spriete.

    We waren dus opnieuw bij meester Berton terechtgekomen. Bij mees­ter Marcel zoals we toen zeiden. We zaten er op lange zwarte banken. Ou­de meubelstukken al, die vier of vijf leerlingen van ons kaliber konden her­bergen.
    Wat ik van meester Marcel het meest onthouden heb, is zijn manier van vertellen in de lessen van geschiedenis. Of het nu gewijde geschiedenis was of de geschiedenis des dierbaren vaderlands. We zaten hem letterlijk de woorden uit de mond te kijken. Bijzonderlijk als hij het had over avon­tuurlijke episodes, zoals die der Noormannen. Het docht ons dan dat we het klapperen der zeilen hoorden, of het plonzen der zware roeiriemen in het water en daarna het angstig hulpgeschreeuw der landlieden die bij hun vreedzame arbeid overvallen werden.

    Eens was de meester aan het vertellen over Jozef, de zoon van Jacob. Hoe hij door zijn jaloerse broers in een diepe put geworpen werd. Hoe hij daarna aan rondreizende kooplui als slaaf verkocht werd. De meester moet hartverscheurende taferelen opgehangen hebben. Op een bepaald ogenblik hoorden we luid gesnik opklinken op een der achterste banken. Rafael Vanhove had zijn hoofd in beide armen gelegd en schreide hete tranen. De kompassie was hem iets te machtig geworden.

    Ook de tekenlessen van meester Berton waren iets aparts. Bij die lessen was Lavens onbetwistbaar de uitblinker. Eens was er in de Beverse Gemeenteschool konferentie voor de onderwijzers uit het omliggende, en meester Berton was het slachtoffer. Hij moest met zijn klas een demonstratie van rekenles geven. Omstreeks die tijd hadden we de spreuk Willen is kunnen leren tekenen. Geen braafjes neerzetten van letter na letter. Nee-nee!­ Er kwam heel wat fantasie bij kijken. Vloeiende letters moesten het zijn, omkranst met ranken en met als sluitstuk een kanjer van een paddestoel. Die tekening zou ons konferentieproefstuk worden. Ik herinner me nog hoe meester Berton aan het einde van de les de tekening van Jozef La­vens aan de vreemde meesters ging tonen. Ze schudden in stomme verbazing hun geleerde onderwijzershoofd en vroegen zich blijkbaar af wat er uit dat knaapje wel zou groeien. Hadden ze het geweten!

    Die kleine Lavens had trouwens nog vis zitten op andere putten. Toen de punten opgeteld werden bij het einde van het schooljaar, bleek dat hij nieuwe primus geworden was. Gerard Buyse had ei moeten leggen (het moeten afleggen, nvdr). De toekomstige trappistenpater die het haalde op de toekomstige universiteitsprofessor! Zo is het verder steeds gebleven. Al de jaren die we nog samen waren in de Gemeenteschool. Achter die twee kampten Julien Decavel en ikzelf met wisselend succes om de derde plaats. Ook dàt werd traditie.

    We zaten met twee leerjaren samen in de klas van meester Berton. De kleine kant en de grote kant. Ieder van die twee moest dus beurtelings de aangepaste kost voorgeschoteld krijgen. Vreemd is dat ik me niet precies meer herinner hoe de meester dat klaarspeelde. Waarschijnlijk zal hij aan ene kant theorie verkocht hebben, terwijl de andere kant vraagstukken aan het oplossen was, of een opstel maakte, of zich aan het bekwamen was in de hoge kunst van het schoonschrijven. Ik kan me niet herinneren dat we ooit door het gebabbel van de meester aan de andere kant afgeleid wer­den. Gewoonlijk ging het om zaken die ons slechts matig interesseerden. Meester Berton was een goede onderwijzer. Niet overdreven streng, maar toch ook geen kat om zonder handschoenen aan te pakken. Vooral de leerlingen die langs de Gentse Baan naar school kwamen, moesten voor hem uit de doppen kijken.

    Zelden was ons gedrag helemaal zuiver op de graat en de meester dook gewoonlijk op als we hem het minst verwachten ten.
    In die dagen beleefde de handel in gezwingeld vlas een hoge bloei. In heel wat magazijnen langs de Gentse Baan stonden botenmakers over hun hekel gebogen, om door kammen en snuiten de boten gezwingeld vlas wat koopziender te maken. Dat vlas werd dan, in zware balen verpakt, naar de verzendhuizen in Kortrijk gevoerd. Dat transport was werk voor Oktaaf Mehuys en Georges Decraene. Daarvoor hadden ze grote logge huifwagens die met een stel sterke paarden bespannen waren. Onder aan die wagens, vastgemaakt met kettingen, hing een lage houten bak te wie­belen. Daarin laadden de boevers het voer voor hun paarden en ook al eens wat lege baalzakken. Voor ons waren die schommelende rennen een ware tentatie. Als de boevers ons ook maar een ogenblikje de rug toekeerden, za­ten we erin. We schrokken er zelfs niet voor terug om daarvoor tussen de rijdende wielen door te glippen. Levensgevaarlijk natuurlijk. Maar maak dit maar eens aan schoolbengels wijs. Meester Berton was zo gebeten op dat spelletje, dat hij iedereen die hij daarop betrapte, naderhand in klas ongenadig afroste met het regeltje.
    Photobucket

    Dat afrossen met het regeltje gebeurde volgens een vast ritueel. Het leek bijna een liturgische plechtigheid, beheerst door normen waaraan niet te tornen viel. Kom eens hier manneke! De stem van de meester klonk bars. Het manneke ging. Schoorvoetend. Wanhopig zijn best doende om zo on­verschillig mogelijk te kijken voor die arena van hoopvol glunderende ka­meraden. Buigen! Weer die barse stem. Het manneke boog. Dan nam de meester het bibberende bovenlijf tussen zijn benen, trok de broek goed aan, en liet het speelse regeltje een roffel dansen op het strak gespannen achterwerk.

    Arsène Casteele heeft zich eens van tussen die nijpende onderwijzersbe­nen losgewrongen. Vliegensvlug schoot hij de klas in en zocht heul en schutse achter de banken. De meester er achteraan natuurlijk en wij aan het gieren van uitbundige pret. Arsène kreeg toen een dubbele portie te slikken.

    Er was nog een ander spelletje van de Gentse-Baanscholieren waar de meester niet zo gelukkig mee was. Dat was ons spelen met buskruit. Een erfenis eigenlijk van leerlingengeneraties die de Eerste Wereldoorlog mee­gemaakt hadden en hun ontspanning hadden moeten puren uit de mid­dels die toen voorhanden waren. Meester Berton zelf behoorde tot die le­gendarische oorlogsscholieren. Hij had het meegemaakt dat een paar van zijn kameraden het spelen met poer (buskruit, nvdr) duur hadden moeten bekopen. Zijn afkeer voor dat soort vermaak was dus begrijpelijk.

    De Paardenput bij Brabanders hof was onze grote buskruitleverancier. Het was een braakliggende hoek, genepen tussen de Gentse baan en het noordelijk deel van de toenmalige Paanderstraat. Vooraan op die hoek lag een grote zompige plas. Bij heet zomerweer dreven de boevers hun paarden daar al eens in ter verfrissing. Verderop was het één opeenhoping van halfvergaan vuil, lis en lang gras. Na de Eerste Wereldoorlog werden daar obussen ontladen en de draadjes buskruit waren blijven liggen. Als je geluk had en het juiste gat aanboorde in de morsige grond, kon je ze nog bij handsvollen vinden. Met die draadjes konden we dan prachtige vuurspelle­tjes spelen. Zoveel te opwindender omdat poer nu eenmaal de naam heeft zeer gevaarlijk te zijn.

    Enigszins verwant aan dat gevaarlijke buskruitspel, was het schieten met karbure. Ook deze vermakelijkheid beoefende je het best op veili­ge afstand van spiedende onderwijzersogen. Voor dit soort spel moest je een ronde metalen doos hebben, met een gaatje in de bodem gepriemd en met een deksel dat je stevig vast kon drukken. In die doos stopte je nu een paar stukjes karbure en speekte er een paar stevige kladden op. Dan drukte je het deksel goed vast en legde het geval netjes op zijn kant. Na enkele ogenblikken begon het speeksel op de karbure in te werken en weldra hoorde je het daarbinnen borrelen en koken als in een heksenketel. Als je van oordeel was dat er genoeg karburegas vrijgekomen was, begon het ge­vaarlijkste deel van de operatie. Je streek een stekje af, hield het voorzichtig tegen het gaatje in de bodem en vlam! Met een scherpe knal ontplofte het gas en het deksel werd metersver weggeslingerd. Soms kon je de terug­schokkende doos tegen je vingers krijgen. Dat kon de pret grondig beder­ven. Een schooljongen troost zich echter nogal gemakkelijk met de eeu­wenoude wijsheid dat een kermis een geseling waard is.

