Ik ben Everaert Albert, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Awbeir (Eeklo's voor Albert).
Ik ben een man en woon in Eeklo (België) en mijn beroep is ...bloggen.
Ik ben geboren op 11/02/1948 en ben nu dus 77 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: mijn blog, foto's, computer, fietsen...
Op deze Paasmaandag beginnen we met een nieuwe reeks en ditmaal stelde Jan Martens een bundel voor over het kleuterschooltje in de Teirlinckstraat. In Eeklo beter bekend onder de naam
"DEN UNIEF"
We starten met een krantenartikel uit oktober 1990 met een klasfoto van het jaar 1928-1929. (Wordt vervolgd)
Augustus 1965: start rouwstoet van de voorzitter Arnold Standaert, voorzitter BWB (Belgische Wielrijders Bond) in feite de elitecoureurs van toen.
De rouwstoet van hun voorzitter begon aan ‘Villa Malecote’ aan de Staatsbaan te Balgerhoeke (zie de erehaag) en gingen dan over de sasbrug naar de parochiekerk.
Na de uitvaartdienst gingen ze terug in stoet naar het kerkhof van Balgerhoeke.
De oninneembare liefde van Jacques Brelwas de Eeklose Marieke. Marieke noemde Marieke Van der Schaght en was getrouwd met glazenmaker Valcke. Ze wou niet verder gaan met de zanger daar ze haar gezin niet in de steek wilde laten.
Deze vroegere knappe verschijning was ene Marieke van bij ons. Een jonge dame die in de Boelare woonde en de vurige onbereikbare vlam was van de Belgische zanger, componist en tekstschrijver Jacques Brel die in begin jaren zestig uitgroeide tot een internationale beroemdheid.
Marieke kende hij reeds van in hun jeugdjaren en waren vrienden.
De zanger wilde meer maar Marieke hield de boot af. Het was dus een platonische liefde.
Jacques maakte een liedje ‘Marieke’ die duidelijk alles te maken had met zijn onbeantwoorde liefde voor de Eeklose vrouw!!
In het archief van de KVVV vond Jan Martens een foto van een speculoos fabriek dat zijn biscuit ‘corona’ noemde.
Deze reactie kreeg ik op dit artikel: Dit is een foto van Biscuiterie Corona uit de beginjaren. Was toen gevestigd in de Manchesterstraat in Gent en opgericht door de familie Stevens. Is nadien verhuisd naar Oostakker onder de leiding van Antoine Stevens. In 1974 zijn die gefusioneerd met Lotus in Lembeke.
Op datum van mei 1967 werd het torencomité, comité waar in 1968 de VVV groeide geboren. De eerste vergaderingen gingen vooral over de toren van de dekanale St. Vincentiuskerk: het kuisen en verwijderen van allerlei vuiligheid (duiven), het afschermen van de galmgaten met kippengaas, het ophalen van de grote koffer, toen reeds…het inrichten en stofferen van het museum hoog in de toren, geleide bezoeken ed.
Karel Naudts weigerde naar Duitsland te gaan werken en werd op 27 november 1942 opgeëist om bij Krüpp in Magdeburg tewerkgesteld te worden. Hij werd daar opgeleid om als mecanicien een hoogtechnologische machine te bedienen. Hij verbleef toen in een kamp in Schützenhaus in de omgeving van Magdeburg.
Toen hij in april 1943 naar huis mocht komen, trouwde hij met Rachel Buysse uit de Hospitaalstraat, met wie hij reeds van voor de oorlog kennis had. Het jonge paar ging wonen in de Hospitaalstraat 39. Weer in Schützenhaus werd hij door een Duitsgezinde werkmakker overgedragen, omdat hij weigerde de Hitlergroet te brengen. Hij werd opgepakt en naar een strafkamp gebracht waar hij drie weken onder het strengste regime verbleef. Hij kreeg daar zoveel slagen, dat hij niets anders voelde dan pijn en eigenlijk nog maar alleen wilde doodgaan. Op sterven na dood werd hij naar de Krankenstube in Schützenhaus overgebracht en vandaar naar een kliniek waar een Duitse professor hem invalide verklaarde. In februari 1944 werd hij zwaar ziek op de trein gezet, hij woog geen 40 kg meer, en hoe hij thuisgekomen is, weet Karel nog steeds niet. Hij was onherkenbaar en werkonbekwaam. Op 11 februari 1944 werd zijn zoon Etienne geboren.
