Deze blog toont U maar één pagina. De andere worden in een archief geplaatst. Door onderaan de pagina op één der pijlen te klikken kom je verder. Je kan ook een onderwerp in onderstaande inhoud aanklikken. Oudere publicaties worden nog regelmatig bijgewerkt.
Van alles wat... ... over de enige échte Ros Beiaardstad! Het wel en wee van Dendermonde, veel fotomateriaal en af een toe een vleugje humor in ons dialect!
Bent u in het bezit van fotomateriaal van alles wat met Dendermonde (geen deelgemeenten) te maken heeft, en wenst u dit op het blog te zien verschijnen? Aarzel niet en geef ons een seintje op jpmc@skynet.be.
Wij danken u bij voorbaat!
En... mocht u dit blog goedvinden, kan u in de linkerkolom een waardering geven (beoordeel dit blog).
30-04-2008
Geschiedenis van de drie Gildereuzen - deel 4.
Uit een rekeningpost van 1627 blijkt dat de Sint-Jorisgilde van de stad een bepaalde som heeft ontvangen 'tot hulpe van de oncosten van het opmaken ende erigeren van een nieuwe reuse tot decoratie van de kermisse'. Blijkens de rekening van 1649 makte 'meester Valentyn van der Lantscroon de nieuwe reuzen te kermesse lestleden". Ook de onkosten voor 'stoffen, frienden en andere toebehoorten aen de cleederen van de dry kinderen van de reusinne, met het maeken van deselve'. In de periode 1651 tot 1682 wordt er melding gemaakt van reuzen en reuzinnen, doch opnieuw zijn de rekeninggegevens zeer vaag.
'In 1682-'83 tommedragen vanden mars Inden ommeganck... vande Jachtgodinne... de camniere... den sone vandenreuse... twasschen van lijnwaet en tstellen van het hooft vande camniere... tcleeden ende ontcleeden van dry kemels en camniere, de sone vanden reuse, ende het reusinneken vande vischmerct...'. Hieruit kunnen we afleiden dat er ergens een familiaal karakter was ontstaan. Men spreekt zelfs van een 'camniere' (kameniersters) of persoonlijke bediende.
Uit de programmabrochure van den 'Ommegang van 1754', ter gelegenheid van het 900-jarig jubileum over het inbrengen der Gebeenderen van de HH. Hidluardus en Christine, lmeren wij dat er toen reuzen waren met het uitzicht van Mars, Indiaan en een niet nader te omschrijven reus. In dezelfde broichure vermeld men ook nog 'het Sôontjen vande reus' bij de Walvis. Goliath vinden we voor het eerst in een programma van 1878. In de vorige ommegangen nam hij plaats naast Mars en Indiaan als 'Reus', dus neutraal opgesteld.
Uit het kermisprogramma van 1862: -Donderdag 28 Augusty 1862 8 ure Fakkeltogt door de straten van de stad 8 1/2 ure Concert op het Kiosk ter Groote Markt De Reuzen Indiaen, Mars en Kruisboogschutter zullen hunne krygsbewegingen uitvoeren 9 1/2 ure Vuurwerk ter zelver plaetse
Wat zeker vaststaat is dat Goliath, Mars en Indiaan een verworvenheid zijn geworden in de ommegangen en de volksfeesten en dit sedert de periode dat Filips de Goede (midden 15e eeuw) regeerde.
De 18e eeuwse rekeningen bevatten geen posten over de reuzen. Misschien moeten we hieruit concluderen dat men er geen vergoedingen meer voor toekende, of werden de voorziene bedragen uitgekeerd als onderdeel van de subsidie van de schuttersgilden.
In het kermisprogramma van 1872 worden de reuzen niet vermeld, wél dat er 'Bengaelsche vuren' werden afgestoken op 2 Augusty. Op 31 Augusty worden ze echter wél vermeld in de volgorde van de stoet gehouden ter gelegenheid van de inhuldiging van Burgemeester Leon De Bruyn. Het is opvalend dat de reuzen sommige jaren niet worden aangetroffen in de kermisprogrammatie op donderdag (Katuit), maar wél op de eerste zondag vankermis. Dit was de dag waarop het Festival voor Harmonieën en Fanfares werd gehouden.
Toch mogen wij terecht fier zijn op het imposante trio, dat in de veelvuldige ommegangen en stoeten steeds borg staat voor een algemeen gejuich van de toegestroomde volksschare bij hun verschijning. Als middeleeuwse helden worden ze vereerd door een steeds van enthousiasme zinderende massa...
Aangaande de historiek onzer reuzen is in de loop der jaren reeds wat geschreven. Een ongelukkige gebeurtenis in de annalen van onze stad is de brand van september 1914. Veel documentatie uit onze rijkgevulde ging aldus verloren. Uit de resterende geschiedkundige bronnen kunnen wij afleiden dat de schuttersgilden veel vroeger in de ommegangen en stoeten te pronk liepen dan de reuzen.
Dit is te verklaren doordat processies in de hoge middeleeuwen een zuiver geestelijk karakter hadden. Het samenbrengen van godsdienstige en goddeloze elementen leidde later tot een scheiding. In de 19e eeuw worden processies en ommegangen definitief gescheiden. In Dendermonde namen de bestaande schuttersgilden gewoontegetrouw deel aan de drie jaarlijkse processies, namelijk op Sakramentsdag, op Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart en op de dag van de Kerkwijding (eind augustus). Het is uit die laatste processie dat de Dendermondse reuzenommegang is ontstaan.
Volgens historicus G. Piot waren er in onze stad reeds reuzen bekend op het einde van de 13e eeuw. In een ommegang van 1405 zouden reuzen hebben opgestapt, elkeen voorafgegaan door een speciale speleman. Een aantal is echter niet bekend. In 1468 wordt door het stadsmagistraat opdracht gegeven een reus te vervaardigen gezien dit een onmisbaar deel is voor de optochten. 'By advise van scepenen wasseer ruese ghemaect in den ommeganc, daertoe was gecocht jeghen Jan de Brant xxxj ellen linelaken den ruze te cleedene". In 1480 daagt een reus op met de naam 'Balduin'. Deze wordt zonder onderbreking in de stadsrekeningen vermeld van 1467 tot 15472. Een duidelijk beeld kan er niet gevormd worden gezien de armzalige gegevens hieromtrent. Wij willen u enkele nota's niet onthouden: -1467 - '68: naaien en schilderen -1469 - '70: een herstelling, niet gedetaileerd. -1470 - '71: een nieuwe baard -1475 - '76: een niet omschreven reparatie -1480 - '81: een nieuw hoofd -1483 - '84: nieuwe handschoenen voor de reus -1485 - '86: vermaken enversieren van de reus -1521 - '22: een nieuw hoofd en het schilederen van de reus, alsook het vergulden van het hoofd. Verder vermeld deze stradsrekening een nota van betaling aan een muzikant met een 'quene' (doedelzak).
In de stadsrekening van 1546 wordt melding gemaakt van een 'jonck ende cleen Ruesken'. Pas een eeuw later wordt melding gemaakt van een gezelschap reuzen, waarvan er heden nog drie zijn overgebleven.
Folklore... De wetenschap der volkse tradities, gebruiken, geloof, legenden en verhalen. Dendermonde heeft een rijkdom aan folklore en mag prat gaan op zijn culturele identiteit. De komende dagen en weken zullen de reuzen centraal staan hier op dit blog. En wie reuzen zegt in Dendermonde heeft het ongetwijfeld over Indiaan, Mars en Goliath!
Volgens Renaat Van Der Linden zijn er in Vlaanderen niet minder dan 1700 reuzen geteld. Over het ontstaan en de herkomst tast men nog in het duister, ofschoon er heel wat hypothesen bestaan. Stammen ze af uit de Keltische periode, toen men 'grote houten mannekens' bouwde? Komen ze uit de Griek-Romeinse mythologie of uit de middeleeuwse processies waar ze als reuzegrote bijbelse figuren werden rondgedragen? Zijn het stads- of gildesymbolen? Memories aan een groot mensenras dat in onze regionen heeft bestaan? Er blijven heel wat vragen, maar toch vormen reuzen het middelpunt van een verheerlijking. Ze dansen op feesten, worden veelal muzikaal begeleid en zeer enthousiast onthaald door een joelende menigte. Dansende reuzen zijn typisch voor België. Eveneens in Noord-Frankrijk is dit fenomeen gekend. Nederland, Engeland, Spanje, Duitsland, Oostenrijk en Italië kennen reuzen. Enorme poppen die worden rondgedragen door stoere dragers en de menigte in de sfeer brengen door de prachtige, fascinerende dansen die ze uitvoeren. Een vaststaand gegeven is wel dat niet alle reuzen worden gedragen. Sommige 'lopen op wieltjes'.
Indiaan, Mars en Goliath zijn ongetwijfeld de belangrijkste historische ambassadeurs van onze stad naast het Ros Beiaard. En wat hen zo uniek maakt is niet alleen hun leeftijd, ook niet hun grootte, maar ongetwijfeld de sierlijkheid en de behendigheid warmee zij onafgebroken dansen op de tonen van hun eigen Dendermonds reuzenlied.
Over het Ros Beiaard is een enorme documentatie voorhanden, daar bestaat geen twijfel over en dat is ontegensprekelijk ook terecht verantoord! Maar onze drie Gildereuzen, Indiaan, Mars en Goliath kennen ook een zeer rijke geschiedenis, en we moeten toegeven dat hieromtrent nog maar weinig is gepubliceerd.
Een tijd geleden zijn we gestart met heel wat opzoekingswerk hieromtrent en we willen u de resultaten daarvan niet onthouden. Op onze blog over Dendermonde laten wij u de komende dagen en wellicht weken alle informatie geworden in verschillende episodes.
Zowel competente historici als toonaagevende folkloristen zijn het er over eens om te bevestigen dat de stad Dendermonde tot 1468 over geen reus beschikte. Het toenmalige stadsmagistraat moet evenwel tot het verantwoorde inzicht zijn gekomen dat een grote man een werkelijk onmisbaar onderdeel was van een ommegang. Om in die leemte te voorzien beslisten de in zeer belangrijke vergadering bijeengekomen gepruikte, vroede gemeentevaderen met bequaemen spoed een reus te laten vervaardigen.
En daar begint de geschiedenis van onze drie Gildereuzen, die wij thans elk jaar zien dansen tussen een opgetogen menigte. Traditiegetrouw worden de Gruëte Manne door de dragers op Katuit uit de stelplaats gehaald om dan een triomftocht door de stad te maken. Het is een uniek spektakel dat duizenden mensen uit omliggende gemeenten naar onze stad lokt, om er tussen de Dendermondeaars te kunnen genieten van een stuk authentieke folklore en dit reeds gedurende vele jaren.
Vele uren opzoekingswerk zijn hieraan vooraf gegaan, maar het geboekte resultaat mag er wezen. Wij hebben héél wat informatie kunnen verzamelen in het Stedelijk Archief dat onder de kundige leiding van de heer Aimé Stroobants de laatste jaren veel vooruitgang heeft geboekt.
Wij hopen dat de vele Dendermondenaars aan deze info enkele uren aangename verpozing mogen beleven Met de tonen van Ons Banier op de achtergrond brengt het sommigen onder hen misschien wel midden de Ommegang-sfeer
Een zeer oude foto (boven) van de Gildereuzen Indiaan, Mars en Goliath, genomen aan de hoek Brusselsestraat - LeopoldIIlaan. Vermoedelijk in 1914. Onderaan een foto van de Gildereuzen op een uitstap in Brussel.
Wéir vonte ne fottau van iënegste joëre gelèje van de stoësse van Oilsjt... Iërlaik gezèit is d'r van dem balange ni véil on verandert zènne, bouite d'ottaubusse!!! Dâ fritkot stoët er uëk nog attait, mor nor 't schaintj zain 't wel al ander mènsje die t' aupenave!
Op onderstaande foto, de Vier Heemskinderen van 2000 met een aantal chocoladeproducten, ontworpen voor de Ommegang van 2000 door chocolatier Karel Peeters uit Baasrode.
Van de wéik wazzek mè de die va mèi-j-isj méigegoën tot op t Vèstsje. Ze moest dr ier en toer ewwâ gerief èmme. Ik goën vanèigest nuët ni méi binne in die wingkels zènne. Ik stoën véil liever bouite een sigaret te smuëre en nor t jongk vraavolk te kaike! Doër is véil miër on te zien as on dâ gerief in die wingkels
Dr liepe dr twië azjènte ront, die dr dem boel em bitsjen on t gouësloëge woëre en van tiennéige uëk on t kaike woëre of dâ ze gin bongske koste schraive vèr t parkéire.