    Toen ik aan de grote kant zat bij meester Berton, zorgde het vuur voor een spelletje dat een echte geseling was en waaraan met de beste wil van de wereld geen greintje kermis te beleven viel. Op een voormiddag in novem­ber brandde de Reke af. Ik had reeds geruchten opgevangen tijdens de speeltijd, maar ik wilde het niet geloven. Toen we weer in klas waren, wenkte de meester me bij zich. Hij moet de angst in mijn ogen gelezen hebben. Een klein brandje maar zei hij geruststellend. Kijk, het is al gedaan! Hij stak me in de hoogte en liet me door het raam naar buiten kijken. Het was al gedaan. Inderdaad. Boven de velden naar het oosten toe dreef nog slechts wat vuile grauwe rook. Die middag werden we aan school opgevangen door tante Madeleine.
    Onze Raf en ikzelf We moesten bij haar blijven eten omdat thuis alles in asterbantie stond vanwege dat beginnend brandje. Ze bekeek ons medelij­dend en schepte extra grote porties op ons bord. Toen we 's avonds bij moeders ouders arriveerden die vlak naast de Reke woonden, zagen we eerst goed hoe groot die asterbantie wel geweest was. De vijf huizen waren volledig uitgebrand. Enkel de muren stonden nog overeind.

    Vijf jaar geleden werd de herinnering aan die brand nog eens opgera­keld in het tijdschrift ABC. Het blad drukte foto's en berichten af die veer­tig jaar voordien gepubliceerd waren in zijn eerste jaargang. Bij het artikel­tje De groote brand te Beveren-aan de Leie stonden twee foto's van de uitge­brande Reke.
    Ik ben Donald Desmet en Yvonne Defoort- Deneve zeer dankbaar dat ze bij het zien van dit bericht in ABC direkt aan mij gedacht hebben. Nu bezit ik toch foto's van de oude Reke. Triestige foto's evenwel.
    Photobucket
    ............

    15-07-2009 om 00:00 geschreven door Beverse Weetjes


    Categorie:Kroniek van zeven...
    >> Reageer (1)
    11-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kroniek van zeven zonnige jaren (deel 3)
    Photobucket
    IN DE GEMEENTESCHOOL.
    Bij meester Berton en meester Stevens

    We werden zes jaar. In de loop van 1930 werden we allemaal zes jaar. Tijd om de kleuterschool te ruilen voor de Gemeentelijke Jongensschool.
    Sinds maanden droomden we van die Jongensschool. We keken met opperste minachting neer op het kleine grut dat grienend aan Zuster Roza’s rokken hing. Wat voor de drommel deden wij daar nog langer?
    Na de grote vakantie trok ik voor het laatst langs Kleine Heerweg en Kerkewegeltje naar het Klooster. Naar de Meisjesschool. Niemand die me nog bij het handje hield om me te behoeden voor korenpeeties en andere kwalijke tegenkomsten. Samen met enkele andere bengels van de hoek, legde ik de weg in een drafje af.

    Op de speelkoer riep Zuster Julie ons voor de laatste keer samen met haar bruine houten klapper. Geduldig schikte ze ons in een rij. Twee en twee. Toen bekeek ze ons nog eens allemaal met trieste ogen en gaf ons dan over aan meester Berton, die gekomen was om ons af te halen. Zuster Julie! Aan de schoolpoort keek ze ons na. Diep in haar zwarte kap gedoken. Dan draaide ze zich om en slofte naar haar klasje terug. Andere gezichten tegemoet.

    Wie er allemaal meeliep in dat rangetje dat onder de hoede van de toen nog jonge onderwijzer Marcel Berton naar de gemeenteschool trok, weet ik zo precies niet meer. De jongens die in het jaar 1924 geboren waren natuurlijk. Maar sommigen ervan zijn later weggevallen, terwijl anderen van elders bijgekomen zijn. Julien Decavel was er bij in alle geval en Marcel Verkaemer, Gerard Buyse, Remi Verstraete, Henri Velghe, Lucien Vancraeynest, Arsène Casteele, George Degroote, Julien Depaepe, Hubert Algoet, Marcel Verhamme, Albert Deroose, Andrê Debrouwere, Marcel Vanhove ... Maar verder? Hoe ik mijn hersens ook pijnig, ik weet het niet meer.

    De gebouwen van de Gemeenteschool waren nog nagelnieuw toen. In de klassen rook alles prettig naar nieuw hout en verf. Eigenlijk waren ze maar net op tijd klaar gekomen om het nieuwe schooljaar te beginnen. Noodgedwongen hadden de meesters ons zelfs een week langer vakantie moeten geven. Die eigenste voormiddag trouwens is pastoor Lebbe nog gekomen om de nieuwe school plechtig in te wijden.

    Echt imposant waren die nieuwe gebouwen echt niet. Tenminste niet wanneer we ze met huidige maatstaven meten. Vier klassen in een rij, met een bovenzaal, een kleine overdekte en een grote niet overdekte speelplaats, een klein kantoortje voor de oppermeester en verder de onmisbare plasplaatsjes. Voor ons, kleine hummels, was die Gemeenteschool echter een heel vreemde wereld.

    We hadden er naar verlangd. Zeker. Maar in de veilige geborgenheid van de kleuterklasjes konden we niet vermoeden wat de Gemeenteschool eigenlijk was. Neem alleen maar eens de opgeschoten straatrakkers uit de hoogste klassen. Die keken ons minachtend aan en maakten ons algauw diets dat we ze maar niet te veel voor de voeten moesten lopen. En dan wa­ren er ook nog de vier onderwijzers. Die leken in genen dele zo zachtzin­nig als Zuster Roza en Zuster Julie. Niet eens zo zachtzinnig als de toch wel bazige Zuster Stanislas, de overste van het Klooster.

    Eerst en vooral was daar oppermeester Algoet met zijn snorretje en zijn neusbrilletje. Eigenlijk zag hij er niet zo kwaad uit, maar hij keek altijd een beetje over ons heen. Net alsof we er gewoon niet stonden. En meester Le­on Lecluyse dan. Ach, die meester Leon. Toen wij op de Gemeenteschool arriveerden, was hij reeds zoveel als een levende legende geworden. We beefden als een riet voor zijn felle donkere ogen en zijn imposante gestalte. Dan had je daar ook nog meester Smulders, de Limburger. Tapmeesterke, zeiden we. Tot dan toe had hij immers les gegeven in de Tap (eerste bevers dorpsschooltje, nvdr), op de Plaats. Tapmeesterke zou geen vlieg kwaad gedaan hebben. Dat hebben we later wel gehoord. Maar toen wisten we nog niet beter dan dat iedere meester direct met muilperen en rekenschrijven klaarstaat. De ongevaar­lijkste van de vier leek ons nog meester Berton. Als onderwijzer was hij even nieuw op de Gemeenteschool als wij als leerling. En had hij ons niet reeds begeleid door een stuk Beveren? We kregen onze klas in het lokaal vlak naast de trap naar de bovenzaal.

    Meester Berton was onze onderwijzer. Van de eerste paar maanden daar kan ik me niet zoveel meer herinneren. Te lang geleden reeds en er zal ook wel niet zoveel gebeurd zijn. Op een dag echter zei meester Lambert Smul­ders Beveren vaarwel. Hij ging les geven in Deerlijk. Er werd niet zo gauw een nieuwe onderwijzer benoemd en meester Berton moest voorlopig Tap­meesterkes beide leerjaren overnemen. Een paar maanden lang zaten we toen met vier leerjaren samengeperst in één lokaal. We konden ons roeren noch keren bijna. Meester Berton zal toen zijn vrije tijd ook wel opgekund hebben. Maar eindelijk kwam het gemeentebestuur toch klaar met zijn be­disselingen. Jozef Stevens uit Semmerzake werd als onderwijzer aangesteld.

    Jozef Stevens! Kijk, terwijl ik dit schrijf voel ik nog een beetje ontroe­ring in me opkomen. Al is het dan reeds meer dan twintig jaar geleden dat we hem ten grave hebben gedragen (Meester Stevens overleed in 1956, nvdr). Hij is mijn onderwijzer geweest en later werd hij mijn goede vriend. Met hem heb ik uren en uren doorge­bracht in zorgeloze vrolijkheid, maar ook soms in een stemming die tussen bitterheid en cynisme in lag. Hij was een wonderlijk mens. Een kunstenaar eigenlijk. Maar dan een die dicht, zeer dicht bij het volk stond. En dat niet met woorden en grote gebaren alleen.
    Photobucket
    Uit mijn schooltijd in de eerste graad (het lager onderwijs omvatte vier graden van elk twee leerjaren, nvdr) herinner ik me alleen zijn vertellen. Maar welk vertellen dan! Het was doodstil in de klas als hij bezig was. Scharmanteka. De Witte. Sterke Jan. We voelden ons letterlijk bij avonturen betrokken. Aan hun zijde vochten wij en versloegen we draken, of haalden kattekwaad uit. Soms waren de andere leerlingen reeds aan het rumoeren op de speelplaats, klaar om naar huis te gaan. Het deer­de ons niet. Ons niet en de meester niet. Eerst moest een episode van het verhaal af zijn. Eerst moesten we weten waar onze helden aan toe waren.