Karel wilde niet meer terug naar Duitsland en dook onder bij zijn schoonouders Over d’IJzers. Veel moeite om de ‘invalide’ op te sporen hebben de Duitsers niet gedaan. Hij kwam die moeilijke periode door dank zij de hulp van dokter Bafort die hem steeds gratis behandelde.
In het voorjaar van 1944 sloot Karel zich aan bij het Geheim Leger, de sectie van commandant Van Hecke, waarvan ook zijn vader Kamiel en zijn broer Marijn lid waren. Bij de bevrijding van Eeklo in september 1944 droeg hij het uniform van de Witte Brigade en werd hij gewapend ingezet voor de bewaking van de grenzen in de polderstreek.
Karel Naudts bleef werkonbekwaam tot 1950 en ging daarna weer als spinner aan de slag bij L’Isle Adam in de Slachthuisstraat waar ook zijn vrouw als twijnster werkte. In die periode begon hij weer te slachten en zo kwam er geld in het laadje om in 1949-1950 een eigen huis te bouwen in de Moeie.
Na de sluiting van de I’Isle Adam in het begin van de jaren zeventig, kon Karel nog enkele jaren aan de slag als chauffeur van de wasserij in de Eeklose kliniek.
Het slachten ging door tot de jaren 1982-83. Toen werd de reglementering op het thuisslachten strenger en was er veel minder werk. Hij verhuisde naar de Weverstraat om in goede omstandigheden zijn zieke vrouw te kunnen verzorgen.
In 1986 ging Karel met pensioen. Sinds 1988 is hij weduwnaar. Karel Naudts blikt met weemoed naar de tijd van toen. Het was een gezellige tijd, er heerste solidariteit onder de mensen, je moest werken voor de kost, maar dat maakte de mensen gelukkig. Hij geeft iedereen de raad: “Het leven is kort, geniet ervan en houd van elkander, meer moet dat niet zijn. Gelukkig zijn met hetgeen dat ge meemaakt, want het is van korte duur.”
De tweede dag gebeurde het werk in de keuken. De twee helften werden vakkundig uitgebeend en versneden. De mooiste stukken werden ingezouten en in de kuip gestoken om in de kelder bewaard te worden. De rest werd versneden, gemalen en vaak op smaak gebracht voor gehakt, braadworst, witte worst en droge worst. Bloedworst en hoofdvlakke werd gemaakt, maar ook vaak paté en andere bereidingen. Het vet werd gesmolten tot smout. Veelal werden kleinere porties vlees (een boefkoteletje), worst en smout, die onmiddellijk geconsumeerd moesten worden, aan de buren bezorgd, want als die een zwijntje slachten, kon je ook op een zending (sken) rekenen.
De slachter bleef na afloop eten en mocht ook af en toe eens iets meenemen naar huis. Met slachten verdiende Karel Naudts meer dan met werken in de fabriek, dat was meer dan een bijverdienste!
Bij de eerste mobilisatie in 1939 had Karel Naudts zijn militaire dienstplicht nog niet vervuld, maar toch ging hij uit vrees voor een Duitse inval in België te voet op de vlucht via Kortrijk en Poperinge naar Frankrijk. Na vier dagen was hij terug thuis. Hetzelfde gebeurde in mei 1940, toen vluchtte hij met Ghislain Lippens, een boerenzoon uit de Broeken, te voet naar Frankrijk. Ze werden met de mensenmassa die naar Duinkerke trok, meegesleurd en raakten ingesloten in het Duitse beleg van Duinkerke. Doordat hij goed Frans sprak, kon hij zich voordoen als Fransman. Zo slaagden Karel en zijn vriend erin uit Duitse handen te blijven.
Via De Panne en Oostende, bereikten ze Brugge en na een paar dagen stonden ze terug in Eeklo.
Thuis vond Karel niets en niemand. Zijn ouders waren gevlucht bij een broer, René Van Hulle, in Oosteeklo. Hun huis op Raverschoot was kapotgeschoten, zoals alle huizen op de Eeklose kant van het Schipdonkkanaal in de vroege meidagen door het Belgisch leger. Hij vond onderdak bij een oom in Raverschoot en kon weer aan het werk als spinner bij Van Dammes.