Al mè nie kier stopt er dr een vatuur. Ik ouë derèkt gezien dat er dr een vrèmde ploët opstont. Die mènsj staptegen ouit en â gingk nor die twië azjènte. Faitelaik bènnek nâ ni kerjéis oëngelèit, mor ik zèttege toch e stapte dichter vèr isj t uëre wâ datten gingk vroëge of zègge
Die kèirel vroeg iet in t Ingels on die azjènte, en alletwië trokke zéir schaars op. Nâ vroeg die dad in t Frans en ze trokke uëk éir schaars op. A-j-éiget nog in twië drèi toële gevroëgt, mor die kostek azuë derèkt ni touisbringe Mor alle kiëre trokke alletwië die azjènte éir schaars op.
Dâ stak die mènsj gilzéiker téige en al broebelent staptege è vedrom in zannen ottau en a réi voersj
Ik uërde diën iënen azjènt zègge téige diën andere: Amai die kèirel kost nogal nen uëp toële seg!. Diën andere antwaurdege: Awel a-j-ister vet méi!!!...
k Em wèrral wâ méigemokt! k Em vèr nen dag nor Ingelant gewéist. Ne kammeroët va mei moest dr bè mènsje zain die ten dr kan, en ik mocht isj méigoën. k Em ekeik dâ tèn mor gedoën nowô. Ik waster isj mè bouite en k waster mèi-j-ouit den drangk
Im Brissel-Zouit zai me vertrokke mè dn tsjoeketrèin en op ne wip en ne gaa woëre me ginter. Awel k moet iërlaik zegge Londe is schuën, vèr t géin dak er vâ gezien èm toch.
Die mènsje wordâ me dr moeste zain, woëre vrië vrinnjelaik, alléi vèr t géin dâk er va verstoën èm toch. En ze sprakke téige mei-j-uëk Ingels!
k Em ekik man devuëre gedoën vèr tantwaurde, mor t was ni-j-attait gemakkelaik zènne en on die mènsje éir doeninge te zien verstonte zéir mèi ni-j-attait
Dië man zei téige mèi dâk Ingels klaptege mè-j-ier of doër een aksènt. Ik èm derèkt téige die mènsj gezèit: Méibie its possebel dat joe hiër e littel bitsje Dèrremons. En van tien néige éiget â verstoën want â kniktege. Alléi k voejldege mè dr noga réidelaik rap touis en op den dier wazzek gediereg ont ouitlegge. Dâ goed azuë nowô as gâ-j-ieveranst touisvoeiltj begin ne mènsj te babbele. k Em uëk verteltj tat aai sometaims wit mai frènt som glasses of béir go to dringk on de market pléis in de town en wie sometaims aar verrie long toe stéi deir!
k Zègget nowô, déir t fait datten attait kniktege, pèizek ik wel datten alles verstoën éit wâ dak ik zei In alle geval ik vont vâ man èige dak et béiter kost ouitlegge as dâ vraamensj datter vèr die gaste vâ Zimbabwéi vâ Rozjéi de Vloëmingk patatte stoë te schèlle.
Alléi, Till de nèkst taim en bie kéirfoel zèi dië mènsj téige mei as me déirgingke. Ik èm gantwaurt: Aai am everietaaim verrie kèirfoel ent aai loek olwéis at de braait saait of laaif!
Een afbeelding van het lang verdwenen Café Palingshuis aan de Denderbrug in de Ridderstraat. De toenmalige uitbaters waren Eugène Spiegeleer en zijn echtgenote.
k Em gistere ne gillen dag op snok gewéist mè nen Oilsjtenèir Diën éi mè dor toch ne gillen dag een zoëg gespanne! En of dâ get nâ geluëfd of ni, t is attait auver t zèlde!
Ne gille grondegen dag was t van: Ister al iet miër gewéite auver éire stoet?, Emme zal vier kinnjere vèr op te zitte?, As t azuë e wéir zâ zain gelèk as de lèste kiër A-j-éiter ni-j-auver-op gave! t Wèrktegen op den dier effenaf zuë nèig op man èpse dak zèi: Mènneke, gèi zaid ier nâ-j-al ne gillen dag een mèm on t spanne dat ni mensjelaik is! t Is pessies dâ ge géir in Oilsjt giël t spel moet organizéire!. k Geluëf dâ ze dor in Oilsjt ont pèize zain dâ zin 2010 gillegans van de lantkoërt gon gevèigt wèrre!
Achter ne gillen tait kostek mè nimmer inave Ik vroeg vèr wâ datten dâ faitelaik ammel moest wéite. A kost pessies derèkt ni-j-antwaurde, mor ik ief ni-j-op en k bléif dâ vroëge. Alléi op de langen dier kwamp et er ouit! Dorméi begosten dr nen ouitleg te doen dâ zâ schuëmoeder van Dèrremonde was en datten éir zouë wille een koërt vèr den tribun wille kadau doen. k Zèi téigen èm dâ die koërte van dem balange ni goejekuëp gingke zain. En â-j-antwaurdege mè dâ t èm ni kost schille! Zâ schuëmoeder komd al joëre on e stik alle zondoëge van t smèires nor Oilsjt en dormèi issen tèn zéiker dâ ze nikker ne zondag zouë in Dèrremonde blaive!!!
Wellicht zullen velen, samen met mij, zich nog 'den bellekesman' herinneren. Hij verscheen als populaire figuur op de kermissen. Zijn naam was Frans Van Den Rul...
We hadden het er al over in onze reeks 'Van de hoge nood een deugd maken', de Dendermondenaar was in het verleden niet vies om het over alle vormen van 'de stoelgang' en alles wat er mee te maken te converseren. Wij vonden een gedicht dat wij u zeker niet willen onthouden.
Stront...
De wèirelt diën is ront, en ge vindj' in de wèirelt véil saurte stront. D'r zain dikke en dinne, g'ètj grof en g'ètj fain, mô vèr gië gèltsj van de wèirelt, zouë 'k iëne wille zain.
'k Em er al zien ligge, de dikte van em biën, ge kraig ze mè giënem biëtel vaniën. Mè-j-azuë twië galètte in â vertrek, mag de strontboer komme mè giël zâ getrèk.
Auver 't lèst gingk ek last dem Biër, d'r zat iëne te kakke, â déi-j-èm effenaf zjiër! En kroëke en stingke dâ 't déi, 't was azuë nog niks, azuë ne kadéi!.
Vantait voejlde 't raize, en moe-j-â rap achter een oekske pladaize. 't Is de natier en ik zeg zonder affront ouit aleman zan olleke kom stront!
Ne klaitsjkop wit en rond, is dikkes schoejner as em bluëte kont. Ne klaitsjkop zèrg vèr â profait, 't spoër ne kam en uëk véil tait.
'k Em véil joëre schaul gedoën vèr al dad' oër vâ manne kop te goën. 'k Em tot man twinteg joër gestudéirt, mo mè véil te véil gemanzjenéirt.
Op manne kop stoë ne vriëm bos oër, ik kan gemakkelaik voersj tot man 't néigeteg joër. Mor ge doe d' â van dem balange giënen bonnuir, ge betoild' â blaat on de kwaffuir.
Faitelaik bènne'k blèi, dâ 'k man oër èm gespoërt, want ik ben nogal ne groeitsjegoërt. Mor louister goe nor wâ dâ'k éir zeg, ne schuëne klaitsjkop aaft den dongkere weg.
Om deze serie af te sluiten willen wij u nog enkele zaken meegeven.
We vinden het in feite een beetje vreemd dat omtrent ons onderwerp nog niets is verschenen in het 'Guiness Book of Records'... Er moet toch iemand ooit de 'grootste' of de 'langste' hebben gedeponeerd?
Het 'latrinair gebeuren' om het heel beschaafd te zeggen, is nu eenmaal een onderdeel van het menselijk bestaan. Men kan er niet onderuit. Meestal wordt 'het' verdrongen en doodgezwegen, er heerst een frustratie terzake en het wc-gebeuren wordt er eerder door belachelijk gemaakt. Het is kenmerkend dat er enorm veel grappen over worden verteld.
Maar Dendermonde blijkt in dat opzicht altijd wel een uitzondering te zijn geweest! Vooral in het verleden werd nogal volmondig gepraat over alles wat het 'het gebeuren' te maken had. Het dialect is overvloedig gespijsd met woorden en uitdrukkingen die 'dat' onderdeel van het menselijk bestaan weergeven. Later is daar enige verandering in gekomen en is het (vulgaire) woordgebruik gewijzigd. In het hedendaags gesproken 'burger-Dèrremons' hoort men minder (zogenaamde) ordinaire woorden.
Met betrekking tot 'het' onderwerp: 't euske: toilet kaddéi: drol, stront. kak: stront, uitwerpsel van mens en dier. kakkedau: kakkedoor, nachtstoel. kakscholke: kadolleke, bewaarschool. kommisse: grote of kleine -, in de betekenis van plasje of stoelgang maken. kont: achterste, zie ook korie. schait: schijt, stoelgang. schaite: schijten, stoelgang maken. schaiter: 1. die schijt - 2. achterwerk - 3. bangerik schaiterèi: buikloop (ook afgangk, fainen arrèt). schéit: scheet, veest, wind uit de darmen.
Zelfs in het geven van bijnamen kwam in het verleden ons onderwerp aan bod, zoals bij: Staaf Kak, de Kakkak, Tanne Kak Ni, de Schéit, Zjef Schéit, ... de Schaiter, Stront on 't laintsje, ...
En tot slot nog enkele uitdrukkingen; 'Goëd' agaa mor kakke': mak dat ge wegkomt. 'Kak of giëne kak, de pot op': tegen wil of dank, willen of niet. 'Da's giëne kak': dat is geen klein bier. 'Kak on â gat èmme': komplimenten maken, druk doen. 'Mè de kak zitte': schrik hebben. 'Ne kakkenèst': jongste kind van een gezin. 'Kakke goë véire bakke': het hoogstnodige eerst. 'Immant de stront ouit zan kont lèkke': vleien. 'Stront rieke': personen met een zekere trek aan de neusvleugels. ''Vâ ne stront e paté"ike moëke': iets minderwaardigs ophemelen. 'Zanne stront twië kiëre frèite': gierig zijn. 'Zanne stront lig téige zan èrt': iemand die zich vlug kwaad maakt. 'De pot is on zâ gat geplèkt': veelvuldig moeten... 'Zan ol ni miëster': veelvuldig moeten
We sluiten hier af, hoewel wij er zeker van zijn dat er nog een aantal voorhanden zijn.
Auvertait zat et erop in ons stroitsje, mè-j-e mèske vâ nèffest man déir. Z'ouë rieze mè-j-éir kammeroitsje, dâ was d'r ne giële slamméir. Wel in de twinteg mènsje uërden dad' ammel af, wâ dä ze makandere difte wènsje en dad' elk d'r ten bèste gaf.
Dië kèirel gaf uëk katoen, ze kréig van 't zèlde loëke. A liet èm van dem balange ni doen, en ief ni-j-op mè-j-éir ouit te moëke. Dâ mokke déi-j-uëk éir devuëre, makandere verwaite vèr 't liëleksten iëst, z'èmme 't gilzéiker tot op de Mèrt kennen uëre, ze schandaliséirde makandere om ter miëst.
Vâ wéirskante stilde de koléire, mô 't soëvest van diëzelden dag, kwamp 't schoeinsjte vâ gil d'affèire. 'k Zouë 'ni geluëfd' èmme azze'k et zelf ni zag. Dâ koppel liep déir 't stroitsje zonder zjenéire. A-j-ief zan ant in éir zèi! Ze gingke danse en éir ammezéire, pessies of die rieze was al e joër of twië verbèi!
Een gedicht van Piër van Tatjes naar aanleiding van het dichtgooien van de Dender aan de Kasteelstraat-Papiermolenstraat, ten bate van de parking 'gedempte Dender'...
We gaan verder met 'de lichaamsdelen en daarrond'. We splitsen dit onderdeel op omdat het volume te groot is. Deze keer gaat het over: het hoofd in het algemeen.
III. LICHAAMSDELEN EN DAARROND 1
Hoofd
Ne kop dadop een pinne stoët.
Dorvéir moeje ne kop op â laif èmme.
Mè-j-iet in â kop zitte.
n Vuëze roëp èmme.
Kop en kont.
Ne kop èmme gelèk ne mèrremit.
Manne kop sloëgdaupen en toe.
Zanne kop auver iet bréike.
Zanne kop loëten ange.
Zanne kop ouitwèirke.
Ni wéite wordâ zanne kop stoët.