    Jozef Stevens was een begrijpend mens. Hij wist dat we broekventjes waren die in die grote schoolgemeenschap nog een beetje verloren liepen. Daarom behandelde hij zijn diertjes met zachtheid. Ik heb slechts één keer straf gekregen van hem. Eén keer slechts. Het is van het verste van mijn onthouden. In onze bank zat een open wit-stenen inktpot en we hadden griffels die in een metalen buisje gevat zaten. Juist die kombinatie van open inktpot en buisje bracht me eens in bekoring. Ik stak het buisje in de inkt, blies erdoor, en kreeg natuurlijk mijn hele facie vol inktspatten. Het schouwspel moet zo koddig geweest zijn dat Gerard Buyse, mijn bankgenoot, in een luide lach schoot. De meester keek op. Verstoord. Even staar­de hij in opperste verbazing naar mijn getatoueerde tronie. Toen beet hij verdacht grijnzend zijn tanden op elkaar en verwees ons beiden naar de hoek.

    Op het einde van dat eerste schooljaar trok ik naar huis met twee prijs­boeken onder de arm. Dwerg Neuze en Het Oude Boek en andere Verhalen. Het ene voor mijn prestaties van algemene aard en het andere voor mijn kennis in godsdienstzaken. Die prijs voor godsdienst is mijn eerste en te­vens mijn laatste geweest. Later heb ik die hoge graad van heiligheid nooit meer kunnen bereiken. Gerard Buyse was onze primus dat jaar. Een goed begin voor de latere universiteitsprofessor.

    11-07-2009 om 00:00 geschreven door Beverse Weetjes


    Categorie:Kroniek van zeven...
    >> Reageer (1)
    08-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kroniek van zeven zonnige jaren (deel 2)
    Photobucket
    Nog zo'n gezellig ding was de voutekamer. Je bereikte ze langs een trapje van een trede of drie. Eigenlijk was die trap tevens de toegangsdeur tot de kelder eronder. Je lichtte hem op en je zag de vier of vijf gemetselde keldertreden. In zo een voutekamer was het lekker slapen. Warm in de winter vanwege de planken vloer en de planken zoldering laag erboven. Koel in de zomer, omdat ze vlak op het noorden uitgaf.

    Vader was spoorwegarbeider. Hij moest vaak 's nachts werken. In de namiddag ging hij dan slapen in ons bed op de rustige voutekamer en als hij dan tegen de avond opstond, lag zijn warme polk op ons te wachten. Hoe ik het draai of keer nu, vader heeft altijd geborgenheid betekend voor ons. Warme geborgenheid. Waarom moeten we zelf vader of grootvader zijn vooraleer we dat tenvolle beseffen? De zolder was iets waar ik me, als kind, nooit op gewaagd heb. Te donker. Te geheimzinnig. Ik was een vervloekt bange wezel. Overal zag ik schaduwen verraderlijk bewegen, of hoorde ik dreigend gekraak of geritsel. In het stro dat open en bloot op het dakhout lag, kon van alles huizen en uit elke bak of pot konden gevaarlijke beesten opspringen. Nee, mijn herinneringen aan onze zolder zijn vaag. Erg vaag. Alles wat ik ervan onthouden heb, is dat zijn geheimzinnigheid op me woog.

    Bij elk huis hoort een vertrek. Een WC of toilet, zeggen we nu. Maar in de Reke was er geen mens toen die zulke woorden ooit gehoord had. Laat staan dan dat wij ze gebruikt zouden hebben! We hadden dus een vertrek. Het stond achter aan ons huis gebouwd. Naar het noorden toe. Een deur? Die was er niet aan. Waarom ook? Daarachter was het vrij eenzaam en wat dan nog als iemand je zag zitten? Ieder mens moet toch minstens eens per dag naar het vertrek?
    Geen deur dus. En ook geen komfort. Helemaal geen komfort. Wie verwachtte dat toen trouwens? Ons vertrek was een gebouwtje dat met wat oude stenen, wat ruw gesneden stokken en wat oude dakpannen in elkaar geknutseld was. De bril was al even ruwen wormstekig als de kepers van het dak. Binnen in de gapende ronde zag je niets dan oud spinneweb en vieze donkerte.

    Photobucket

    Voor mij was een bezoek aan het huisje alleszins geen bezigheid waarnaar ik mijn band lostrok. Voor ik ging zitten inspecteerde ik het zolderinkje van stokken en dakpannen. Geen spinnen die ergens te loeren zaten? Geen spinneweb dat straks viezig in mijn nek zou waaien? Ik bleef er trouwens nooit langer zitten dan hoogst nodig was. Vooral 's winters niet. Dan was er immers de ijzige wind die ongehinderd het huisje binnenwoei.

    Ook tegen de voorgevel van ons huis was een dergelijk vertrek gebouwd. Al even schurftig als het andere. Geen reservestation voor ons echter. Het was het domein waarheen onze naaste buur en zijn gezin kwamen om een en ander kwijt te raken. Vlak daarnaast, en ook tegen onze woning aan, lag trouwens ook zijn geitenstal. Het zat allemaal ingewikkeld in elkaar in de Reke en op een geurtje min of meer kwam het niet aan.

    Onze buren in die dagen? Ik zie ze nog voor me staan, al zijn we dan bijna vijftig jaar verder. Vlak naast ons, in het tweede huisje van de Reke, woonden Rieten Decavel en Marie Waghebaert met hun gezin. Beste buren. Altijd geweest. Rieten had iets aan zijn been. Hij mankte erg. Jarenlang was hij boever geweest op Handelgem, maar toen had hij het op moeten geven. Toen ging Marie naar Frankrijk werken. Ergens in een spinnerij in Roubaix of Tourcoing. Iedere dag op en neer met de speciale arbeidersbus van Flipot. Naderhand ging Rieten ook nog sukkelen met zijn ogen en ik heb het geweten dat hij helemaal blind geworden is.

    In het middelste van de vijf huizen woonde de weduwnaar Wies Haerinck met zijn vier volwassen kinderen. Daarvan was Florent verre de populairste bij ons, alhoewel ik van Maurice ooit nog eens een lam geblazen mondmuziek (mondharmonika, nvdr) gekregen heb. Ook Wies was gebrekkig. Maar erger dan Rieten. We hebben hem zo ongeveer altijd in een wissen zetel weten zitten. Als hij ergens zijn moest, stak hij een kruk onder ieder oksel en sleepte zich grommend en spekend daarmee voort.

    De volgende buur was Mentie Lambrecht. Mentie, die gehuwd was met Marie Deleersnijder en een heel nest kinderen had. We waren een beetje bevreesd voor hem eigenlijk. Niet dat hij iemand kwaad zou gedaan hebben. Och nee! Maar zijn gezicht lag altijd in een stuurse plooi en van onder zijn rosse wenkbrauwen konden zijn ogen je strak en stekend aankijken. Als hij zijn geweer onder de arm had, waren we helemaal de kluts kwijt. Ja, Mentie had een geweer. Vaak liep hij ermee op en neer langs de beek naar de Reke en schoot op de waterratten die daar een soort paradijs uitgebouwd hadden. Of hij er ooit één geraakt heeft, weet ik niet. Het maakte veel lawaai in alle geval.
    Photobucket
    Er waren echter ook momenten dat we Menties gezelschap zochten. De keren bijvoorbeeld dat hij zijn trekzak bovenhaalde en op het plankier (stoep, nvdr) ging zitten spelen. Dat gebeurde nogal eens op zomerse avonden. Waar hij die trekzak vandaan had, mag Joost je weten. Er was niet veel meer aan wat blonk in alle geval en de tonen die hij eruit wrong gilden en piepten amechtig door de wijde avondstilte. Maar Mentie was onze man. De enige muzikant van de Reke. Maurice Haerinck en zijn mondmuziek immers telden we niet mee.

    In het laatste huis woonden Rieten Speybrouck en zijn Mart je. Jonge mensen nog. We zagen ze echter niet zoveel. Beiden gingen ze in Frankrijk werken, als ik het goed voorheb. Na hen zijn Maurice Vroman en Maria Verstraete daar komen wonen. Jonge trouwers. In de loop der jaren zijn ook zij nog elders gaan wonen maar, net als mijn moeder, zijn ze naar de herbouwde Reke teruggekeerd.