Karel Naudts werd de wittekop van Raverschoot genoemd. Bang was hij niet, voor een weddenschap sprong hij eens van Raverschootbrug in het water van het Schipdonkkanaal, wel zes a zeven meter diep, niemand durfde het hem na te doen.
In januari 1935 verliet het gezin Naudts het café en verhuisde het naar nummer 129 van de Raverschootstraat. In dat jaar begon Karel te werken als spinner bij Van Dammes in De Lieve aan ’t Kaaiken en het jaar daarop, op 2 maart 1936, overleed zijn moeder op 39-jarige leeftijd in het kinderbed.
Op 28 juni 1936 werd de nieuwe Raverschootstraat in gebruik genomen. De oudste verbindingsweg tussen Eeklo en Brugge was nog een aardeweg, modderig in de winter en zandig in de zomer. Het Eeklose stadsbestuur liet van de Desiré Goethalsstraat tot Raverschootbrug een betonweg aanleggen en die werd met veel feestelijkheden ingewijd. Karel werkte mee aan een praalwagen die deelnam aan de stoet. De wagen heette Het plekje bij den molen, dat in 1935 beroemd werd door Willy Derby.
Op de wagen werd het lied gezongen door Albert Van De Voorde.
In het midden van de jaren dertig leerde hij varkens slachten bij Edgard De Loof uit de Desiré Goethalsstraat. Hij ging mee naar de boeren als leerjongen om alles klaar te leggen, te helpen bij het kelen, bloedworst maken, stukken versnijden en de boel nadien opruimen. In 1939 leerde hij de knepen van het vak en begon hij voor eigen rekening te slachten. Hij werkte in de spinnerij bij voorkeur ’s morgens en ging na de middag bij de boeren slachten. Veel mensen, ook dikwijls arbeiders, kweekten in die tijd een varkentje. Burgers en stadsmensen kochten bij de boeren een zwijntje en lieten het daar dan slachten. Een goede tijd voor slachters dus.
De boeren zagen de slachter graag komen, ze betaalden hem vijf frank en het zwijn werd vakkundig geslacht en versneden. Bij zijn aankomst stond de Hoorebeke klaar, een glaasje jenever voor men eraan begon, eentje na het branden en een laatste druppel na het werk. Het slachten gebeurde in twee dagen, de eerste dag werd het varken gekeeld en in twee stukken gesneden. De beestjes (sommige wogen meer dan 200 kg !) werden aan de poten vastgebonden, op hun zij getrokken en in de keel gestoken. Aanvankelijk gebeurde dat zonder verdoving, maar later werden de varkens met een hamerslag of met een pistoolschot verdoofd. Het bloed werd opgevangen in een emmer, waarin iemand moest roeren om het stollen en klonteren van het bloed te vermijden. Dan werd het zwijn gebrand met stro tot alle haar van de huidweggebrand was en werd de huid geschraapt tot die effen en proper was. Daarna werd het varken in twee stukken gesneden en gekapt en in de kelder gelegd om te koelen en op te stijven, vaak werden de twee helften op een ladder gehangen. De ingewanden die niet voor consumptie in aanmerking kwamen, werden in de grond gestoken. De hele klus was na twee uren geklaard. ’s Anderendaags kwam de slachter dan terug om de twee helften te versnijden.
Karel Naudts werd in Adegem geboren op 28 mei 1921 als tweede zoon van Kamiel Naudts en Martha Van Hulle. Zijn vader had tijdens de eerste wereldoorlog als Belgisch soldaat vier jaar achter de IJzer gelegen en had in november 1918 Eeklo helpen bevrijden. Hij kreeg daarvoor de schitterende medaille van de Vuurkruisen, die Karel uit piëteit voor zijn vader als een familiestuk bewaart.
Kamiel had geen werkzekerheid en hij kon als dagloner na de oorlog maar onregelmatig werken. Hij verhuisde enkele keren in het Meetjesland en besloot in de Noord-Franse steenbakkerijen zijn geluk te beproeven. Kamiel werkte daar als eerste steenzetter.
Uit zijn Franse tijd herinnert Karel zich de genezing van zijn broer Firmin door het water van de fontein van Saint-Josse-sur-Mer. Firmin had een huidziekte die de dokter niet kon genezen. In gezelschap van de pastoor trok het gezin naar het bos van Saint-Josse-sur-Mer. waar de jongen werd ingewreven met het water van de bron, dat bekend stond om zijn geneeskrachtige werking. Na enkele malen waren de huidvlekken verdwenen en was broer Firmin genezen.