Immant zanne kop zot moëke.
Mè-j-â kop téige de mier luëpe.
Iet op de kop tikke.
Al stoëtn op zanne kop...
De koppe bè makandere stéike.
A-j-is op zanne kop gevalle en blaive botse.
Loitj manne kop gerist.
Mè zanne kop spéile.
Nen èrte kop èmme.
On iet ginne kop kraige.
Manne kop af ast ni woër is.
Groot hoofd
Azuën roëp.
Nen dikkem bloëskop.
Azuën poëzèi.
t Is azuë nog giën klèin galèt vâ ne kop.
Ne fèrremen oebel.
Ne woëterkop.
Haar
t Schil gin oër.
Zjiër in zan oër èmme.
Immant kènne van oër of plouim.
Gin oër béiter zain.
Frans mè-j-oër op.
Oër op â tannen èmme.
t Is em bitsje bèt oër getrokke.
Makandere in t oër vliege.
Gin oër op manne kop datter op pèist.
Lange haren
Zanne kwaffuir is duët.
A spoër vèr e matras.
Onverzorgde haren
A lup mè zan oër tisse zan tande.
Ge kèn krokètte in zan oër bakke (vettig).
Ne vèttegen blès.
Een baard
A-j-éi zan jongeren opgefrèt.
Iëne mè ne louizenboërt.
Een kaalkop
Nem biljaarbal.
A-j-éide véiruëft tot in zanne nèk.
A droëg zan oër last binne.
Zanne kop is déir zan oër gegroejt. A-j-is déir zan oër gegroejt.
A kam zan oër mè ne zjiëmvel.
A-j-éidin em bèdde gesloëpe dâ te kèrt was.
Ne schuëne klatsjkop is uëk ni liëlek.
Een ènneke dn of op.
Ne kop gelèk as e vliegplain.
Goed geheugen
t Zit goed in zanne kauker.
A kan zan lès op zan deumke.
A-j-éi ne kop gelèk as ne kompjoeter.
Diën omtaafdalles.
Vergéite stoë ni-j-in zanne waurdemboek.
Slecht geheugen
Zâ gat vergéite.
Omtave vant snoenes tot om twèlf iere.
Iet grat vergéite.
Ouit â gedacht goën.
t Wild i mâ verstant ni schiete.
Sloëg me duët, ik wéit et nemiër.
k Wil et kwait zain.
Nadenken
Ont pèize zain dâ ger nen dikke kop vâ kraigt
A-j-is zan èssene ont kloetsje.
A kraigt er ginne kant oën.
A moet al zâ verstant bèjiënlègge.
Loitj de pèirde pèize, die-j-èmme ne gruëte kop !
Gezicht
A trèkt e langk gezicht.
Iëne mè twië gezichte.
Zâ gezicht stoëdop omwéir.
Zâ gezicht verlieze.
Zâ gezicht stoë mè ni-j-oën.
k Em t èm in zâ gezicht gezèit.
Immant in zâ gezicht spiëkele...
Bleek gezicht
Iëne mè-j-n plattekoëssmoel.
Nem bliëkschaiter.
t Is zjust een opgewèiremt laik.
Zuë wit as de duët...
Blozend gezicht
Blauze gelèk nen appel, gelèk n kriek.
Zuë ruët as nen oën (ne koekeloerenoën).
A zâ wel isj omploffe.
De vlam èmme.
Ze blaus gelèk as e ruske, mô t komt ouit n duske.
Gepoederd gezicht
Zis mè-j-éir mouil in de blom gevalle.
Ge kèn et dr afkrabbe.
t Is zjust n schillerèi.
t Is pessies n gevèirfde Madonnâ.
Lelijk gezicht.
E gezicht gelèk ne pèirdestront wordâ de kiekes in gepikt èmme.
n Smoel vèr op te schaite.
E gezicht vèr maskes van te moëke.
E gezicht vèr van te spauge.
Dië zouëk ni gèire téigekomme in den dongkere.
Ne schoejndere liëlekoërt bestoët er ni.
Diën éiduëk gi maske vandoen.
t Is pessies e gezicht van de Mini-Bazaar.
n Reméide téige de liefde.
Zèmme vazzeléive t kintsj weggesméite en de noëgeborte gave.
Azuën pombaksmoel.
E gezicht vèr de gazet auver te lègge.
t Is t schoejnste van â liëleke bakkes ni.
Dâk e gat moest èmme gelèk as dâ gezicht, ik dift nimme gon schaite.
Péike Rammekeszand luisterde naar de naam Petrus Alexander en werd geboren in onze stad op 15 juni 1849. Péike was een beetje simpel van geest en werd misschien ongewild een stukje Dendermonde is geworden.
Péike was een grote stevige kerel, steeds gekleed in een versleten jas en broek. Hij bewoog zich op houten klompen en een witrood gebolde zakdoen ontbraken nooit aan zijn outfit.
Hij bleef eeuwig vrijgezel en verbleef aan de Nieuwstraat (langs t Vestje) bij zijn zuster Nette. Hij kwam aan de kost als zandman (zandverkoper) en elke dag deed hij zijn ronde, zowat in elk deurgat roepend: Raa, niks vandoen?.
Nast een aantal gedichten die Péike al eens voordroeg bracht hij ook al eens op verzoek zijn leiderenrecital. Zowat elk lied eindigde met En wie ni drouin n wil, stoë stil .
Noch de Eerste Wereldoorlog, noch de veranderingen in de dagelijkse dingen de eerste jaren daarna konden Péike uit zijn lood slaan.
Toen Péike sukkelachtig werd, diende hij opgenomen in het Stedelijk Hospitaal. Toen de masseurkes al eens vroegen aan Péike om een kruisteken te maken, lukte dit nooit! Péike deed dit als volgt: In de naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes, Amen op de kèiremis stoën de kramen, en dâ lèste mag ik er ni bèi zègge
Péike zou gerust van het tegenwoordige, tot een beter leven zijn overgegaan volgens zijn doodsprentje. Hij stierf op 12 januari 1924.
Er bestaat een reus van Péike Rammekeszand, die volgens onze bronnen in het verleden steeds eigendom zou geweest zijn van de organisatoren van de Sinksenbraderij van de dekenij Bogaerdstraat-Dijkstraat. Telkenjare tijdens deze braderij, maakte Péike Rammeszand zijn rondgang. Hij werd gedragen door leden van de Pijndersgilde (reuzendragers). Wij bekwamen een foto van de reus die een rondgang maakt op een braderij in het stadscentrum (aan de Franz Courtensstraat) in de jaren tachtig.
Regelmatig verschijnen artikels in weekbladen omtrent 'behandelingen' die mensen ondergaan 'om er wat beter uit te zien'... Wij waagden ook een poging met enkele van onze stadsbestuurders... Hierbij de resultaten.
Wij fotografeerden een kader met afbeeldingen van schilderijen van Dendermondenaars. De schilderijen hebben allen betrekking tot het Ros Beiaard. De kader troffen wij aan in Café Den Artiest aan de Dijkstraat.
Het volkse taalgebruik is onuitputtelijk, kleurrijk, expressief en zeer gevarieerd. Er bestaan een enorm aantal uitdrukkingen en gezegden, alsook woorden om bepaalde toestandenen begrippen te omschrijven. De meeste uitdrukkingen en/of gezegden ontstaan uit de eigen mening die velen erop nahouden. De ervaring leert ons dat sommige mensen vele dingen heel treffend kunnen verwoorden, waar anderen het misschien minder opzienbarend doen. Men moet maar eens de mening vragen aan sommigen over de krisis, de werkloosheid, de tijd en over menig politici.
Veelal ervaart men dan een verrassend taalgebruik.
Ons Dendermonds dialect kent vanzelfssprekend ook een aantal eigen uitdrukkingen en gezegden. Weliswaar zijn een gedeelte ervan van eigen bodem en anderen overgewaaid uit andere regionen. Ook blijkt dat vele van deze uitdrukkingen en gezegden een diepe en onvergetelijke indruk op de mensen maken, die zij dan ook doorgeven aan het nageslacht. Het is opmerkelijk hoe sommige opmerkingen als pseudo-antwoord dienst doen en hoe de opvoedkundige volkswijsheden optreden.
Wij hebben een groot aantal uitdrukkingen en gezegdes kunnen verzamelen. Menig bierviltje werd door ons volgeschreven met de rijkdom die wij hoorden gebruiken toen we eens onder de mensen kwamen.
Wij zijn ons echter bewust dat deze lijst zeker niet volledig is, daarvoor is onze volkstaal veel te rijk. Een andere reden hiervoor is het steeds aangroeien van onze taal.
Het te zéér gekruid taalgebruik werd enigszins geweerd, wat niet wegneemt dat niet alle uitdrukkingen in die aard werden weggelaten. Te dien gevolge zullen er toch wel enkele ontbreken, die vroeger misschien wel frequent werden aangewend.
Indien u meent een onjuiste klassering aan te treffen, zal u daarin veelal gelijk hebben. Er zijn vaak voor dezelfde uitdrukkingen verschillende betekenissen, vandaar dat dezelfde uitdrukkingen onder diverse rubrieken kunnen verschijnen. Wij hebben evenwel getracht een duidelijke klassering weer te geven.
Dat men soms de meest eigenaardige dingen hoort, staven wij met enkele voorbeelden.
-Aan tafel gezeten:
Etj op, t éi gèltj gekost!
-Wanneer men gedaan heeft met eten:
Naa kènde téige de wintj.
-Voor iemand die te veel praat:
Ze moet nor Bèlle, éir tong is te langk.
-Enkele antwoorden op: Hoe laat is t al ?
Tait vèr â te béitere. Em bitsje loëter as te straks. Zuë loët as gistere déizen tait...
Deel I handelt over de mens.
I. DE MENS.
Man
Drèi man en ne pèirdekop.
Op ne man min of miër kommet ni-j-oën.
Zanne man stoën.
Ginne man auver zien.
Zanne man vinne.
De gewuëne man.
Vrouw
n Biltj van em vraa.
Van n schuën vraa ètje ni.
Ge kèn ni-j-alles èmme, n schuën vraa en véil gèltsj.
Dikke man.
n Bèirkouip.
n Dik vèirke.
A zwèmdin zâ vet.
A-j-is zuë vet as e vèirke.
Ge kèndèm rolle (bolle).
Dikke vrouw
n Dikke magochel.
t Fort vam Briëndonk.
n Dikke mossel.
n Dikke koej.
t Is zjust een aurlogsschip...
Magere man
Moëger en touë gelèk de bokke vâ Sinouë.
Ne lintwèrrem, n aute spèlle, n moëgere spille.
t Is zjust Pitsje de duët.
Ge kèndèm déir em brievebis trèkke (déir e sléitelgat).
Ge kèn piejaanau spéile op zan rèbbene.
A-j-is t vel auver de biëne.
t Is zjust ne gespierden èiringk (gespierde stillau)
A kan èm achter nem bèstel verstéike.
Azuë ne moëgere ripper.
A kan nog twië ziktes kraige, de velzikte en de biënderzikte.
Magere vrouw
Em plangk mè-j-n ol in.
n Moëgere spèrrewèrre.
Zis t vel auver de biëne.
E rèil vraamènsj.
Ze kan op ne wasdroët sloëpe.
n Moëgere schèrre.
Groot persoon
A-j-éi vazzeléive véil schippen onder zan ol gat.
Nen dobbele méiter.
Zouën dr béiter twië vâ gemokt.
Is dâ ginter bauven uëk zuë wèirem?
A-j-éi zan lingde méi.
A moet op zan kniene zitte vèr zan oër te kamme.
Dië moet n ènneken alliën sloëpe. (Vrouw is kleiner.)
Kleine persoon
Ne krèmper, ne knèddel.
We zèllen èm isj e poër wéiken in goeje gront zètte.
In het verleden hadden verschillende ontmoetingen plaats tussen de verenigingen 'Den Dèrremonse Klapper' en 'De Kaiserlycke Souvereine Caemere der Draeckenieren tot Aelst'. Onderstaande foto werd genomen op één dezer ontmoetingen in Café 't Moleken bij Lydiane (half de jaren negentig). De Dendermondenaars boden de Aalstenaars op die avond paardeworsten met frieten aan.
(Foto Piet Hermans)
Vlnr vooraan: Guy Korte, Frans Wauters (+), Marc Van Gijseghem, Maryse Callaert, Christine De Brandt, Jempi Verhofstadt, Etienne Laureys (+), Patrick Meulebroek. Vlnr achteraan: Benny De Schrijver, Julien Poep, Danny Van Damme, Herman Goevaerts, Jo Beeckman, Piet Moereels (+) en Jean-Paul de Boitselier (+).