    Al bij al was het een gezellige buurt om er als kind te leven. Speelkameraadjes te over. En ruimte? Naar alle kanten lag ze voor ons open. De straten en wegeltjes in de omtrek. De beken met vuil water waarin we ploeteren konden en de beken met helder water waarin we vissels (vissen, nvdr) konden vangen. En dan de Persemeers met de gaaipers (staande wip bij het boogschieten, nvdr) die duizend-en-één spelletjes mogelijk maakten. En de bogaard van de Rode Poort, waarin we strooptochten ondernamen van zodra het fruit naar het rijpen toeging.

    Soms loop ik nu nog eens langs de beek en kijk in het stille donkere water, waarin nu geen kinders meer spelen. De knoestige vlierstruik, die doorheen de mestvaalt naast ons huis overlommerde, is verdwenen. Hij was overbodig en hinderlijk geworden. Wie heeft nu nog een messing naast zijn deur liggen en wie neemt nog vliendersiroop in om zijn hoestbuien te kalmeren? Ook de pompen zijn weg. De twee pompen die buiten stonden en waaronder we zo dikwijls onze bemodderde benen schoongespoeld hebben. Och, in ieder huis is nu een waterkraantje gekomen. Ook die pompen waren overbodig geworden dus.

    De Reke zelf is trouwens veranderd. Onherkenbaar veranderd. De grootste stoot ertoe werd gegeven door de brand van einde 1932. In een paar uur tijds was de oude Reke toen veranderd in een nasmeulende hoop viezigheid, waaruit enkel nog de topgevels naar boven staken. Net opgeheven armstompen die om erbarmen smeekten. De huizen werden herbouwd, maar enigszins anders. De twee eerste kregen een pannendak en bleven verder nagenoeg ongewijzigd. Op de drie verste werd een bovenverdieping gebouwd. Die behielden echter hun strobedekking aan de achterkant, omwille van de pijlen die er vanuit de Persemeers konden op neerkomen.

    Ook het leven in de Reke is hetzelfde niet meer. Hoe zou het ook anders kunnen. Vroeger waren de dagen doordrenkt van echt volkse roerselen en gedragingen. Mooi soms in kinderlijke eenvoud, maar soms ook rauw
    en hard. Het is anders nu. De mensen leven er niet meer zoveel buitenskamers. De voortschrijdende welvaart heeft radio's gebracht en televisies en gemakkelijke zetels. Dat houdt de mensen binnen. Elk heeft nu ook zijn eigen afgeschut koert je of bloemenperkje voor de deur. Het oude gemeenschapsleven wordt daardoor belemmerd. Maar de geest van de oude Rekebewoners is gebleven. Onaangetast in al die jaren. Wat er gebeure, ze helpen mekaar.

    OP TOCHT NAAR GELEERDHEID.
    In de Bewaarschool
    Als een mens naar zijn verste kinderjaren peilt, is het net of hij op een lentemorgen uitkijkt over een landschap dat in zware nevelslierten versluierd ligt. Slechts hier en daar ziet hij iets opglinsteren, als zonnestralen vechtend de witte mistbanken doorpriemen en gensters slaan uit dauwdruppen en waterplassen. Zo is het ook gesteld met mijn herinneringen aan de bewaarschool.

    Wat toen gebeurd is, ligt onder pakken nevel begraven. Hier en daar slechts is er een feitje dat krachtig genoeg was om er zich telkens opnieuw doorheen te boren. Op die bewaarschool kwam ik terecht bij Zuster Rosa. Zuster? Nu noem ik haar zo voor het gemak, maar er was geen mens toen die dat woord gebruikte voor een nonnetje. Zuster Rosa heette Masoeur Rosa in die dagen. Ze was van Harelbeke. Maar dat heb ik veel later pas geweten.

    Voor ons was een masoeur iets wat bij de inboedel van het Klooster behoorde en kwestie heiligheid een paar treden onder pastoors en de onderpastoors stond. Iets persoonlijks zochten we er niet achter. Wat we in het kleuterklasje van Zuster Rosa moesten doen, weet ik niet meer. Spelen vermoedelijk. Tot iets anders waren we immers nog niet in staat. Ook op de speelplaats hield ze zich met ons bezig. Dat is feitelijk het enige wat ik nog afweet van haar. Altijd had ze een paar kleuters aan haar zware wijde rokken hangen. Ik zie haar nog lopen met een stok die ze als staf gebruikte om met ons een spelletje te spelen dat begon met de woorden: Peetje, ga je naar de markt?
    In die verste herinneringen vind ik de gezichten niet terug van mijn schoolmakkers. Vreemd? Och nee! Ik was niet veel ouder dan drie jaar toen en het is reeds een halve eeuw geleden.

    Die gezichten duiken wel op als ik mijn herinneringen aan de klas van zuster Julie bij elkaar leg. Niet alle echter. Remi Verstraete zie ik en Julien Decavel en Gerard Buyse. Maar verder? Nevel en nog eens nevel.
    Zuster Julie was een lange magere masoeur. Haar gegroefd gezicht lag altijd in een strenge plooi. Misschien leek dat maar zo omdat het onder de zwarte kap in het smetteloos wit van haar gesteven hoofddoek gekneld zat. Ze was koekegoed in alle geval. Hoeveel kinderverdriet zou ze niet wegge­wist hebben met haar witbebolde rode zakdoek? Maar ze hield van orde. Hoe klein we ook waren, we moesten op onze tellen passen.

    Als de klas begon klepte ze met haar klapper. Dat was een soort platte houten doos die ze beurtelings open en dicht klakte. Als je daarna nog te roerig was naar haar mening, kreeg je een tik van dat ding op je kop. Ik denk dat we twee jaar bij Zuster Julie gezeten hebben. Spelen in de klas? Er kwam niet veel meer van in huis. Met gekruiste armen moesten we stijf rechtop in de bank zitten en luisteren naar haar eentonig vertellen. Naar het einde toe leerde ze ons letters schrijven. We kregen een potlood en een stuk papier en mochten onze kunsten proberen.
    Photobucket

    De eerste stap naar de geleerdheid! Eens kwam Zuster Stanislas me uit klas halen. Dat weet ik nog goed. Misschien is het me zo klaar bijgebleven omdat ze de strenge en voor ons ongenaakbare overste van het Klooster was. Ze nam me mee naar haar klas. De hoogste. Half volwassen meisjes zaten me daar nieuwsgierig aan te gapen. Zuster Stanislas nam mijn arm en wees op een lap die moeder keu­rig in de mouw van mijn schortje gezet had. “Zie je die lap aan de elleboog”? Ze keek haar leerlingen streng aan. “Dat heeft de moeder van die kleine hier gedaan.' Dat heb ik haar geleerd toen ze bij mij in klas zat. Zie maar dat je het later ook kunt en dat je mij geen schande aandoet met gescheurde mouwen en zo”.

    Ons huis in de Reke lag tamelijk ver van het Klooster verwijderd. Zeker een half uur gaan voor korte kinderbeentjes. De eerste die me meenam naar school was tante Yvonne, mijn moeders jongste zuster. Ze was slechts tien jaar ouder dan ikzelf en zat in de hoogste klas. We trokken langs de zandige of modderige Kleine Heerweg en namen dan het oude Kerkwegeltje dat dwars door de velden liep. Behalve de Barakke op de Tomberg, kwam je daar huis noch staak tegen. 's Zomers kon het drukkend heet zijn op dat wegeltje. De zon zat dan te bliksemen boven de korenvelden die ons insloten en goot alles vol spetterend licht. Tante Yvonne wees me op de platgetrapte gangen die hier en daar door het koren liepen. “Zie je dat? Daar heeft de Korenpeetie gelopen. Nooit alleen komen hier. Hij zou je pakken en dan zien we je nooit meer terug”. Zelfs bij de grootste hitte voelde ik dan iets kouds over mijn rug krijzelen. Later heeft Marie Verstraete me meegenomen naar school. Marie, die nu Zuster Vincentia heet en ergens in een kliniek in Rwanda werkt.

    's Middags moest ik gaan eten op de Plaats, bij mijn vaders ouders. Grootvader was schoenmaker en ze hadden een schoenwinkel. Rijke mensen in de ogen van een knaap die in de Reke thuishoorde. Het eten was er dan ook naar. Bij ons thuis aten we gewoonlijk gezouten varkensvlees, dat voor de verandering al eens in de pan gebakken werd. Bij mijn grootouders aten ze elke dag vlees dat vers van de slager kwam. Ik trok er echter mijn band niet naar los. Vooral niet als grootmoeder koteletten klaargemaakt had. Er zaten stukjes vet aan en al eens een krakebeentje. Bij mij stond het als een paal boven water dan dat ik kattevlees aan het kauwen was en ik voelde mijn keel wurgen en wringen.

