We publiceerden enkele weken geleden een aantal woorden uit ons dialect, die in feite weinig gehoord werden (en thans zelfs niet meer!), met daarbij hun betekenis. We eindigden toen bij de letter F.
We doen verder
G
gaffele: gaffelen, snel eten. Ook snel lopen.
garla: gebruikt in de uitdrukking ouit manna garla = maak dat je wegkomt.
genodddert: geholpen, baat hebben, opgeschoten zijn met iets.
grattemaan: volledig, geheel (-maan uitspreken zoals -ment in het Frans)
guëze: gurzelen, gusselen, gutsen, sproeien, besproeien.
I
iëgolleg: gestadig, onafgebroken, altijd, voortdurend.
inkepuët: mankepoot
ippelingk: huppeling, onderkussen (niet verwarren met flawain = kussensloop)
J
jéje: treiteren, plagen, de duivel aandoen (van jennen?). Klemtoon op de 1e lettergreep.
K
kabréi: schenkblad.
kafzakke: roddelen, van iemand kwaad spreken
kajlle: kinkel, dwaas, domoor
kalauredie: hoe laat is het? (van Frans: Quelle heure est-il?) = pseudo-Frans
kalpèng : nota- of zakboekje (Frans = calepin)
kappesjong: kledingstuk, hoofddeksel (Frans: capuchon)
kaviet: verdacht café, bordeel, slecht befaamd estaminet.
knèrrewèrre: taai vlees.
korie: deftige vorm om achterwerk, kont of gat aan te duiden
krawawozje: jeuk ('iksel')
18-09-2009 om 12:33
geschreven door jempi
|