We zochten enkele plaatsen in de stad die vroeger heel anders werden genoemd. Zo werden ook de straatnamen vaak vervormd of werd een gans andere benaming gegeven. Enkele voorbeelden:
-Biëstemèrt: 'Beestenmarkt', Emiel Van Winckellaan die voorheen Veemarkt heette en nog vroeger Cauwenberg. -Blaa Stiën: 'Blauwe Steen', gedeelte van het Keur. Op de Mechelsesteenweg is ook een gelijknamig café. -Déirstéik: 'Doorsteek', plaatsaanduiding omgeving rond punt - Dendermonde station. -Dievelshoek: 'Duivelshoek', ook 'Dievenhoek' - Kattekop aan de Brusselse Forten. -Gille: 'Sint-Jorisgilde', straat tussen Vlasmarkt en Sas -Gillenoetsje: 'Gulden Hoofdstraat', tussen Grote Markt en Emiel Van Winckellaan. -Gordainestroët: 'Gordijnenstraat', spotnaam voor een doodlopende straat achter het Heldenplein. Men bedoelde hier zeer waarschijnlijk de Weldadigheidsstraat mee. -Kattekop: uitsprong aan de Brusselse Forten. Dendermondse wijk van noodwoningen na WO I. -Kontentast: brandgang of klein steegje tussen de Dijkstraat en het Vestje in de middeleeuwen. -Klèi Kortierke: 'Klein Kwartier', zijstraat van de Kerkstraat. -Kuëlendaik: wijk aan de Schelde tussen de Scheldebrug enAppels-Veer. Ook 'Nautendaik' (Notendijk) en Sint-Onolfsdijk. -Kuërenoërt: 'Koornaard', de Vlasmarkt. -Magazainstroët: (ook Maggezainstroët). Voor de 18e eeuw was dit de Elsstraat, in de 19e eeuw Magazijnstraat en later Prisonstraat. Thans Sint-Jacobsstraat. -Méilembèireg: 'Moenberg', de Molenstraat. -Otèl-Saint-Zjaak: 'Hotel Saint-Jacques. Hiermee werd de gevangenis bedoeld aan de Sint-Jacobsstraat. -Rammelèir: 'Rammelaar', stadsgracht uitmondend in de Dender bijhet Sas en 'Den Biër'. Er zou ooit een molen hebben gestaan die een rammelend geluid maakte, vandaar deze benaming. -Swaibéik: 'Zwyvick', één der oudste wijkbenamingen van de stad.
Wanneer een beurt nu nogal lang duurt, moet je er voor zorgen dat je in het toilet iets te doen hebt. Men moet het verblijf zo functioneel mogelijk maken. Hier enkele tips: - de krant helemaal uitlezen, zelfs de beursberichten. - een toespraak voorbereiden. - je zonden overdenken. - je hartslag meten. - je planning maken voor de komende dagen. - de haren op je benen tellen. - een gedicht schrijven op WC-papier. - vliegen of muggen vangen. - je leesbril schoonmaken. - een boodschappenlijst samenstellen. - je scheren met een apparaat op batterijen. - een boek lezen. - kruiswoordraadsels oplossen. - eventueel de deur op een kier laten staan en zo een radioprogramma volgen. - een alfabet-zin bedenken (bvb. Albert biedt Cesar de eerste frisdrank ...) - uitrekenen hoeveel dagen verlof je nog hebt staan.
Maar vergeet vooral niet te doen waarom je eigen in de ruimte aanwezig bent!!!
Alléi ik wéit et zènne, sommegste zèlle zègge da't ni van 't schoeinsjten is, mor ik goën 't dorvéir toch ni loëte... Dâ spel ieronder is gewuën vèr op d'Oilsjtenèirs éir zéine wâ te wèireke, of op éir èpse gelèk as dâ ge wiltj..
Aan het gebruik van de WC kunnen verschillende onaangename en zelfs gevaarlijke situaties verbonden zijn. Een mens staat er niet onmiddellijk bij stil, maar in feite zijn er dingen die kunnen gebeuren waar men zeker niet altijd aan denkt. Hierbij enkele situaties:
* Je kunt de deur niet openkrijgen... Probeer in dit geval direct een ander toilet te vinden of stel de stoelgang uit. Dit laatste kan enkel wanneer u voelt dat zich daar nog een veilige tijdsmarge waarborgt, hoewel dit medisch niet aan te bevelen is.
* De deur van het toilet sluit niet goed... In dit geval zijn er twee mogelijkheden; -Als de deur naar binnen opengaat kan men zich zodanig zetten dat niemand deze open krijgt. Bijvoorbeeld met de knieën vooruit tegen de deur. -Als de deur naar buiten draait, kan men gebruik maken van een das of zakdoek om de deur tegen te houden. Bij het ontbreken van de voornoemde attributen is het ook nog mogelijk om te zingen en aldus uw aanwezigheid te laten weten aan eventuele andere gebruikers...
* Men krijgt de deur niet meer open... Ingeval u de deur na de boodschap niet meer openkrijgt is de beste tip onmiddellijk het keelgat open te zetten en blijk te geven van paniek. Binnen de kortste keren zal men u (normaal) komen redden. Enfin... men mag het hopen...
* Er zitten beesten in de pot... Vleigen en muggen kunnen een rustige boodschap verknallen. Ook spinnekoppen en kakkerlakken kunnen zich ophouden in de pot. Best kan men zich rustig houden en het ongedierte niet storen.
* Er zit geen bril op de pot... Een lastig probleem. Wanneer men genoeg spieren heeft kan men de handen op de pot plaatsen. Door voldoende spierkracht te ontwikkelen kan men het achterwerk enkele centimeters boven de pot houden. Men vermijdt aldus contact met de stenen pot, wat zeer onaangenaam kan zijn.
* Er is geen WC-papier. Op sommige plaatsen is men zeer nalatig in het vervangen van papier. Waarschijnlijk in het kader van algemene bezuinigingen. In dat gevzal kan men lectuur aanwenden die tegen een stootje kan. Wel opletten voor verstoppingen (van 't WC wel te verstaan..).
* De trekker van het spoelwater weigert dienst. Alle middelen zijn goed. Tracht met plassen de restanten enigszins te verwijderen.
* U maakt lawaai bij uw boodschap... Wanneer men bijgeluiden produceert tijdens de ontlasting mag men aannemen dat men dat buiten het hokje zo goed hoort dan binnenin. Men kan dit als zeer hinderlijk ervaren, waardoor de stoelgang soms niet meer kan plaatsvinden. In dat geval kan men steeds proberen om geleidelijk de lucht te laten ontsnappen. Beginnen fluiten of zingen brengt enkel mee dat men nog meer de aandacht trekt.
* Er blijven sporen achter in de pot.. Er kan niet steeds bewezen worden dat de sporen afkomstig zijn van u, doch is het geraadzaam zo zo goed mogelijk te verwijderen. Het is niet gezellig om een 'driklokaal' te betreden waar restanten zijn achtergebleven... Meerdere keren doorspoelen en gebruik van de WC-borstel zijn aangeraden.
Wie herinnert zich niet 'het Bal van miss Donckstraat' dat telkenjare werd georganiseerd door de lokale voetbalploeg FC Donckstraat? Op de onderstaande foto zien we (vlnr) Keizer Carnaval Freddy De Paepe, Cornel Geeraert (+) waarschijnlijk als presentator, de nieuwverkozen Miss Marleen Van Den Broeck (toen1364 stemmen) en Hofdame Patricia De Smedt (1108 stemmen). Verder op de foto Jean-Jacques Testard, Omer Van Wiele en Maurice De Paepe (+) van de organisatie. De foto dateert wellicht van einde de jaren zeventig of begin tachtig.
Het Peird van t Keur kwam tot stand in 1947 ter gelegenheid van een gouden huwelijksjubileum van een koppel dat woonachtig was aan de Mechelsesteenweg. Het paard kwam er op initiatief van een feestcomité waarvan ondermeer Jozef en Pierre Verhelst, Jean Van Ranst en Alfred Van Damme deel uitmaakten.
Het paard bestond uit een houten romp, maar had als enig nadeel dat de kop te klein was in verhouding met het lijf De kop was in zink en bleek afkomstig van de gevel van een beenhouwerij in de stad. Op de rug van het paard zaten vier houten poppen met een beweegbaar hoofd die dienst deden als 4 Heemskinderen.
Het Peird van t Keur werd gedragen door 4 pijnders. In de zeventiger jaren waren dat Freddy Vermeir, Eric Van Wiele, Herman De Nijs, Jean-Pierre Franssen, Wilfried Van De Velde, Julien en Willy Machiels, Ivo Stevens en ene Van Geertruyen.
Half de tachtiger jaren werd het Peird vernieuwd. Het had een hoogte van 2,70 meter, was 3,70 meter lang en was 1,40 meter breed. Het vertoonde zich enkel in de wijk op de dinsdag van Keur Kermis. Op die dag werd de oudste inwoner van de wijk dan vereerd met een bezoek. Vanaf 1993 was er geen rondgang meer.
Het comité dat later de fungeerde waren Gustaaf Spanoghe, René Van Goethem, Paul Van Herck, Georges Everaert, Marcel De Potter en Jean-Pierre Franssen.
Het 'Ros' van 't Keur'
Het Ros Donckstraat.
Ook de wijk Donckstraat kende (zelfs meer dan één) Ros.
We starten in 1952. Ter gelegenheid van de Ros Beiaardommegang van dat jaar besloten Cesar Bogaert en zijn zonen Edmond en Adolf een eigen Ros te maken voor de wijk. Het paard was 2,60 meter hoog en ongeveer 3,40 meter lang. Het werd gedragen door 4 dragers.
Enkele jaren later besloot dezelfde Cesar Bogaert een paard te maken waar ze in het centrum zouden van opkijken. Een comité met ondermeer hijzelf, Oswald Van Den Dungen, Honoré Mertens en Louis De Donder, hield zich met het project bezig. Het paard was klaar in juli 1953 en maakte zijn eerste rondgang ter gelegenheid van de officiële opening van de nieuwe Ros Beiaardstraat. Het nieuwe paard, het Ros Donckstraat had een hoogte van 4,25 meter, was 1,30 meter breed en had een gewicht van 220 kilogram. Het werd gedragen door drie ploegen van telkens vier dragers. De Vier Heemskinderen op de rug waren vier in harnassen gestoken poppen.
De jaren daarop was het paard telkens te zien met de kermis in de wijk, maar ging ook op verplaatsing. In 1962 kwam het paard door interne strubbelingen niet meer van stal.
Ros Donckstraat 1953
In 1972 kwam er een nieuw initiatief! De leden van de lokale voetbalploeg FC Donckstraat maakten een nieuw Ros, en dit met de bedoeling om deel te nemen aan de carnavalstoet in het centrum. Het betrof in feite maar een tijdelijke constructie die nog datzelfde jaar werd gedemonteerd.
In 1975, ter gelegenheid van de volgende Ros Beiaardommegang kreeg men opnieuw de smaak te pakken. Men zou een degelijk Ros maken. Jef Heyvaert, Omer Van Wiele, Marc Macharis, Maurice De Paepe, Isidoor Vanderstraeten, Ronny Van Ransbeeck, Gustaaf Sterck, Cor Van Tilburgh, Jacques Testard, Rudy en Dany Verstrepen, Polly Van Wiele, Freddy Eeckhoudt, Ludwig Waterschoot, Ivo en Erwin Van Damme en Luc en Eddy Straetman togen aan het werk. Het afgewerkte paard woog bijna 500 kilo, was ongeveer 4 meter hoog en 2 meter breed. Het werd door 12 dragers getorst! Het nieuwe Ros kwam in 1976 voor het eerst naar buiten ter gelegenheid van de kermis in de wijk. Het zou bestaan tot 1986.
Buiten de stadsmuren is ook nog sprake van een Ros van Grembergen en van Sint-Gillis. In beide gemeenten is er sprake van meerdere exemplaren. In Sint-Gillis kende men een Ros Bayard, een Peit van de Buisstraat en het Peird van den Halt.
't Peird van den Halt Sint-Gillis
En toch houden we het beter op het enige échte Peirt van Dèrremonde!
We wagen ons aan een beetje historiek van het toiletpapier.