    Ik keek daarom afgunstig naar grootvaders bord. Hij had een zwakke maag en at nooit anders dan lichte kost. Aardappelen met wat boter in een geutje melk gesmeierd. Daar ik schier niets at aan tafel 's middags, gaf grootmoeder Romanie me een boterham mee naar school. Ze smeerde de snee dik in met boter en stopte ze in het blikken trommeltje dat bewaarschoolkleuters toen aan een touwtje over hun schouder droegen. Het ongeluk was echter dat grootmoeders boter nooit vers was. Ze kocht altijd Diksmuidse boter. De beste van het land. Maar ze kocht er teveel ineens. Vijf kilo! Vijf kilo boter, ingemaakt in potten. Daar moest wel ranzigheid van komen. En die kwam er ook! De boter was soms zo sterk dat mijn boterham helemaal niet meer te eten was. Moeder begreep me als ze hem 's avonds uit mijn trommeltje viste.
    Maar vader niet. Ranzig of niet, ook voor hem was Diksmuidse boter de beste van het land.

    Dat Klooster waar we drie jaar school gelopen hebben, was toen bijlange nog niet wat het nu is. Het oude woongebouw der Zusters stond er nog. Natuurlijk. Dat is enkele jaren geleden pas afgebroken. Aan de westzijde ervan stonden twee klassen. De kleuterklasjes. Aan de andere kant de drie klassen van het lagere. Dat was alles. Geen overdekte speelplaats, geen feestzaal nog. Niets. De eigenlijke groeiperiode van het Klooster moest nog beginnen, (ondertussen is het klooster helemaal afgebroken) .
    ........

    08-07-2009 om 00:00 geschreven door Beverse Weetjes


    Categorie:Kroniek van zeven...
    >> Reageer (4)
    05-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kroniek van zeven zonnige jaren (deel1)
    Photobucket  
    'Dit boekje', zo lezen we op de eerste bladzijde, 'is een verzameling van overdrukken die verschenen zijn in de Jaarboeken 1993, 1994, 1995 en 1996 van de Gaverstreke Waregem.
    Het gebeuren speelt zich af in Beveren-Leie.
    Auteur is Michel Debrouwere en de tekeningen zijn van Etienne Ducateeuw'.

    Photobucket
    Etienne Ducatteeuw en Michel Debrouwere
    Dankzij hen kan en mag Beverse Weetjes dit verhaal brengen,
    waarvoor van harte dank aan beiden. Het verhaal, dat in verschillende delen zal verschijnen, 
    zal integraal gelezen kunnen worden.
     In de rechter marge zullen alle delen te vinden zijn onder de categorie: 'Kroniek van zeven zonnige jaren'
    INLEIDING
    door G. Algoet
    Op Sint-Hubertusdag 1979 zette Michel Debrouwere een punt achter het werkstuk dat nu voor ligt. Intussen zijn al meerdere jaren voorbijgegaan. Veel van wat toen nog bestond, is verdwenen of veranderd. Toch vonden we het meer dan de moeite waard, die bijdragen die al eerder ver­schenen in het Beverse tijdschrift De Missiepost, hier over enkele jaargangen van De Gaverstreke uit te spreiden. Ze brengen ons het leven te Beveren voor ogen zoals hij het meegemaakt heeft heel wat jaren terug. Oudere lezers zullen daarbij -wellicht met een stukje nostalgie- hun eigen jeugd herkennen. Jongere lezers krijgen dan weer een kijk op het leven en de mentaliteit waarin de jeugd vroeger opgroeide. Het geheel werd pittig versierd met tekeningen uit de geest en van de hand van zijn onafscheidelijke compagnon Etienne Ducatteeuw. Niet alleen wie zich voor de geschiedenis van de Gaverstreek interesseert zal hierin zijn gading vinden. Ook al wie belangstelling heeft voor volkskunde in het algemeen, kan ermee zijn hart ophalen. We verplaatsen ons naar de jaren 1930 ...

    BIJ HET RAAM
    Ik sta hier voor het raam. Boven, aan de achterkant van het huis. Een boogscheut van me af reikt de witte toren van de nieuwe parochiekerk naar de grauwe regenwolken. Het gemeentehuis staat als een enorme steenhoop langs de Pastoor Lebbelaan (thans de Kerkdreef, nvdr) en verbergt hele huizenrijen langs de Kortrijksestraat (thans de Kortrijkseweg, nvdr). Vlak voor me ligt de grote kouter van het duizendjarige Goed te Handelgem. Daar doorheen werden verleden jaar zwarte asfaltwegen getrokken. Naar het oosten toe weeft de regen sluiers over 't Hof van 't Sioen en de huizen van de Reke achter de Rode Poort. Een paar sombere knotwilgen houden grimmig en dreigend de wacht aan de rand van kouterland dat stilaan vol nieuwbouw raakt.

    Het onherkenbaar verminkte paradijs van mijn kinderjaren! Het ligt verzopen te treuren onder de jagende voorjaarswind. Ik zie het slechts wa­zig meer nu. Maar dat hindert niet zoveel. In mij leven scherpe beelden van wit en groen en blauw onder stralend zonnelicht. Ik hoor weer het gejoel van spelende kinderen omheen de hofgrachten van Handelgem. Ik trek weer naar school langs de grintwegen en mulle zandpaadjes, of langs de met eikeboompjes beplante graskanten van de Gentse Baan. Doorheen het gedwarrel van sneeuwvlokken kijk ik uit over een witte vlakte waar slechts boerderijen staan en enkele laaghurkende kortwoonsten.

    Hoe het ook wordt hier in het dorp, die beelden kan niemand me ontnemen. Net als vele anderen heb ik ze veilig opgeborgen in mijn herinnering. Jarenlang. Maar nu wil ik ze uithalen. Eén voor één. Nu wil ik ze open en bloot te kijk leggen. Velen zullen ze in een verrast herkennen bekijken. Jonge mensen echter zullen zich wellicht verwonderd afvragen wat paradijselijks daar aan is. Het hindert niet. Ook de jonge mensen van vandaag zullen eenmaal fluisteren: Adieu, oude speeltuin!
    Dat zal dan een groet zijn aan hun verloren paradijs.

    DE REKE
    Ik ben geboren in het eerste huis van de Reke achter de Rode Poort (herberg op de hoek Deken De Bostraat - Kortrijkseweg, nvdr, thans de Vleeshove geworden.
    Photobucket 
    De Reke voor 1932
    Ach, die Reke! Een rij van vijf huisjes, die opgetrokken werden op het erf van een sinds lang verdwenen boerderij. Voor een foto van de Reke, zoals ze er toen bijstond, zouden we thans geld willen geven. Maar wie van ons was toen rijk genoeg om die foto te laten nemen? Als ik graaf in mijn verste herinneringen, zie ik dat die huisjes allemaal een strodak hadden. Eigenlijk was het één groot dak dat over gans de Reke doorliep. Het stro lag erop in dikke lagen en stak donkergrauw af tegen het verweerde rood van de euziepannen (euzie: dakoversteek, nvdr). Links en rechts stond wat koterij.

    Oude halfverzakte optrekjes, die vroeger wellicht zwingelkot geweest waren en waarin nu kolen, lemen, aardappelen en stro geborgen werden.
    Er waren twee pompen voor de vijf woningen. Die stonden buiten: natuurlijk. Tegen de voorgevel van de huizenrij. Twist over het gebruik van die pompen heb ik nooit geweten. Niet zover ik mij herinneren kan tenminste. Soms kregen de kinderen wel eens een draai om de oren als ze teveel aan de zwengel trokken, maar dat hoorde erbij. Niemand die er gra­ten in vond. Het water uit de pomp was best. Heel wat beter dan het water dat we nu uit onze kraantjes halen.

    Het water van de beek die vlak langs de Reke voorbijliep, was niet zo best. Voor het grootste gedeelte was het afkomstig uit de rootput van Mielke Victor, een eind verder op naar het westen. Vooral bij mistig weer kon je het ruiken. Een uur in de wind. Op de bodem van de beek lag een dikke laag grauwe brij. Geen mens ter wereld immers die het ooit nodig gevonden had ze uit te baggeren.

    Toch waren we beste maatjes met die gracht. Urenlang hebben we erin rondgeploeterd en gespeeld. Als moeder het niet zag tenminste. Vooral als Mielke Victor een rootput loste, waren we er met geen stokken weg te slaan. Het rosse sop kwam dan gorgelend van onder de straatduiker aangespoeld en stoeide speels en lauw om onze benen.

    Het scherpste beeld dat me van de oude Reke overblijft, is dat van de vlierstruik aan de mestvaalt bij de gevel van ons huis. Het was een oude knoestige groenverweerde boom. Met zijn dicht bladerdak goot hij de messing vol schaduwen mocht als beloning zijn wortels laten zuigen in de veie messingbodem.