Toen ook het werk in de Noord-Franse steenbakkerijen stilviel, keerde Kamiel Naudts in december 1931 met zijn familie naar Eeklo terug.
In Eeklo nam het gezin zijn intrek in de Raverschootstraat 175, het café van Marina Roelands, de weduwe van Leonard Claeys, het derde laatste huis aan de linkerkant voor Raverschootsbrug. Kamiel vond werk bij Standaerts op Balgerhoeke en zijn vrouw baatte de herberg Bij Kamielken uit. Daar rechtover op de rechterkant van de Raverschootstraat stond ’t Schippershuis het café van August Houwenhuyse.
Herinneringen aan de achttiendaagse veldtocht in Eeklo (vervolg)
Rechtover onze herberg stond het huis bewoond door burgemeester Lionel Van Damme en zijn echtgenote. Zo zag ik de laatste dagen voor de inval van de Duitsers in Eeklo, veel hoge Belgische officieren deze woning binnengaan om na enkele tijd te vertrekken richting Veldekens. Vele jonge Eeklose mannelijke Eeklonaren besluiten per fiets de biezen te nemen naar Frankrijk.
In de nacht van vrijdag 24 mei hoorden we een heel grote ontploffing in de verte. Ze hadden de brug van Balgerhoeke in de lucht doen vliegen. Gedurende die nacht werd er weinig geslapen, veel paternosters gebeden, vooral door twee oude tantes die zelfs beiden een kussen op het hoofd hadden gelegd. In al onze miserie lachten mijn moeder en ik daarmee. Op zondag 26 mei 1940 maakten we ons klaar om al die ellende te ontvluchten. Vers ondergoed, boter, kaas, zeep en handdoeken verzamelde moeder, terwijl vader een groot stuk uit de gerookte hesp sneed, die hij in een propere schotelhanddoek wikkelde. Het spaargeld werd tussen mijn moeder en mijn vader verdeeld en beiden staken de bankbiljetten in twee gelijke oude brieventassen en staken ze onder hun klederen op de borst. Onze vluchtreis ging naar Blommekens, langs de Rabautswegele en dan naar de Roze. Vandaar door de Peperstraat waar we een grote kolonne Duitse soldaten te paard tegen kwamen die ons amper een blik gunden. Uiteindelijk konden we slapen in een grote hoeve te Bassevelde. De boerin bakte eieren met boerenbrood en boter en ook koffie werd voor ons gezet. Ondertussen liep de droeve mare dat er zelfs vier burgers door de Duitsers waren doodgeschoten aan het stadhuis van Eeklo.
Dinsdagmorgen 28 mei 1940. We vernemen dat Koning Leopold III gekapituleerd heeft en deze oorlog in Eeklo gedurende die achttien dagen ten einde is. We mogen allen terug naar Eeklo. Ganse slierten Eeklose vluchtelingen zagen we uit alle straten die tot de weg naar Eeklo leidden, komen en de ene familie op de andere volgde langsheen de Vrombautstraat. Bij het passeren aan de Gouden Leeuw was de rolluik gedeeltelijk vernield doordat de Duitsers er binnen waren gedrongen en was ook de juwelierszaak Minne opengebroken.Onze herberg en huis had enkel vernietigde ruiten en gaten in de rolluiken door de stukken schrapnels. Toen de herbergdeur geopend werd, kwamen een tweetal Duitse soldaten binnen die me een stuk chocolade gaven, die ik echter van mijn vader niet mocht opeten, daar er vergif zou kunnen inzitten. De definitieve bezetting van de Eeklose bevolking begon en duurde tot vrijdag 15 september 1944, toen Eeklo rond de middag door de Canadezen werd bevrijd.