Reeds in de 17e eeuw maakten de mensen gebruik van papier om hun achterste van eventuele 'restjes' te ontdoen. Verder terug in het verleden moeten er andere middelen zijn aangewend voor dat doel. De Romeinen bijvoorbeeld, deden dit op een minder gemakkelijke manier. Zij reinigden zich in eerste instantie met hun vingers. In een later stadium gebeurde het met een stokje waaraan een spons was bevestigd. Van de Russen is bekend dat ze zich tot in de 18e eeuw behielpen met glad gepolijste schijfjes dennenhout. Op het platteland werd afhankelijk van het seizoen, stro of gras gebruikt. Archeologische opgravingen maakten reeds duidelijk dat in het verleden stukjes stof voor de reiniging werden gebruikt. Ook 'gatkrabbers' (driehoekige leisteentjes), schelpen, spaanders en dennenappels werden in vroeger tijden gebezigd. In de middeleeuwen kwamen linnen lappen in aanmerking. De nood maakte kennelijk vindingrijk en alles wat ook maar enigszins voldeed werd aangewend.Vaak was de toepassing afhankelijk van de persoonlijke voorkeur. Sommigen gebruikten hennep en zemelen, anderen zelfs schapewol!
Later als het papier werkelijk zijn intrede doet, zien we allerlei variaties ontstaan. Het nieuws uit de krant was nog verwerkt of deze ging al in repen om op te hangen in het toilet. Op het einde van de 19e eeuw komt uiteindelijk de machinale productie van WC-papier op gang. De eerste rol zou uit 1882 stammen, een Amerikaanse vinding... Ons papier nu... Een bezwaar tegen papier kan zijn dat het te ruw of soms te glad is. Met motiefjes, geparfumeerd, je kan het niet bedenken wat er allemaal bestaat. Hoewel... tegenwoordig is papier vaak niet meer nodig. Denk maar aan de toiletten waar je op plaats neemt en na de boodschap zelve functioneert. Het zuigt, spoelt en blaast! Maar dat is wel een regelrechte ramp voor de WC-papier-makers!
Ludieke woordenboek - deel 6, tevens laatste deel.
We vervolgen onze 'woordenboek' met de letters T - U - V, W, X, Y en Z. talluër: diep of plat - vèr in â broek vèr â te beschèireme tege ... tappèt: ingezéitene mè-j-achterbakse bedoelinge... (zie talluër) tapke: miëstal te kèrt téif: vraa, al of ni-j-in de péike tèllefongboek: bron van inkomste vèr uëgmiësters en brillemoëkers tèt: kinnjerspéilgoet, uëk vèr voëders / begin van 't Pèirt... tètter: vèr t'ave tingel: tangel toebak: kènde géive of kraige toepéi: iets minder as sjisjie trip: mannelaik trit: vraalaik trok: kènd' on â paur èmme / ni vèr van te léive trottenèt: skéitbort mè-j-e stier op tsjoepenéis: zi blaat of mauf as ge véil zjannéivel dringkt tut-tut-tut: bezètj
U uëg: ni liëg uëre: as ge ni 'n wiltj moeje voele uërendil: as ge nèffest een goej stammenéi woeintj uërendroëger: giënen ouitleg vandoen zéiker? uërlap: tampain in d' uëre uëvèirdegoërt: iëne die pèist dâ't â-j-is
V vadroej: vèr op te goën as ge de kozjen ètj vadrons: vèr af te rammele valdaake: snoeperderèi die g'uëk bè den appetéiker kèn kraige vallingk: achternoëm vâ ne Vlomse zanger (Jo) vanèigest: zjustemènt van tien néige: wiskundege ouitdrikkingk vèr iëne dâ ni kan tèlle. varisse: biënversiersele vasjkirie: smèirkoës mé-j-uërebèlle in een duske vavéire: ploitsj wordâ mennisters en bèrremiësters zitte véi-pé!: opèlp in de gruëte vakanse véirbroek: antréi van de mansbroek vèirefduës: bjoetie-kéis véirkintj: kintj van den Ailege giëst véndiesse: bradderie mè déirwèirdersassistènse verdift: auver doëtem vernain: zitj in 't stèrtsje of op een vraatong verziert: gezicht van een aa jonkait vètrinèir: doktaur dâ gin brifkes van de zikkekas moet géive vievambomma: patatte mè sossisse vlammeste: oënluëp vèr ne vloek voëderkesdag: nog ne plastrong
W wachele: sommegste éir broek / ander gillegans waiwoëter: ni vèr van te dringke of vèr a-j-in te wasse waurde: èjje dikkes touis wèirem: niks te kaat wèirek: vèir genoeg afblaive
X niks gevonne
Y nog véil minder gevonne
Z zèp: zien dâ g'er ni-j-ingerokt zéiventiën: miggezifter / iëne mè drèi tiëne te waineg zjèl: vèr dinge staif te moëke zjieverèirs: vind' auveral
Déir 't fait dâ z' er ier nâ toch auver béizeg zain wille'k ier uëk mâ waurdeke plasséire! Vèr gezont vâ laif en léin te zain is 't gerouë dâ g'alle doëge op tait en stont isj op de pot kèn goën, vèr d'auvertollege rèste ouit a schuë laif te kraige. Den iëne kiër is't ewwâ nor den èrte kant en den andere kiër is 't plat. 't Is gin iën van de twië pleziereg nowô! In 't iëste geval is't er een pèirdereméide..., ne suppozitwaar opstéike die gesnèjen is ouit e stik 'Sunlichtzjiëp'. Vèr 't twidde geval moeje ne kauteroëk in 't vier stéike, en as dië gloejent iët is moeje dië in een zjat melk stéike, ni-j-in â gat vanèigest! En tèn moeje vriëdeg oppasse wâ dâ ge doet. Ge kèn best diën iëte kauteroëk weglègge, mor die zjat melk die moej-ouitdringke, mè-j-of téigen â goestingk.
Wordâ'k ier uëk iet wil auver pladaize zain de 'wintjluëzinge'... 't Goëd ier ni-j-auver nen uëste- of ne wèstewintj, mor auver de mensjelaike wintj. In den doëgelaiksen omgangk is dâ béiter gekèntj as een 'schéit'! Omdâ dâ nâ ni van 't praupersten is, zèlle me dâ waurt ni te dikkes gebrouike., mô we kènne d'r ni-j-attait van tisse... Ze zeggen attait dâ véil wintj losse gezont is, mor 't is vanèige ni gezont vèr de die datter ontrènt stoën. Ni-j-alliën de réik, mor uëk 't lawait is ambetant. Buëne, schorsenéile, sprouite zain dinge die ni-j-oën te rouë zain as g'op véirant wètj dâ giër of doër nortoe moet goën wordâ véil volk in e klèi ploitsjke bèjiënkomt. Bè sommegste zain die wintjluëzinge vantait pessies 'lochtverploitsjinge'! Wie kan d'r dâ gedichteke nog? "'n schéit is een planéit, déir God geschoëpe en déir de mènsj geloëte". As't nâ-j-is dâ g' ieveranst tisse nen uëp volk stoët en d'r ontsnapt â toch iën, tèn kènde nog attait zègge: "éiden overléide, risteg en kallem, gestikt déir de wallem, een schéit die-j-ouit mâ protteke gléit"... Schuën nowô?
Hoewel we in ons vorig artikel lieten weten dat we de geschiedenis van 'de pot' gingen terzijde laten, gaan we toch even piepen in de annalen van het toilet... Veel van wat er in vroeger tijden gebeurde, is vastgelegd en beschreven in duizenden geschiedenisboeken. Nog meer echter is in de prullenmand verdwenen, vaak omdat het de moeite niet waard bleek om het te bewaren. De vondsten die archeologen doen berusten dikwijls op toeval, het geluk helpt een handje, maar over een veelzijdig onderwerp als de stoelgang is doorgaans weinig te vinden. De oorzaak ligt vooral in het feit dat het in cultuuthistorisch perspectief nauwelijks interessant was om de wetenschap er zich mee bezig te houden. Nochtans bestonden er in 3000 voor Christus reeds toiletten. Ook bij de Babyloniërs zijn toiletten aangetroffen. In Egypte werden zelfs WC's gevonden in de graven. Daar leefde de gedachte dat ook de doden zich dienden te ontlasten! De Egyptenaren trokken zich in hun huis terug om de behoefte te doen, terwijl de Grieken 'het' in het openbaar deden. In goed ingerichte kastelen (Middeleeuwen en later) moest men genoegen nemen door het achterwerk door een opening naar buiten te brengen, zodat de uitwerpselen in de slotgracht terechtkwamen. Voor het gewone volk was het in die tijden normaal dat ze de behoefte deden waar het uitkwam. Niemand vond dat aanvankelijk vreemd, ondanks de doordringende geuren en gemakkelijke verspreiding van besmettelijke ziekten. De eerste doorgedreven veranderingen kwamen er pas in de 18e eeuw. Ingrijpende hygiënische maatregelen werden noodzakelijk. Daarna werd alle aandacht gericht op het ontwikkelen van een toestel dat 'het zich in huis ontlasten' zou mogelijk maken. In de loop der tijden zijn er heel wat benamingen voor de 'WC' in het leven geroepen. Momenteel zijn de woorden 'WC' en 'toilet' nog het meest gangbaar. Wij komen hier zeker nog op terug...
We kwamen in het bezit van een foto van een 'ijzeren weg brug over de Dender'. Wij kunnen deze brug niet situeren. U wel? Zo u hier meer over weet, laat het ons weten zodat wij hieromtrent meer informatie kunnen plaatsen. Onze dank bij voorbaat.
We kregen volgende reactie van Marc Van Gyseghem (waarvoor onze welgemeende dank!): De brug waarvan sprake op de foto (ong. eind 19de begin 20ste eeuw) lag over de oude monding (Kasteelstr. Noordl.) en was eigendom van de chemin de fér Dendre et Waes een privaat spoorlijn naar St. Niklaas.
P pallaabere: wâ dâ z'in 't schéipekolléizje doen palléire: obbie van de miëste vraas pandarke: uëvèirdeg kieke parkéirméiter: vervangt de buëme langst 't stroët péikelèiringk: maaztje dâ 't joër ter véire ni verkocht is péimel: een mot mè-j-e karnavalkostum oën pèlong: vèr te géive péire: vèr te zien pèirdesaraup: is vâ pèire, ni vâ pèirde pertang: uërde véil vâ mènsje dâ niks willen èmme pètrol: vèr te géive gelèk as zjang pikuur: liever géive as kraige pilsjaar: ongestèlden èiringk pissain: al véil joëre weg opzèi van 't statouis pistong: polletikken daug plantong: pollies achter gellas poëter: vèr te schilljere pombak: a dikkes kapotgezonge pompon: tsjoep vèr op ne slatsj pomponneke: tsjoepke vèr op e slatsjke portemantau: kapstok vèr ne Franse frak porselainewingkel: dochter van de verzichtegait postier: iet dad' attait stoët pottekaréi: mèniessze vèr ouiselaike twiste prang: vèr op de néis te zette
Q uëk niks gevonne...
R radais: vèr ront a uëre te kraige raddekoël: karrèmaa réide: as't moet gemakkelaik te vinne ressèpse: op't statouis d'iën achter d'ander rèzjemènt: béiter iën vâ saldoëte as vâ vraamènsje roëp: dikkes nogl isj vuës
S salouë: wèrral iet dâ ge gemakkelaik kèn kraige schië: sèrrewaurdeg giën nies nemiër schuëmoeder: ni vèr alle doëge in ouis t' èmme schuëvoëder: assen bier mag is't nog niks sistèim: vèr op te wèireke sjandal: schoene téige de zwiëtvoete sjikkonéire: spesjalletait van de vraas sjokkelat (e stik): vraandrangk as z' isj méigoën en ni kènne volge
Na de studie van het cafébezoek gaan we het over iets heel anders hebben. Een blog over Dendermonde zonder dàt bepaald onderwerp zou een gat in onze cultuur zijn! In onze Dendermondse heimat wordt dit onderwerp vaak aangesneden, het lag er in het verleden waarlijk in de volksmond We gaan van de hoge nood een deugd maken! En wees eerlijk, het heeft lang geduurd hé!!!
Het is een vaststaand gegeven dat in het vroegere Dendermonde graag over de finale van de spijsvertering werd gepraat, waar dit item in andere regios met meer geheizinnigheid en preutsheid werd behandeld. In feite vindt men hieromtrent weinig informatie, behalve dan in medische zin. Er bestaan duizenden en duizenden kookboeken, maar over het eindproduct wordt bijna niets gepubliceerd.