    De geur die om de vlier waarde als hij aan het bloeien ging was verrukkelijk. Geen parfum ter wereld dat het daarbij halen kon. Van de donkerpaarse vlienderbezies maakte moeder siroop. Niets beter dan vliendersiroop om een hardnekkige hoestbui te verzachten tijdens de wintermaanden. Een lepel ervan met een teerling suiker in een tas heet water! En we moesten helemaal niet gepraamd worden om het middeltje in te nemen. Voor het slapengaan begonnen we soms opzettelijk te hoesten, om er een kommetje van los te krijgen.

    Ons huis zelf was niet groot. Links de woonkamer, rechts een slaapkamer, dan het washuis met het trapje naar de voutekamer en de kelder, en dan de trap naar de zolder. Dat was alles. Een voordeur hadden we, maar een achterdeur hoorde er niet bij. Door die voordeur viel je direct de woonkamer binnen. Woonkamer? Och, er was geen mens die dat woord gebruikte toen. Te deftig en te onwerkelijk. In die vrij benepen ruimte werd immers alles gedaan. Koken. Eten. Werken. Bij elkaar zitten omheen de buizestoof met onze voeten op de trommel en desnoods een handdoek over onze benen om ze tegen de warmte van de gloeiende pot te beschermen.

    Ach, die avonden omheen de buizestoof! De regen kon roffelend tegen de gesloten blaffeturen (vensterluiken, nvdr) slaan. De wind kon huilend over het dak rijden. Het deerde ons niet. We zaten veilig geborgen en luisterden naar het trage vertellen van grootvader, of van Stonkie (Gaston Debaere, nvdr) uit de Rode Poort die soms bij ons buurten kwam. Geef de mensen weer een buizestoof, neem ze hun televisie af, en ze zullen 's avonds weer tijd vinden voor elkaar! ......

    05-07-2009 om 00:00 geschreven door Beverse Weetjes


    Categorie:Kroniek van zeven...
    >> Reageer (4)