Herinneringen aan de achttiendaagse veldtocht in Eeklo
Bron: Een bewerkt verhaal uit:
Heemkundige bijdragen uit het Meetjesland, 19 de jaargang 2005-4 de trimester
Vincent Van Den Bossche en Clemence De Metsenaere, baatten een zeer goed geklante herberg uit op de Tieltsesteenweg nr. 5 in Eeklo. We werden opgeschrikt door het loeien van de sirenes en hoorden het motorgeronk van vleigtuigen. Dit was de nacht van donderdag 9 op vrijdag 10 mei 1940. het eerste wat mijn moeder toen zei, was: "Ja 't is oorlog!" Vrijdag 24 mei 1940 werd Eeklo door de Duitsers ingenomen. De publiciteitspanelen van onze voorgevel braken we af zodat zowel de voorbij trekkende Belgische soldaten alsook de binnentrekkende Duitse soldaten de deur niet zouden openbreken om zich bier of limonade te verschaffen. Opeens liep een buurman voorbij onze herberg en riep: "De Duitsers zen daere". We deden onze gordijntjes dicht en loerden om te zien wat er nu zou gebeuren. Zes Duitsers per fiets, op hun helmen hadden ze kleine takken vastgemaakt, de mouwen opgesloopt, en in hun korte botten staken langs de buitenkanten granaten. Ze plaatsten hun fietsen tegen het gemetste muurtje aan het huis van Van Damme. Een paar minuten later kwam een kleine militaire wagen van de Duitsers voorbij gereden en achteraan hing een klein kanon. Dit kanon werd opgesteld in het midden van de straat voor de hoofdingang van het klooster en ze begonnen te schieten in de richting van Veldekens. Nu gingen we schuilen in onze kuil. Nu brak de hel los! De Belgische troepen die zich achter het Schipdonkkanaal hadden ingegraven, beschoten de aanrukkende Duitsers en kort er na hoorden we een verschrikkelijke knal en hoorden de aan stukken geslagen ruiten van ons huis op de grond vallen. Het grootste aantal obussen vielen op het Gesticht. Aan de gevel van de herberg stond een betonnen paal waar de ene helft van het ijzeren afsluithek aan vastgemaakt was. Aan deze paal kleefde bloed. Een van de zes Duitsers was tijdens de aanval geraakt door een schrapnel in zijn hoofd. Deze gestorven soldaat werd weggedragen naar de Villa van Herman D'Hulsters, Raverschootstraat 58, waar reeds een ander overleden Duitser gebracht werd.
Imposante hal in kasteeltje aan de Gentsesteenweg van de textielbaronnen Baudts.
Hotel Shamon op de Gentsesteenweg, destijds noemde dit herenhuis ‘Dageraad’ omwille van de vrijmetselarij die Arthur Gillis kenmerkte.
Het contrast was zeer groot. De 152 armzalige arbeiderswoningen in het ‘Snuifmeuleken’ met de imposante herenhuizen, haast kleine kastelen van de textielbazen.
Is de plaats waar de eerste Eeklose socialisten in 1905 samen kwamen om een vuist te maken tegen de textielbaronnen. Deze plaats was waar nu de ‘Germinal’ is in de Kerkstraat!
Graag bespreek ik een van zijn kinderen, daarom niet de belangrijkste maar destijds wel de bekendste zoon van René Martens en Jozefa verstraete.
Wie kent deze bijzondere volksman nog: Jantje Martens.
Op oudejaarsnacht 1997, zes dagen na zijn 66 ste verjaardag overleed Jan aan de gevolgen van een slepende ziekte.
Jan (1.28 meter groot) was niet alleen een bekende Eeklonaar omwille van zijn kleine gestalte, maar ook omdat hij enorm guitig uit de hoek kon komen, met een aanstekelijk relativeringsvermogen. Jan Martens was een optimist, die hield van lange fietsritten, rechtopstaand op zijn damesfiets, van reizen naar Lioret de Mar en van een praatje slaan en een pintje pakken.
Enkele zaken die Jan ooit naar voor bracht tijdens een interview waren de volgende: " Ik ben trouwens geen dwerg, want bij mijn geboorte was ik de grootste en zwaarste baby van ons gezin. Maar rond mijn vijf jaar is mijn groei plots geremd. Ik ben graag bij de mensen en wie mij graag heeft, neemt me zoals ik ben. Natuurlijk zijn er de kinderen die verrast opkijken als ze me zien. En ik heb liever dat die mij 'klein meneerken' dan 'klein ventjen' noemen. Waarom? Een 'meneer' klinkt toch veel beter dan een 'vent'...? Jan had geen contact met mensen van zijn gestalte. Ik volgde de lagere school bij de Broeders, tot en met het achtste studiejaar en daarna ging ik voor twee jaar naar het college. Maar dat was niet voor mij, ik kwam er in de omgekeerde wereld terecht! Je moest naar het Lof en de Vespers, je mocht niet op café gaan, je mocht niet roken, je mocht niet met meisjes uitgaan, je mocht niet naar de cinema gaan. Ik kon bij mijn vader als mandenmaker aan de slag maar ik wou niet want telkens pa het vroeg zei ik dat mijn handjes daar voor te klein waren!"