Er bestaan verschillende manieren om je te ontlasten. De meest eenvoudige blijft onze hedendaagse manier, gewoon op de pot. Echter voor dat de WC, nu wel meer dan honderd jaar geleden, zijn ingang vond, was het de gewoonte om door de knieën te gaan en de boodschap ten allen plaatse achter te laten. En toch blijkt de hedendaagse manier nog niet de meest ideale. De vorm van de wc-bril drukt het achterwerk zo samen, dat de ontlediging niet volledig kan plaatsvinden en bovendien sporen nalaat. Trouwens het is tevens een onnatuurlijke lichaamshouding. De hurkzit is gewoonweg de meest perfecte manier om de stoelgang te maken. De bovenbenen drukken tegen het onderlijf, met als gevolg dat er druk op de onderbuik wordt uitgeoefend, wat de uitstoot bevordert. Wat de tijdsduur van een zitje betreft, kan men wel zeggen dat die zeer uiteenlopend is. De ene vertoeft graag wat langer in de kleine ruimte dan de andere.
Trek uw neus nu niet op, het is een onderwerp gelijk een ander en we gaan in verschillende delen deze Dendermondse folklore behandelen.
De geschiedenis van de pot, laten we terzijde. Die is te vinden in wetenschappelijke geschriften. We denken hierbij aan een boek Het latrinaire gebeuren
Wie herinnert zich niet het hart-motief in de wc-deur van onze grootouders? Soms kon het wel een ruit- een klaver- of een schoppenmotief zijn. Hoewel het hartje kwam toch het meest voor. Het was niet meer als een erkenningsteken om te weten waar het diende te gebeuren. De voorloper van de hedendaagse pictogrammen dus
Ver in de tijd hoeven we niet terug te gaan... Ik herinner me nog zeer goed als kleuter hoe mijn grootouders woonden. De pompsteen, de Leuvense stoof, de plank 'met een gat in' als toilet en van die dingen meer. We plaatsen enkele foto's van toen... (Met dank aan Guy Huybrechts).
Naar het einde toe van onze cafébezoek-studie willen we nog even dieper ingaan op hetgen je zowat kan overkomen...
We hadden het reeds eerder over het creëren van gelegenheden tot drinken. Vaak gebeurt dit volledig buiten de wil van de 'betrokkene'. Natuurlijk wanneer je vlug te overhalen bent, zal je eerder 'blijven hangen' dan iemand met ietwat meer karakter. Veelal wordt de oorzaak van een 'hangpartij' ten laste gelegd van één of andere toevallige ontmoeting, zoals van iemand die je in jaren niet hebt gezien... Dit is uiteraard de meest gemakkelijke oplossing bij de verantwoording van de late thuiskomst tegenover de partner. Meestal zal dan nog iemand worden gekozen die eerder onbekend is voor de partner, zoals een oude schoolkameraad die zij uiteraard nooit heeft gekend..
Maar al te graag wordt ook eens gelogen over de 'locatie', vooral wanneer deze niet zo naar de zin van de partner zou kunnen zijn. Men doet er dan best aan een niet zo bekend etablissement te noemen, waar mevrouw dan ook nooit aanstalten zal maken om er eens binnen te gaan. Vooral plaatsen die op de 'zwarte lijst' van de partner voorkomen worden best niet vernoemd. In dergelijke omstandigheden zijn de gevolgen vaak niet te overzien. Personen die op diezelfde lijst voorkomen worden best verzwegen.
Een gezegde dat zeker niet in het kraam van deze rubriek past is vast en zeker 'Wie zijn vrouw heeft meegenomen, is nooit te laat thuisgekomen'... Er schuilt wel een overduidelijke waarheid in, doch er zijn plezantere dingen in het leven dan je vrouw maar steeds mee uit te nemen... Waarom echtgenotes, verloofden en/of vaste vriendinnen hier steeds al 'storend element' optreden kan iedereen best voor zichzelf uitmaken. Wij kunnen ons hierover moeilijk uitspreken, gezien het enorme 'gamma' aan interpretaties. Toch stellen we vast dat verschillende cafégangers veelal hun partner meenemen op cafébezoek, doch dit blijkt als grootste reden te hebben dat deze dames dan worden belast met de betaling van de 'braspartij'. Wordt hiertegen door de dames gereageerd, krijgen ze meestal als antwoord: 'Ge moet dan maar niet meegaan!'.
Mannen die door hun partner aangespoord worden om 'eens op hun gemak een pintje te gaan pakken' lopen er niet dik. Meestal wordt dit door de mannen als 'zeer verdacht' beschouwd. Wat zit daar achter? Ze moet zeker iets hebben? Er zal toch geen 'andere' moeten komen zeker terwijl ik weg ben? Een degelijk antwoord op deze vragen moeten wij schuldig blijven...
Ondertussen zijn we al aan deel 4, de letters M - N - O...
M makrau: marsjang vâ léiventeg vliës zonder andelsrézjister makrong: koek mè pokken op zâ laif malojnegge: ne mènsj mè konstruksefaute Mante: vâ Kalle maraude: vèr op te goën Marie Plansjéi: moeder van de dochter vâ ... maudepoep: vraa van iëne die véil auveriere doet... mèmme: vraalaike longe / uëk krèfte en zoëge Mie Waidaupe: attait ontvangkelaik mik: 't gewèir van David vâ Gaulejat minne: konainesjal moejal: schuëmoeder / gebiervraa / ... moetsj: vèr auver te lègge mokka: vèr madamme mokke: vèr meniëre mouikes: bringe wâ léive in 't vliës
N nachtegoël: vaugel die mè de nachtploeg stoët nachtiërem: lifst mè-j-e schéil op Napaulejong: ouitvinder van de karnavaloet nè: astabliet néigetien: zéivetien plus btw néir: éitboëre melkverpakkingk nèmnâ: allâ nicht: iëste lief nikkotin: long-antebjautekum nimmendale: wâ dat de miëste manne touis te zeggen èmme nondeptsjes: kattelikke vloek nongkel: al of ni gesuikert famillelitj novéine: langkdiereg bezatsel nuët nemiër: wâ dâ ge belauft achter ne serjéize koëter
O ochèireme: de moejte ni vèr auver te klappe oddekolojn: 4711 oëngestuëte: sommegste vraas oëssem: langk, kèrt, stingkend - ge kènt er uëk op trappe okkozje: attait vâ proffetéire opsjaan: mè sommegste gië probléim optalluëre: vèr 't sondogs nor de mis te goën otverdomme: vloeke mè-j-e sproëkgebrek ouitzètter: verziet de stammenéis vam bier ouitzitter: dringkt 't bier van de stammenéis ouit
Een mens wordt al eens sentimenteel, vooral wat betreft je eigen familie, je eigen bloed. Het ergste wat je kan overkomen is het verlies van een dierbaar familielid... Het is een schrale troost te weten dat iedereen 'moet gaan'... Als het gebeurt kan je het niet hebben, ook al was je gewaarschuwd.
Ondanks dat ik 9 jaar geleden mijn vader verloor, is er geen dag dat ik niet aan hem denk. Hoe vaak komt 'pa' niet ter sprake. Jefke Verhofstadt, een naam die je nog vaak hoort, eender waar in Dendermonde. En daar ben ik fier op, het is een klein deel van de troost die je soms toch eens kan vinden. Pa was een échte Dendermondenaar, zijn denken, zijn spreken,... het was allemaal Dèrremons. Komt de liefde voor mijn stad van vader? Misschien wel. De liefde voor muziek en het beoefenen ervan zal ik zeker van onze pa meegekregen hebben. Hij was een 'goeie batterist' zeggen velen mij nog. Hij was actief in verschillende harmonieën en orkesten als slagwerker en gaf vroeg alles op omdat hij zich verantwoordelijk voelde voor zijn gezin.
Een hele ommekeer in zijn leven en van het ganse gezin was de verhuis naar het 'tribunaal'. Half de zestiger jaren werd vader 'huisbewaarder' van de Rechtbank van Eerste Aanleg. Kreeg hij daarom van sommigen de naam mee 'Jef Justice'? Pa hield van het leven en nam alles zoals de dag het hem bracht. Hij hield van mensen en zijn bijzondere toewijding voor zijn gezin en zijn familie vielen op. Steeds was hij bekommerd en zijn bezorgdheid was liefdevol. Elke afstand wist hij te overbruggen en dat bracht ons steeds maar dichter bij elkaar. Zijn bereidheid om iedereen te helpen sierde hem. Hij bekommerde zich om zijn werk dat hem zeer nauw aan het hart lag. Meer dan dertig jaar zou hij de job meer dan naar behoren vervullen, tot in 1998 het noodlot toesloeg. Vader werd ziek in oktober van dat jaar. Een maandenlange strijd tegen de slepende ziekte, bijgestaan door ons ma. Ook mijn zus deed alles en zelfs meer dan ze kon. De laatste maanden waren lastig, doch hij droeg alles met veel moed en zelfs optimisme enkel en alleen voor hen die hem omringden te sparen. Op maandag 30 maart 1999 verloor vader de strijd. Hij was 63 jaar...
Vaak wanneer ik aan hem denk schieten mij gedeelten van de (toepasselijke, maar ietwat gewijzigde) tekst van een nummer van Stef Bos door het hoofd...
Ik heb dezelfde handen, ik krijg jouw rimpels in mijn huid... Jij had jouw ideeën en ik heb mijn ideeën... Papa, ik lijk steeds meer op jou... Vroeger kon je streng zijn en God ik heb je soms 'gehaat'... Maar jouw woorden, ze liggen op mijn lippen... En ik praat nu zoals jij vroeger praatte... En misschien ben ik geworden, wat jij helemaal niet wou Maar papa ik lijk steeds meer op jou...
En dan vloeit meestal een traan over mijn wangen, een traan om het gemis... Want er was nog zoveel dat we elkaar moesten zeggen, nog zoveel dat we konden doen. Nog zoveel wat ik voor hem wilde doen... Nog steeds ben ik 'klein' en kijk ik op naar onze pa! En zijn woorden, ze liggen op mijn lippen... En misschien ben ik geworden wat hij helemaal niet wou... Maar weet dat ik nog van hem hou!
Liedjestekst 'O Dendermonde, gij stad mijner dromen'...
Een tekst die we schreven op de wijze van 'Eerbied voor jouw grijze haren'.
O Dendermonde, gij stad mijner dromen, met 't stadhuis, de Grote Markt en 't Paleis. Ja wij zijn fier, wij die er wonen van Dendermonde zelve te zijn. O Dendermonde, gij stad mijner dromen laag van gronde, maar hoog van gemoed. Wij zijn echt fier, de dochters en zonen van 't Ros Beiaard te mogen zijn.
Na de vele, vele jaren, zijt gij steeds even charmant Watersnood en veel ellende, hebben zich tegen ons gekant. Maar het heeft niet kunnen schaden aan Dendermonde, onze stad. Want zij werd in de loop der jaren, een stad met een hart!
Dat die van Aalst het niet begrepen hebben op die van Dendermonde, en misschien ook wel (een beetje?) omgekeerd, kunnen we zeker geen nieuws meer noemen. Maar dat Baasrode, ondertussen sedert 1977 een deelgemeente, de kaart van Aalst trekt is toch wel ietwat raar... Wat hebben de Dendermondenaars in hemelsnaam misdaan? De strijd tussen Aalst en Dendermonde, oorspronkelijk in de middeleeuwen begonnen, werd door Baasrode op afstand gevolgd. In feite spraken de 'palingboeren' zich nooit uit over wie wél en wie geen gelijk gehad. Ze vonden het eerder allemaal amusante toestanden. Tot plots Baasrode zich wél in de situatie wilde mengen... De palingboeren, wiens snuggerheid niet mocht onderschat worden, wilden op een bepaald ogenblik "hun" Schelde gebruiken als alternatief. 'Waarom zouden ze het tracé van de Schelde niet verleggen' dachten ze. Een kanaal tussen Baasrode en Aalst, via Wieze en Herdersem, zou toch perfect te realiseren zijn? Die van Dendermonde zouden best wel eens raar opkijken! De Aalstenaars zagen dit wel zitten! Wie weet kwam de paling uit de Schelde in Baasrode wel mee richting Aalst en waren ze niet langer 'ajuinboeren' alleen...
Waarom is het nu nooit zover gekomen? Wel, het is algemeen geweten dat Dendermondenaars zeer inteligente mensen zijn. Door die intelligentie is er steeds een ruime vertegenwoordiging geweest binnen de ambtenarij in Brussel. Het 'dossier' betreffende het 'alternatieve kanaal' Baasrode-Aalst is waarschijnlijk in handen gekomen van een uit Dendermonde afkomstig ambtenaar, en ja... Ge weet hoe dat gaat hé?
In onze rubriek 'Studie van het cafébezoek' behandelen we het onderdeel betreffende de gelegenheden tot drinken...