    Beveren-Leie

    Photobucket



    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     

    Archief per dag
  • 30-12-2019
  • 19-05-2010
  • 15-03-2010
  • 14-03-2010
  • 10-03-2010
  • 09-03-2010
  • 08-03-2010
  • 04-03-2010
  • 03-03-2010
  • 02-03-2010
  • 01-03-2010
  • 27-02-2010
  • 24-02-2010
  • 23-02-2010
  • 22-02-2010
  • 20-02-2010
  • 19-02-2010
  • 18-02-2010
  • 17-02-2010
  • 16-02-2010
  • 13-02-2010
  • 12-02-2010
  • 11-02-2010
  • 09-02-2010
  • 08-02-2010
  • 07-02-2010
  • 06-02-2010
  • 05-02-2010
  • 04-02-2010
  • 03-02-2010
  • 02-02-2010
  • 01-02-2010
  • 31-01-2010
  • 30-01-2010
  • 29-01-2010
  • 27-01-2010
  • 26-01-2010
  • 24-01-2010
  • 22-01-2010
  • 20-01-2010
  • 16-01-2010
  • 15-01-2010
  • 14-01-2010
  • 13-01-2010
  • 12-01-2010
  • 11-01-2010
  • 09-01-2010
  • 08-01-2010
  • 07-01-2010
  • 04-01-2010
  • 02-01-2010
  • 01-01-2010
  • 31-12-2009
  • 29-12-2009
  • 28-12-2009
  • 27-12-2009
  • 26-12-2009
  • 25-12-2009
  • 23-12-2009
  • 22-12-2009
  • 21-12-2009
  • 19-12-2009
  • 18-12-2009
  • 17-12-2009
  • 16-12-2009
  • 14-12-2009
  • 13-12-2009
  • 12-12-2009
  • 10-12-2009
  • 09-12-2009
  • 08-12-2009
  • 07-12-2009
  • 06-12-2009
  • 04-12-2009
  • 03-12-2009
  • 02-12-2009
  • 30-11-2009
  • 28-11-2009
  • 27-11-2009
  • 26-11-2009
  • 24-11-2009
  • 22-11-2009
  • 21-11-2009
  • 20-11-2009
  • 18-11-2009
  • 17-11-2009
  • 16-11-2009
  • 15-11-2009
  • 13-11-2009
  • 12-11-2009
  • 11-11-2009
  • 09-11-2009
  • 08-11-2009
  • 06-11-2009
  • 05-11-2009
  • 04-11-2009
  • 03-11-2009
  • 01-11-2009
  • 29-10-2009
  • 26-10-2009
  • 24-10-2009
  • 23-10-2009
  • 21-10-2009
  • 20-10-2009
  • 19-10-2009
  • 18-10-2009
  • 17-10-2009
  • 16-10-2009
  • 14-10-2009
  • 12-10-2009
  • 10-10-2009
  • 09-10-2009
  • 08-10-2009
  • 06-10-2009
  • 05-10-2009
  • 04-10-2009
  • 02-10-2009
  • 01-10-2009
  • 30-09-2009
  • 28-09-2009
  • 27-09-2009
  • 25-09-2009
  • 22-09-2009
  • 21-09-2009
  • 20-09-2009
  • 19-09-2009
  • 18-09-2009
  • 16-09-2009
  • 15-09-2009
  • 14-09-2009
  • 13-09-2009
  • 11-09-2009
  • 10-09-2009
  • 09-09-2009
  • 08-09-2009
  • 07-09-2009
  • 06-09-2009
  • 05-09-2009
  • 04-09-2009
  • 02-09-2009
  • 01-09-2009
  • 31-08-2009
  • 30-08-2009
  • 29-08-2009
  • 28-08-2009
  • 27-08-2009
  • 26-08-2009
  • 25-08-2009
  • 24-08-2009
  • 23-08-2009
  • 21-08-2009
  • 20-08-2009
  • 17-08-2009
  • 16-08-2009
  • 15-08-2009
  • 14-08-2009
  • 12-08-2009
  • 11-08-2009
  • 08-08-2009
  • 07-08-2009
  • 05-08-2009
  • 04-08-2009
  • 03-08-2009
  • 02-08-2009
  • 01-08-2009
  • 28-07-2009
  • 27-07-2009
  • 26-07-2009
  • 25-07-2009
  • 24-07-2009
  • 22-07-2009
  • 21-07-2009
  • 20-07-2009
  • 18-07-2009
  • 17-07-2009
  • 16-07-2009
  • 15-07-2009
  • 14-07-2009
  • 13-07-2009
  • 12-07-2009
  • 11-07-2009
  • 10-07-2009
  • 08-07-2009
  • 07-07-2009
  • 05-07-2009
  • 04-07-2009
  • 03-07-2009
  • 02-07-2009
  • 01-07-2009
  • 28-06-2009
  • 27-06-2009
  • 26-06-2009
  • 25-06-2009
  • 24-06-2009
  • 22-06-2009
  • 21-06-2009
  • 20-06-2009
  • 19-06-2009
  • 17-06-2009
  • 14-06-2009
  • 11-06-2009
  • 09-06-2009
  • 08-06-2009
  • 07-06-2009
  • 06-06-2009
  • 04-06-2009
  • 03-06-2009
  • 02-06-2009
  • 01-06-2009
  • 30-05-2009
  • 29-05-2009
  • 27-05-2009
  • 26-05-2009
  • 23-05-2009
  • 22-05-2009
  • 21-05-2009
  • 19-05-2009
  • 18-05-2009
  • 17-05-2009
  • 13-05-2009
  • 12-05-2009
  • 11-05-2009
  • 10-05-2009
  • 06-05-2009
  • 05-05-2009
  • 04-05-2009
  • 28-04-2009
  • 27-04-2009
  • 25-04-2009
  • 22-04-2009
  • 21-04-2009
  • 17-04-2009
  • 15-04-2009
  • 12-04-2009
  • 11-04-2009
  • 10-04-2009
  • 08-04-2009
  • 07-04-2009
  • 05-04-2009
  • 03-04-2009
  • 02-04-2009
  • 01-04-2009
  • 31-03-2009
  • 30-03-2009
  • 28-03-2009
  • 26-03-2009
  • 25-03-2009
  • 24-03-2009
  • 23-03-2009
  • 22-03-2009
  • 21-03-2009
  • 18-03-2009
  • 14-03-2009
  • 12-03-2009
  • 11-03-2009
  • 09-03-2009
  • 08-03-2009
  • 07-03-2009
  • 06-03-2009
  • 05-03-2009
  • 04-03-2009
  • 03-03-2009
  • 02-03-2009
  • 01-03-2009
  • 28-02-2009
  • 25-02-2009
  • 24-02-2009
  • 20-02-2009
  • 19-02-2009
  • 17-02-2009
  • 16-02-2009
  • 13-02-2009
  • 11-02-2009
  • 10-02-2009
  • 09-02-2009
  • 08-02-2009
  • 07-02-2009
  • 02-02-2009
  • 01-02-2009
  • 31-01-2009
  • 30-01-2009
  • 27-01-2009
  • 26-01-2009
  • 23-01-2009
  • 21-01-2009
  • 18-01-2009
  • 15-01-2009
  • 11-01-2009
  • 10-01-2009
  • 09-01-2009
  • 07-01-2009
  • 04-01-2009
  • 03-01-2009
  • 01-01-2009
  • 31-12-2008
  • 30-12-2008
  • 29-12-2008
  • 27-12-2008
  • 26-12-2008
  • 25-12-2008
  • 24-12-2008
  • 23-12-2008
  • 22-12-2008
  • 21-12-2008
  • 19-12-2008
  • 18-12-2008
  • 17-12-2008
  • 13-12-2008
  • 11-12-2008
  • 10-12-2008
  • 09-12-2008
  • 08-12-2008
  • 05-12-2008
  • 03-12-2008
  • 02-12-2008
  • 01-12-2008
  • 30-11-2008
  • 28-11-2008
  • 27-11-2008
  • 26-11-2008
  • 24-11-2008
  • 22-11-2008
  • 21-11-2008
  • 20-11-2008
  • 19-11-2008
  • 18-11-2008
  • 17-11-2008
  • 13-11-2008
  • 12-11-2008
  • 11-11-2008
  • 10-11-2008
  • 08-11-2008
  • 07-11-2008
  • 05-11-2008
  • 04-11-2008
  • 03-11-2008
  • 02-11-2008
  • 01-11-2008
  • 30-10-2008
  • 27-10-2008
  • 26-10-2008
  • 23-10-2008
  • 22-10-2008
  • 21-10-2008
  • 20-10-2008
  • 19-10-2008
  • 17-10-2008
  • 16-10-2008
  • 15-10-2008
  • 14-10-2008
  • 12-10-2008
  • 10-10-2008
  • 09-10-2008
  • 08-10-2008
  • 07-10-2008
  • 06-10-2008
  • 03-10-2008
  • 02-10-2008
  • 01-10-2008
  • 30-09-2008
  • 29-09-2008
  • 28-09-2008
  • 27-09-2008
  • 26-09-2008
  • 25-09-2008
  • 23-09-2008
  • 22-09-2008
  • 21-09-2008
  • 20-09-2008
  • 17-09-2008
  • 16-09-2008
  • 15-09-2008
  • 14-09-2008
  • 13-09-2008
  • 12-09-2008
  • 08-09-2008
  • 04-09-2008
  • 03-09-2008
  • 02-09-2008
  • 01-09-2008
  • 31-08-2008
  • 30-08-2008
  • 28-08-2008
  • 27-08-2008
  • 26-08-2008
  • 25-08-2008
  • 24-08-2008
  • 21-08-2008
  • 19-08-2008
  • 18-08-2008
  • 15-08-2008
  • 14-08-2008
  • 13-08-2008
  • 11-08-2008
  • 10-08-2008
  • 06-08-2008
  • 04-08-2008
  • 03-08-2008
  • 02-08-2008
  • 21-07-2008
  • 17-07-2008
  • 16-07-2008
  • 08-07-2008
  • 07-07-2008
  • 06-07-2008
  • 05-07-2008
  • 04-07-2008
  • 03-07-2008
  • 02-07-2008
  • 01-07-2008
  • 30-06-2008
  • 29-06-2008
  • 28-06-2008
  • 25-06-2008
  • 23-06-2008
  • 22-06-2008
  • 21-06-2008
  • 20-06-2008
  • 19-06-2008
  • 17-06-2008
  • 16-06-2008
  • 15-06-2008
  • 14-06-2008
  • 12-06-2008
  • 11-06-2008
  • 10-06-2008
  • 09-06-2008
  • 08-06-2008
  • 06-06-2008
  • 05-06-2008
  • 04-06-2008
  • 03-06-2008
  • 02-06-2008
  • 01-06-2008
  • 31-05-2008
  • 30-05-2008
  • 29-05-2008
  • 28-05-2008
  • 27-05-2008
  • 26-05-2008
  • 25-05-2008
  • 21-05-2008
  • 20-05-2008
  • 18-05-2008
  • 17-05-2008
  • 15-05-2008
  • 13-05-2008
  • 12-05-2008
  • 11-05-2008
  • 10-05-2008
  • 07-05-2008
  • 06-05-2008
  • 03-05-2008
  • 02-05-2008
  • 30-04-2008
  • 29-04-2008
  • 28-04-2008
  • 27-04-2008
  • 26-04-2008
  • 25-04-2008
  • 23-04-2008
  • 22-04-2008
  • 21-04-2008
  • 20-04-2008
  • 19-04-2008
  • 18-04-2008
  • 16-04-2008
  • 15-04-2008
  • 14-04-2008
  • 10-04-2008
  • 09-04-2008
  • 08-04-2008
  • 07-04-2008
  • 06-04-2008
  • 05-04-2008
  • 04-04-2008
  • 03-04-2008
  • 02-04-2008
  • 01-04-2008
  • 31-03-2008
  • 29-03-2008
  • 28-03-2008
  • 27-03-2008
  • 26-03-2008
  • 25-03-2008
  • 23-03-2008
  • 22-03-2008
  • 21-03-2008
  • 20-03-2008
  • 19-03-2008
  • 18-03-2008
  • 17-03-2008
  • 16-03-2008
  • 15-03-2008
  • 14-03-2008
  • 13-03-2008
  • 12-03-2008
  • 11-03-2008
  • 10-03-2008