Veel plezier maakte Jan! Een echte volksman was Jantje! Hier zie je hem met vriend Romain Coemelck in voorbereiding voor een acte de presence op de Markt.
Toen Eeklo kermis nog bestond en de Raad Van Elf olv. Roger De Kneef een boksmatch inrichtte in open lucht op de Markt. Veel boks-fans voor de match van het jaar!!
De grootste tegen de kleinste Eeklonaar! ROMAIN COEMELCK-versus-JAN MARTENS. Scheidsrechter: Andre De Meyere In de zesde ronde kroop Jan onder de benen (moest zich niet eens bukken) van Romain door en stampte lichtjes tegen het klokkenspel boven zijn hoofd. Aaie... Romain gaf op! Jan won! Want de scheidsrechter had niets gezien.
Jan Martens speelde ook graag toneel op 't Kaaiken tijdens de Kaaifeesten! Soms was hij agent, of vader, van grote kinderen of bij Securitas! Maar hij kon iedere keer het publiek op zijn hand krijgen.
Zal wel een beetje in de familie zitten zeg ik dan tegen mijnen nonkel en peter 'Jantje Martens'
Wou nog eens vertellen van deze wondere kleine man!!
René Martens was ook uitgever van Eeklose ansichtkaarten. De meeste kaarten werden gekocht om te bewaren, niet om ze te versturen. Vandaar dat er weinig verzonden-en dus weinig terug te vinden zijn. Bij de moederkaart van het Ledeganck-standbeeld gedateerd in 1945-1946 plaatste René zijn zoontje Jan aan de voet van het standbeeld.
Kaart H.Grafkapel. Hier is de latere garage De Wolf-Ghijselinck niet te zien. Dus is deze kaart ook van rond 1946 daar de garage pas gebouwd werd in de jaren '50.
Deze kaartuitgave van 'Park-Heldenpark' kan alleen maar tot stand zijn gekomen kort voor of kort na de inrichting en de naamsverandering van het stadspark in 1951-52.
Zo zag het 'Straatje zonder einde' er uit. Een van de oudste steegjes van onze stad!!
René Martens verdiende ruim zijn sporen in het verenigingsleven van Eeklo. Hij was jarenlang klarinettist bij de harmonie 'Amicitia' en tevens jarenlang bestuurslid. René Martens was 10 jaar voorzitter van de oudste wielerclub "De Ledegancksvrienden van Eeklo. Hij richtte dikwijls veldcrossen in want zijn leuze was: 'Onze mensen vragen het en wij zullen trachtten hen steeds sportief te dienen!".
Op 2 mei 1898 kwam René Martens op de wereld als enige zoon (hij had alleen een zus Alice) van mandenmaker Jan-Baptist Martens en Hortensia Sabina Van Parys. De mandenmakersfamilie had verscheidene velden in eigendom eind de Zandstraat aan de vaartkant waar hun wilgentenen werden geoogst!
Het winkeltje aan de Botermarkt gelegen naast het bekende 'Straatje zonder einde'. Het wat zuiders aandoende huisje met de lage puntgevel, eeuwen lang het merkteken voor wie Eeklo via de Boelare binnenkwam, lag in feite op de Markt, maar werd op het einde van de jaren 1920 bij de Koning Albertstraat gerekend, waarin het logischerwijze het nummer 1 kreeg. René Martens trouwde met Jozefa Verstraete en kreeg vier kinderen: Jan (1931), Paul (1934), Laura (1936) en Jacques (1942).
In de lijn van de verwachtingen zette René Martens de zaak van zijn vader Jan-Baptist Martens verder, zij het met enige andere accenten. In de gevelteksten was er een evolutie. In de tweede helft van de jaren dertig blijkt de oude geveltekst: J.Martens-Van Parys mandenmaker te zijn vervangen door 'Kinderwagens Ledeganck'. Het trottoir staat volgestouwd, niet alleen met kinderwagens, maar ook met leunstoelen, zitstoeltjes, manden en korven, allemaal in rieten vlechtwerk. Het bedrijfje vervaardigde ook weduwschapsduivenmanden. Nog later werd het winkeltje kortom 'Bazar Ledeganck'.