Hieromtrent bestaan verschillende meningen. Volgens sommige dames zijn er mannen die diverse soorten gelegenheden creëren om te kunnen 'drinken'. Enkele van de klassieke gelegenheden zijn: kermissen, allerlei feesten, geboorten, huwelijken, ruzies, sportmanifestaties, jaarmarkten, nieuwe buren, begin en einde van het verlof, de verlofdagen zelf, pensioen, vergaderingen, lottowinst, carnaval, bals, enzomeer. De speciale geledenheden daarentegen zijn onder andere onaangekondigd bezoek van schoonmoeder, pech met de wagen, een slecht rapport van zoon of dochter, de hond of de kat is loops, en vele andere...
Een ietwat speciale gelegenheid is toch wel een begrafenis. Vooral wanneer een collega-tooghanger naar de eeuwige jachtvelden is vertrokken. Zo'n gebeurtenis krijgt een dubbel facet. Er is aan de ene kant de treurnis om het definitieve afscheid, maar daartegenover staat ook de stille vreugde om het overleven... De triestheid wordt soms enigszins afgezwakt door het feit dat de aflijvige 'collega' kon terugblikken op een 'rijkgevuld' leven, zoals dat vaak zo mooi op het doodsprentje staat. Voor de collega-drinkers van de overledene zijn sommige begrafenissen regelrechte topdagen. Desnoods wordt er een snipperdag voor uitgetrokken. De vrienden willen allemaal present zijn. Vaak gebeurt dit zonder voorafgaandelijke afspraak. Ook al heb je bij vergetelheid geen rouwbericht ontvangen. Het enige gevolg daarvan is dat vaak de weduwe hiervan de volledige schuld krijgt, want een rouwbrief is het enige bewijs voor hun uitgebreid verdriet om het heengaan van hun toogmaat. Volgens hen hoort het nu eenmaal zo, je dient afscheid te nemen van je café-vriend, en daarmee amen en uit. Vanzelfssprekend eindigt de begrafenis niet na de teraardbestelling. De niet-drinker gaat na de begrafenis huiswaarts, maar de drinker ziet het helemaal anders. Een 'collega' begraven vereist een speciale techniek. Het begint al vroeg in de morgen. Zonder officieel te hebben afgesproken bevinden de vrienden zich in groten getale in het dichtst bij de kerk gelegen café. Er wordt weinig gepraat, ze kijken somber en de cafébaas rouwt mee om het verlies. De pint smaakt anders dan gewoonlijk. Als tijdens de offergang aan de lijkbaar wordt gepasseerd worden de 'collega's' zeer verdrietig. Als in een film zien ze hun overleden vriend nog samen met hen aan de toog staan, horen ze zijn moppen, zijn uitroep van geluk bij iedere pint... Nadat ze het prentje in ontvangst hebben genomen, verlaten ze onmiddellijk de kerk, volledig door verdriet overmand... Ze staan in het portaal allen samen nog even te wachten, juist alsof de overledene nog zal volgen, zoals de vorige keren. Er is altijd één individu dat het initiatief neemt, ondanks het feit dat hij het hoofd vol leed heeft. Hij geeft een bijna onzichtbaar teken om in het café van daarnet verder te gaan treuren. Na enkele pinten gaan ze even aan het raam staan en aanschouwen de 'stoet' die voorbij trekt. Daarna trekken ze zich terug aan de toog met enig respect voor de lege plaats die er nu is. Opnieuw neemt iemand het initiatief en zegt: "Geef ons nog iets"... Daarna beginnen de verhalen, eindeloos lang en veel. Naarmate de dag vordert worden ze nog uitvoeriger. De uren glijden voorbij en 's avonds, of 's nachts, naargelang, hebben ze allen zoveel bier in hun lijf dat er met hen niets meer aan te vangen is. Ze zijn wel unaniem overtuigd... de overledene zou het zo gewild hebben, hoe je het nu draait of keert. In al hun verdriet stuiten de meesten dan thuis weer op onbegrip. Zelfs wanneer ze dan antwoorden dat ze de laatste wil van hun vriend wilden respecteren zit het er bovenarms op. Sommige vrouwen hebben écht geen greintje respect voor het overlijden van een vriend-tooghanger, waar ze zovele uren hebben mee gesleten en practisch nooit een woord hebben mee gehad...
I iëkenaut: dierem bazaar ieveranst: ni wéite woër iffra: zjust véire dat de mokkes een vraa wèrre iksel: ramp ingeval vâ kèrt èireme isj: derde waurt van 't begin van e spraukske (d'r was isj...)
J jaawatte: komméireproët Janneke: en Mieke jommejâ: wie pèist doër nâ-j-op joër: komd' alle joëre vedrom joëremèrt: zatte bedoeningk jongkait: mait van de paster jongkman: slimme mènsj jonne: iet / ne frang / mizéire
K kabas: manne die waineg te zeggen èmme mauge die droëge kabbeljaa: vroeger te kuëp in de vissemain kabbenèt: mennisterbèrrau / 't euske kalf: ne stommen achterwèsauver kannikel: kornain kanoël: drèi - bestoë nemiër, is TV-uëst karramèlle: 't zèlde as een kokkenaut kastojne: uëk 't zèlde as een kokkenaut katouit: zatte bedoeningk kèirpel: ... "en mèire danse de réize!"... kéitingk: wordâ verschèi manne oënligge kiek: famille van d'ènne kokkenaut: 't zèlde as kastojne en karamèlle (doed éive zjiër) komméide: ne gemintjeroët kwik: vouil gazet
L lantèire: de mèrt stoë vol léivere: bè de koitsjers libberoële: zu blaat as een schoille lieke: d'r zain d'r gralaik véil, schuëne en liëleke liëpe: trikke lingkoërt: nuët ni vèir betraa! loensj: ni zouiver
Prudent De Corte was jarenlang kapelmeester van de Muziekkapel van de Brandweer (aangesteld in februari 1946). Hij bleef deze functie verzorgen tot 1986. Wij herinneren ons van 'Predang' zijn speciale manier van aangeven welke mars er ging gespeeld worden... Wie herinnert zich bijvoorbeeld niet: "Numerau 4 blad af"... Prudent De Corte overleed op 18 mei 1994.
De Muziekkapel van de Brandweer in 1960. We herkennen o.a. op de onderst rij:Edgard Korte, Louis Willems, Jozef Lenssens, Corthals, Louis De Rop, Gustaaf Vergaelen, Willem Everaert, Willy Van Beveren, Prudent De Corte, Jef Vergaelen, 'Pakenau' Frans Bogaert, Sylvain Goeman. Op de tweede rij: Arthur Neefs (tamboer-majoor), Charel Schelfhout, Roger Dauwe, Jozef Verstrepen, William Van Den Brande, Isidoor Van Vlemmeren, Albert De Smedt, Brootaers, John Haffner, J. De Schrijver. Derde rij: Willy Beeckman, Louis De Brandt, Gust Ghijssels, Gustaaf Van Gijseghem, Jan De Donder Vierde rij: Louis Erpels, Valerie Peeters, Theo Pieters, ... Helemaal bovenaan: Pierre Van Gijseghem, Benoit Van Geertruyen, Pierre Huylebroeck, ...
We vervolgen onze ludieke woordenboek met de letters E - F - G - H.
E èffe: potte pakke éitkoëmer: ploitsj / valse tanne èkkonomie: afangkelaik van de doppers èllembaug: vèr e ploitsjke on 't stat of on de stoët ènne: famille van de kiek èrtefrètter: azuë kanne'k er verschèi èssepikker: azuë uëk èttalaasj: vèr poepe in te zètte ewwâ: majonèis op â frit èzzele: gelèk sommege mennisters
F faméis: 't omgekiërde vâ ni faméis Fikke: véirnoëm van Tsjing Boem filjamméirekèi: préparéi of gewuëne filloe: volgd op "iëte" floréire: wâ dâ de miëste stammenéis nimme doen fottau: dâ's goed as g' op papier pakt, mor anders... fritkot: waineg goej in Dèrremonde frotte: de vraas zegge dâ ze ni-j-anders moete doen futtuletaite: bepoële miëstal oe langk dâ de regéiringk oënblaift fuuze: aster nog iën komt is Oilsjt bè Dèrremonde
G gaizelt: bring miër verbrouik vâ zaut méi galle: van de zouip galosje: schoenen mè nen èimpèrméjabel gamèlle: e stik van 't servies van de mennister â lantsverdéidegingk gardavau: wâ dâ man vraa zegt azze'k 't soëterdogs vertrek om een pintj gardeboe: vailegait téige vraamènsje die parkéire gatlèkker: vind op ieder wèirek garsong: waineg goej te vinne gebouist: probléimù van de jéigt géimelte: blaffong van de mont gekapt: sossisse zonder vèl gillegans: wèr miëstal gevolgd déir 'nor de kluëte' glaurie: allèloeja goddelaik: de miëste saurte bier gotverdomme: de virde persuën van d'Ailege Drèivildegait grabbeléir: kan miëstal zam puëte ni touis ave grendel: èireme mènsjeslot
In dit derde en laatste deel is ons voorbeeld ter plaatse gekomen in het volgend café, zijn stamcafé!
De collega-drinkers van elke week zijn aanwezig. de muziek staat nogal stil en er lijkt niet al te veel sfeer aanwezig. Ons voorbeeld bestelt zijn pintje en vraagt om de muziek enkele decibels meer te gunnen. Gezien er niet veel vrouwen aanwezig zijn in de zaak wordt door onze vriend dan maar eens gedanst met een barkruk die in zijn onmiddellijke omgeving staat. Het minder stabiele van zijn tred valt enigszins op. Wateroverlast dringt zich op en hij trekt naar de WC. Voor de meeste aanwezigen is het duidelijk dat hij niet meer zo goed te been is. Heeft hij nieuwe schoenen aan of wat? Wat hem ineens bezielt weet geen mens... Met het 'gereedschap' in de hand en waggelend van links naar rechts worden een aantal scheldwoorden geuit aan het adres van de nieuwe regering. Betreft het een nawee van de oplossing van de politieke problemen van de vorige dag? De discussie met zichzelf is nogal vlug geluwd en terug in het café luistert hij naar de tonen van een nummer van Elvis Presley. Prompt begint onze vriend zijn talenten als play-backer en rock'n roller te demonstreren. De nepzang en het dito gitaarspel kunnen er door, maar de danspasjes blijken eerder afkomstig van een miskende Afrikaanse stam. Door de toeschouwers wordt fors gelachen en dit geeft hem de stimulans om als gelegenheids-showman nog beter uit de hoek te komen. Een hels gerammel overstemt plots de muziek... Het gerammel is afkomstig van de niet voorziene buiteling die onze 'showman' maakt, waardoor hij tussen de caféstoelen en -tafels belandt... "Elvis" wordt rechtgeholpen en neemt rustig plaats op een barkruk. Van de pint wordt de eerste minuten niet gedronken. Waarschijnlijk heeft de 'vrije val' daar wel iets mee te maken. Door het feit dat hij zo rustig en verzadigd voor zich uitstarend aan de toog zit, ziet hij duidelijk hemelse visioenen. Na enkele minuten begint hij in te dommelen bij de onaangeroerde pint. Er is op dat moment muziek te horen van Abba... 'I have a dream...".
Als de andere klanten de zaak hebben verlaten is het ondertussen 1.30 u geworden en "Elvis" wordt door de waardin uit zijn diepe roes gewekt. Een beetje mompelend, waarschijnlijk omdat ze hem uit het bed van 'Priscilla' heeft gehaald, zet hij zich recht en gaat naar buiten. Op de fiets wordt enigszins verder geslapen, maar toch wordt 'thuis' bereikt zonder kleerscheuren. Deze keer geen tuimeling over een achtergebleven attribuut van de kinderen, maar wel om veiligheidsredenen richting zetel... de 'Mount Everest' van de dag ervoor kon waarschijnlijk om dezelfde reden niet beklommen worden.
De zondag wordt een echte rustdag. Een dag van eten en slapen. De nakende werkweek moet fris worden aangevat...
Een oude foto van Café Den Ooievaar op de Grote Markt. Thans is dit café er nog steeds gevestigd. Op de gevel staat de naam van de toenmalige uitbaters, De Smet-Van Puyvelde. Het jaartal van de foto is ons onbekend. Ooit was daar café 'De Patapoef' gevestigd.