  • 08-03-2008
  • 07-03-2008
  • 05-03-2008
  • 04-03-2008
  • 03-03-2008
  • 01-03-2008
  • 29-02-2008
  • 28-02-2008
  • 27-02-2008
  • 26-02-2008
  • 25-02-2008
  • 23-02-2008
  • 22-02-2008
  • 21-02-2008
  • 19-02-2008
  • 18-02-2008
  • 17-02-2008
  • 16-02-2008
  • 15-02-2008
  • 14-02-2008
  • 12-02-2008
  • 09-02-2008
  • 07-02-2008
  • 06-02-2008
  • 05-02-2008
  • 04-02-2008
  • 03-02-2008
  • 02-02-2008
  • 31-01-2008
  • 30-01-2008
  • 29-01-2008
  • 28-01-2008
  • 27-01-2008
  • 26-01-2008
  • 25-01-2008
  • 24-01-2008
  • 23-01-2008
  • 22-01-2008
  • 20-01-2008
  • 18-01-2008
  • 17-01-2008
  • 16-01-2008
  • 15-01-2008
  • 14-01-2008
  • 13-01-2008
  • 12-01-2008
  • 11-01-2008
  • 10-01-2008
  • 09-01-2008
  • 08-01-2008
  • 07-01-2008
  • 05-01-2008
  • 04-01-2008
  • 02-01-2008
  • 01-01-2008
  • 30-12-2007
  • 29-12-2007
  • 27-12-2007
  • 26-12-2007
  • 25-12-2007
  • 23-12-2007
  • 22-12-2007
  • 21-12-2007
  • 19-12-2007
  • 18-12-2007
  • 17-12-2007
  • 16-12-2007
  • 15-12-2007
  • 14-12-2007
  • 13-12-2007
  • 12-12-2007
  • 11-12-2007
  • 10-12-2007
  • 09-12-2007
  • 07-12-2007
  • 06-12-2007
  • 05-12-2007
  • 04-12-2007
  • 03-12-2007
  • 02-12-2007
  • 28-11-2007
  • 26-11-2007
  • 24-11-2007
  • 23-11-2007
  • 22-11-2007
  • 20-11-2007
  • 18-11-2007
  • 17-11-2007
  • 16-11-2007
  • 14-11-2007
  • 13-11-2007
  • 12-11-2007
  • 11-11-2007
  • 09-11-2007
  • 08-11-2007
  • 07-11-2007
  • 06-11-2007
  • 05-11-2007
  • 03-11-2007
  • 02-11-2007
  • 30-10-2007
  • 29-10-2007
  • 27-10-2007
  • 26-10-2007
  • 25-10-2007
  • 24-10-2007
  • 23-10-2007
  • 22-10-2007
  • 21-10-2007
  • 20-10-2007
  • 18-10-2007
  • 17-10-2007
  • 16-10-2007
  • 13-10-2007
  • 12-10-2007
  • 10-10-2007
  • 09-10-2007
  • 07-10-2007
  • 05-10-2007
  • 04-10-2007
  • 01-10-2007
  • 29-09-2007
  • 28-09-2007
  • 26-09-2007
  • 25-09-2007
  • 24-09-2007
  • 22-09-2007
  • 21-09-2007
  • 20-09-2007
  • 19-09-2007
  • 18-09-2007
  • 17-09-2007
  • 14-09-2007
  • 13-09-2007
  • 11-09-2007
  • 10-09-2007
  • 09-09-2007
  • 08-09-2007
  • 07-09-2007
  • 05-09-2007
  • 03-09-2007
  • 01-09-2007
  • 30-08-2007
  • 29-08-2007
  • 28-08-2007
  • 27-08-2007
  • 26-08-2007
  • 23-08-2007
  • 21-08-2007
  • 19-08-2007
  • 14-08-2007
  • 12-08-2007
  • 09-08-2007
  • 05-08-2007
  • 04-08-2007
  • 01-08-2007
  • 26-07-2007
  • 20-07-2007
  • 18-07-2007
  • 17-07-2007
  • 16-07-2007
  • 15-07-2007
  • 12-07-2007
  • 10-07-2007
  • 08-07-2007
  • 07-07-2007
  • 06-07-2007
  • 05-07-2007
  • 03-07-2007
  • 02-07-2007
  • 01-07-2007
  • 29-06-2007
  • 28-06-2007
  • 27-06-2007
  • 26-06-2007
  • 24-06-2007
  • 21-06-2007
  • 20-06-2007
  • 19-06-2007
  • 18-06-2007
  • 15-06-2007
  • 13-06-2007
  • 12-06-2007
  • 11-06-2007
  • 10-06-2007
  • 09-06-2007
  • 08-06-2007
  • 07-06-2007
  • 05-06-2007
  • 04-06-2007
  • 02-06-2007
  • 01-06-2007
  • 31-05-2007
  • 30-05-2007
  • 29-05-2007
  • 28-05-2007
  • 27-05-2007
  • 26-05-2007
  • 25-05-2007
  • 24-05-2007
  • 23-05-2007
  • 21-05-2007
  • 19-05-2007
  • 18-05-2007
  • 17-05-2007
  • 16-05-2007
  • 15-05-2007
  • 14-05-2007
  • 12-05-2007
  • 11-05-2007
  • 09-05-2007
  • 07-05-2007
  • 04-05-2007
  • 02-05-2007
  • 30-04-2007
  • 29-04-2007
  • 28-04-2007
  • 27-04-2007
  • 26-04-2007
  • 24-04-2007
  • 21-04-2007
  • 18-04-2007
  • 15-04-2007
  • 13-04-2007
  • 12-04-2007
  • 09-04-2007
  • 08-04-2007
  • 07-04-2007
  • 05-04-2007
  • 04-04-2007
  • 03-04-2007
  • 01-04-2007
  • 30-03-2007
  • 29-03-2007
  • 28-03-2007
  • 27-03-2007
  • 26-03-2007
  • 25-03-2007
  • 24-03-2007
  • 22-03-2007
  • 21-03-2007
  • 20-03-2007
  • 18-03-2007
  • 17-03-2007
  • 16-03-2007
  • 15-03-2007
  • 14-03-2007
  • 13-03-2007
  • 12-03-2007
  • 10-03-2007
  • 08-03-2007
  • 07-03-2007
  • 05-03-2007
  • 04-03-2007
  • 03-03-2007
  • 02-03-2007
  • 01-03-2007
  • 28-02-2007
  • 26-02-2007
  • 24-02-2007
  • 21-02-2007
  • 19-02-2007
  • 18-02-2007
  • 17-02-2007
  • 16-02-2007
  • 14-02-2007
  • 11-02-2007
  • 10-02-2007
  • 08-02-2007
  • 05-02-2007
  • 03-02-2007
  • 02-02-2007
  • 01-02-2007
  • 31-01-2007
  • 29-01-2007
  • 28-01-2007
  • 25-01-2007
  • 24-01-2007
  • 23-01-2007
  • 22-01-2007
  • 20-01-2007
  • 19-01-2007
  • 18-01-2007
  • 17-01-2007
  • 16-01-2007
  • 15-01-2007
  • 14-01-2007
  • 13-01-2007
  • 12-01-2007
  • 11-01-2007
  • 10-01-2007
  • 09-01-2007
  • 08-01-2007
  • 07-01-2007
  • 04-01-2007
  • 03-01-2007
  • 01-01-2007
  • 31-12-2006
  • 29-12-2006
  • 28-12-2006
  • 27-12-2006
  • 26-12-2006
  • 25-12-2006
  • 24-12-2006
  • 23-12-2006
  • 22-12-2006
  • 21-12-2006
  • 20-12-2006
  • 19-12-2006
  • 18-12-2006
  • 17-12-2006
  • 16-12-2006
  • 15-12-2006
  • 14-12-2006
  • 13-12-2006
  • 12-12-2006
  • 11-12-2006
  • 09-12-2006
  • 07-12-2006
  • 06-12-2006
  • 05-12-2006
  • 04-12-2006
  • 01-12-2006
  • 29-11-2006
  • 28-11-2006
  • 27-11-2006
  • 26-11-2006
  • 25-11-2006
  • 24-11-2006
  • 23-11-2006
  • 21-11-2006
  • 19-11-2006
  • 18-11-2006
  • 17-11-2006
  • 16-11-2006
  • 15-11-2006
  • 14-11-2006
  • 13-11-2006
  • 11-11-2006
  • 10-11-2006
  • 07-11-2006
  • 06-11-2006
  • 05-11-2006
  • 04-11-2006
  • 03-11-2006
  • 02-11-2006
  • 30-10-2006
  • 29-10-2006
  • 26-10-2006
  • 25-10-2006
  • 24-10-2006
  • 23-10-2006
  • 22-10-2006
  • 21-10-2006
  • 17-10-2006
  • 14-10-2006
  • 13-10-2006
  • 12-10-2006
  • 11-10-2006
  • 10-10-2006
  • 08-10-2006
  • 06-10-2006
  • 05-10-2006
  • 04-10-2006
  • 02-10-2006
  • 01-10-2006
  • 30-09-2006
  • 28-09-2006
  • 27-09-2006
  • 26-09-2006
  • 23-09-2006
  • 22-09-2006
  • 20-09-2006
  • 19-09-2006
  • 18-09-2006
  • 17-09-2006
  • 13-09-2006
  • 12-09-2006
  • 11-09-2006
  • 10-09-2006
  • 09-09-2006
  • 05-09-2006
  • 03-09-2006
  • 02-09-2006
  • 01-09-2006
  • 31-08-2006
  • 30-08-2006
  • 28-08-2006
  • 27-08-2006
  • 26-08-2006
  • 23-08-2006
  • 22-08-2006
  • 21-08-2006
  • 20-08-2006
  • 19-08-2006
  • 18-08-2006
  • 17-08-2006
  • 16-08-2006
  • 15-08-2006
  • 13-08-2006
  • 12-08-2006
  • 10-08-2006
  • 07-08-2006
  • 06-08-2006
  • 05-08-2006
  • 04-08-2006
  • 03-08-2006
  • 02-08-2006
  • 01-08-2006
  • 30-07-2006
  • 29-07-2006
  • 28-07-2006
  • 27-07-2006
  • 26-07-2006
  • 25-07-2006
  • 24-07-2006
  • 23-07-2006
  • 22-07-2006
  • 18-07-2006
  • 16-07-2006
  • 15-07-2006
  • 14-07-2006
  • 13-07-2006
  • 12-07-2006
  • 10-07-2006
  • 08-07-2006
  • 07-07-2006
  • 05-07-2006
  • 04-07-2006
  • 03-07-2006
  • 02-07-2006
  • 01-07-2006
  • 30-06-2006
  • 29-06-2006
  • 27-06-2006
  • 26-06-2006
  • 25-06-2006
  • 24-06-2006
  • 23-06-2006
  • 21-06-2006
  • 20-06-2006
  • 18-06-2006
  • 16-06-2006
  • 15-06-2006
  • 14-06-2006
  • 12-06-2006
  • 06-06-2006
  • 05-06-2006
  • 04-06-2006
  • 03-06-2006
  • 30-05-2006
  • 27-05-2006
  • 24-05-2006
  • 23-05-2006
  • 22-05-2006
  • 21-05-2006
  • 20-05-2006
  • 19-05-2006
  • 17-05-2006
  • 15-05-2006
  • 14-05-2006
  • 13-05-2006
  • 12-05-2006
  • 08-05-2006
  • 05-05-2006
  • 04-05-2006
  • 03-05-2006
  • 02-05-2006
  • 30-04-2006
  • 29-04-2006
  • 28-04-2006
  • 27-04-2006
  • 25-04-2006
  • 24-04-2006
  • 23-04-2006
  • 22-04-2006
  • 21-04-2006
  • 19-04-2006
  • 18-04-2006
  • 17-04-2006
  • 15-04-2006
  • 14-04-2006
  • 13-04-2006
  • 12-04-2006
  • 10-04-2006
  • 09-04-2006
  • 08-04-2006
  • 07-04-2006
  • 05-04-2006
  • 03-04-2006
  • 02-04-2006
  • 31-03-2006
  • 28-03-2006
  • 26-03-2006
  • 25-03-2006
  • 24-03-2006
  • 23-03-2006
  • 22-03-2006
  • 21-03-2006

    Mijn favorieten
  • seniorennet.be
  • *************************


  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!