Het overlijden werd ons gemeld van de heer Piet Moereels, 'Ere-Draeckenier tot Aelst'. Piet was 'hippoloog', een paardenkenner, en wist dit steeds op zeer spirituele wijze te verwerken en aan te brengen in verband met de gezonde rivaliteit tussen Aalst en Dendermonde. Zijn verbondeheid met de 'klassiekers' en zijn gehechtheid aan paarden kwam vaak tot uiting in de teksten die hij hieromtrent schreef. We herinneren ons een artikel van Piet uit 1963 met als titel 'Staarten zonder paard' dat werd opgenomen in de brochure 'Mijn Paard schoon Paard', uitgegeven naar aanleiding van de Ros Beiaardommegang 1990 (Dendermonde). Ook zijn voordracht op de 'Paardenzitting' te Aalst in 1975 zullen velen onthouden hebben.
Piet Moereels werd Opperdraeck, na het overlijden van Frans Wauters in 1999. In 2007 legde hij het voorzitterschap neer wegens zijn leeftijd (toen 86 jaar), en werd hij opgevolgd door Odilon Mortier.
Op 4 april is Piet Moereels overleden. Langs deze weg willen wij onze innige deelneming betuigen aan de familie en aan de Kaiserlycke Souvereine Caemere der Draeckenieren tot Aelst.
Op vraag van enkelen die onze ludieke Dèrremonse woordenboek kennen uit het verleden publiceren wij deze graag (in delen uiteraard) op deze blog. Misschien zullen velen niet altijd akkoord zijn met de verklaring die wij eraan geven, maar daarom is het nu eenmaal een ludiek woordenboek.
We starten met de eerste vier letters van het Dèrremons alfabet; A abbazjoer: lampekap, of oet van een madam ajoin: nen Oilsjtenèir Ajoinegem: troetelnoëm vèr Oilsjt akker: 't lant van den ... alf kortier: 1/8 van em biëst alierblouire: uëftdeksel van èlde - uëk vèr in stauverèi te doen allabonuir: auvergewouët vam Brissel alwéiter: nen ontvanger van de belastinge ammeloëke: toëfelloëke mè karraukes aurèkka: attait kontèntj as't bier opsloëgt auverluëpe: spèsjalletait vâ polletikkers auverpampele: manne doen dâ bè de vraan
B balkong: verouitstéikent sieroët bè 't vraavolk bauningk: goe gezaute bèirpit: iet vèr léig te trèkke en op 't lant van den akker te kappe belot: rebelot bistsje: kan vrië zjiër doen brakkenier: ne muësser brèdde: avangent lichoëmsonderdiël
C niks gevonne...
D dansingk: wâ dä m'n ier mangkéire dèirem: g'ètj nen dikke, nen dinne en nem blènje déirlichte: program van 't schéipekolléizje déirslag: wèr nogâ dikkes isj gegéive dèlper: dâ pakt auver as ge stammenéi goëd ave demonstroësse: werd uëk gegéive deprèsse: waurt van de wéirman of -vraa dèrp: iet gelèk as Oilsjt dèsteg: de miëste manne zain dâ dobbel: iëste gedilte vâ krait dollaars: wâ dâ de miëste mangkéire droët: werd uëk gegéive duë: as de snië smèltj
We publiceren een foto van een (onbekende) wielrenner, waarvan wij vermoeden dat hij toch wel iets met onze stad te maken heeft. Weet u hier meer over? Laat het ons alvast weten.
Wij ontvingen een reactie op dit bericht van dhr. Robert Asselman, die ons schrijft hetgeen volgt: "bijna met zekerheid dat dit, Frans Bonduel uit Baasrode is, geboren 26-09-1907, overleden 25-02-1998".
Onderstaande foto, van het stedelijk politiekorps anno 1956 werd al eens eerder gepubliceerd op dit blog, doch was van mindere kwaliteit. We plaatsen de foto opnieuw en trachten er zoveel mogelijk namen bij te plaatsen.
Bovenaan vlnr: Florent Claessens, Jozef Gribbe, Cyriel Peleman, Hendrik Spanoghe, Ivo Van Lijsebetten, Marcel De Meyer. Midden vlnr: Xavier Segers, Albert De Saeger, Marcel De Boeck , Desiré De Clippel, Emiel De Bock. Onderaan vlnr: Jean Van Der Veken, Florent De Potter, Jozef Claessens, Adjunct-commissaris Beeckman, Commissaris Hillewaert, Robert Van Nieuwenhuyse, Jozef Van Wiele, Isidoor Van Vlemmeren.
In datzelfde jaar werd voor het eerst een politiewagen - merk Austin - aangekocht tegen de prijs van 119.780 Belgische Franken. Aanvulling M. De Meyer werd gedaan door Louis Scholliers, waarvoor onze dank.
Zoals beloofd in deel 1 breien we hier een vervolg aan ons artikel... We hebben het nog steeds over ons zelfde 'voorbeeld'.
Thuis aangekomen heeft ons voorbeeld problemen met het vinden van het sleutelgat en begint te mompelen dat hij toch beter wat minder zou drinken... Goede voornemens zijn alleszins een begin. Na enige tijd is het probleem opgelost en kan hij zijn nederige woonst betreden. Ondanks het feit dat hij weet dat hij miskweekte kinderen heeft verwekt is hij blijkbaar toch onvoorzichtig genoeg om over een rolschaats te vallen die blijkbaar in de gang is blijven staan. De nodige decibels worden geproduceerd, wat tot gevolg heeft dat het ganse huishouden en hoogstwaarschijnlijk ook de buren langs beide kanten gealarmeerd worden. Met een geruststellend "Ik ben het!" zet hij zijn weg verder terwijl de andere gezinsleden zich op een andere zijde draaien en verder slapen. Ze zijn er blijkbaar gerust in en wetende dat het de nacht van vrijdag op zaterdag betreft. Wanneer hij klaar is om te trap te beklimmen om zich naar zijn bedstee te begeven volet hij aan dat hij als het ware de 'Mount Everest' moet gaan beklimmen, en besluit zich dan maar op de zetel te slapen te leggen en zijn in het stamcafé opgestarte roes verder af te maken. Weggezakt in de divan vertoeft hij nogal vlug in dromenland en zaagt hij menig boompje middendoor, wat dan weer op de zenuwen werkt van moeder de vrouw die een drietal keren vanuit haar bed vraagt 'of dienen boogaard nog niet plat ligt'... Wat een vader toch lijden kan...
Slapend als een roos brengt hij de nacht door die de 'grote' dag voorafgaat. Ja, de zaterdag is de grote 'uitgaansdag' en daar zal geen mens hem van tegenhouden. In de late namiddag is hij al op pad, om toch maar niets te mankeren met de stamgasten en collega-pintendrinkers in de zo begeerde cafeetjes op zijn wekelijks parcours. Na een stevig maal wordt het badje genomen en om 17.30 uur is de start voorzien. de vrijetijdskledij is tot in de puntjes in orde, de haren zijn gekamd en dat is zowat het voornaamste voor de aanvang. Stipt om 17 uur worden nog enkele boterhammen naar binnen gewerkt en is nu alles rond voor het vertrek. Er wordt op de fiets gestapt en een rit van zo'n 10 minuten brengt hem bij zijn eerste kroeg. Daar wordt een spelletje darts afgewerkt en worden de eerste vijf pinten naar binnen gegoten. Rond 19 uur gaat het richting café 2. Zijn drie kaartgezellen zitten reeds op de voorziene plaats en bestellen een pintje voor de binnengekomen 'vierde man'. Er worden vier rondjes 'op het spel' gegeven en de drie 'boomkes' eindigen rond 20.30 uur. Er wordt nog eentje gedronken op de winst en de koers naar het volgende café kan een aanvang nemen. Door het feit dat ons voorbeeld elke week zijn zelfde parcours rijdt is het geen rariteit dat bij aankomst in het volgende café het tapbiljart vrij is wanneer hij zijn fiets tegen de voorgevel onder het raam plaatst. Eerst een pintje bestellen en dan de keu in elkaar vijzen. De partij kan beginnen. De eerste partij verloopt zowat vlekkeloos en wordt gewonnen. Er worden weer pinten besteld en bij de tweede 'manche' wordt het duidelijk dat de alcohol zich laat gevoelen. Enkele flagrante missers zorgen ervoor dat de medemaat begint te zagen. De tweede partij wordt dus verloren en bij aanvang van de derde partij wordt er nog eens besteld. Bijgevolg wordt de derde partij ook een regelrechte ramp en wordt er dus nog maar eens gedronken op het verlies. Kwart na tien is het vertrek voorzien naar de volgende post. Bij het buitengaan mompelt hij iets tegen zichzelf... Gaat het over het biljart? Spreekt hij tegen zijn fiets??? De ruimte die nodig is om zich te verplaatsen met de fiets is vooral breder geworden, er lijkt wel iets te schorten aan de besturing van de fiets. Om 22.30 uur precies wordt het volgende café betreden...
De rest van het verhaal krijgt u in een volgende aflevering.
Een foto van 1988. De Gildereuzen staan opgesteld aan het vertrek van de Middeleeuwse Reuzenommegang in augustus. De begeleidende agenten zijn vlnr: Dennis Foster, Edgard De Boeck (+), Paul Leemans, Xavier Segers, Patrick Vandenhove, Louis Scholliers (vroeger ook zelf reuzendrager van 1961 tot 1970) en Emiel De Bock (+).
Een foto uit 1954. de reuzen Goliath, Mars en Indiaan voor 'de politiewacht'. De dragers van dienst zijn: vlnr: Oscar Van Beglen, Henri Van Beglen, Pierre Van Den Brempt, Gustaaf Coenen (Den Didong), Lievin Van Iersel, Maurice De Wolf en Frederik Van Den Brempt (Free Kotsje).
De politieagenten zijn (links) Petrus Van Den Broeck en (rechts) Karel (Charel) Van Gucht. Naast de politieagent links, ziet u half verscholen Henri Dauwe, toenmalig persmedewerker (Denderland) en helemaal rechts beenhouwer De Munter uit de Dijkstraat.
Onderhavige bijdrage putten wij uit een verslag van een onderzoek van een college van professoren, volkskundigen, psychiaters, rechtsgeleerden en oudheidkundigen. Tien jaar heeft het onderzoek in beslag genomen. Tal van discussies werden gevoerd in de schoot van dit college. Toch moeten wij meedelen dat de selectie van de collegeleden zeer zorgvuldig is gebeurd, opdat de volledige onvooringenomenheid zou zijn gewaarborgd. De bevindingen van het college:
Na ernstig onderzoek en rijp beraad is het college in concensus tot volgende bevindingen gekomen. De vestiging Dendermonde is ouder dan dat algemeen wordt aangenomen, en is ontstaan kort na de zondvloed. Toen het water wegtrok vestigden zich hier de eerste bewoners, afstammelingen van Noach, en dit wegens de uitzonderlijk goede ligging. De duiven, dewelke zich heden ten dage nog steeds in talrijke kolonies, in en rond Dendermonde bevinden, stammen rechtstreeks af van deze door Noach vrijgelaten. De vestiging kende een enorme bloei en welvaart, welke eeuwenlang zou duren. Dit bracht mede dat na verloop van tijd, allerlei duistere figuren in en om de stad neerstreken. De toenmalige heersers van de stad besloten een modelinrichting te bouwen waar die individuën door middel van vooruitstrevende herscholingsprogramma's tot volwaardige en respectabele burgers konden worden omgevormd. De omscholing kende een groot succes, enkel een bepaalde stam, de Ajuinobieten, waren voor herscholing niet ontvankelijk. Het was onmogelijk de Ajuinobieten iets bij te brengen door het gebrek aan intelligentie. Er werden onmiddellijk maatregelen genomen de stamleden werden buiten de stadsmuren gezet. Zij werden verbannen naar een plaatsje met name 'Alostrum', enkele kilometers buiten Dendermonde. De ontleding van die naam staaft de thesis; A = ajuin / los = lossen, gelosten / trum = plaats > dus Alostrum = plaats waar de Ajuinen gelost werden.
Uit de rapporten van een professor emiritus, die deel uitmaakte van het onderzoekscollege blijkt dat de aanwezigheid van een weliswaar onbewuste reflex, om al wat met de stad Dendermonde te maken heeft, te bespotten, veroorzaakt wordt door een minderwaardigheidscomplex dezer Ajuinobieten. Dit complex wordt gecamoufleerd door grootspraak. Dat deze Ajuinobieten zich niet schamen om flagrante leugens te verspreiden om aanspraak te kunnen maken op bezittingen van de stad Dendermonde, kadert in een psychiatrisch totaalbeeld en is het gevolg van hun levenswijze. Bewezen is eveneens, dat sommige bestanddelen van het uiengewas de hersencellen zwaar aantasten en aldus waanvoorstellingen teweegbrengen. Dat zij zich in de loop der tijden 'Kaiserlycke stede' zijn gaan noemen staaft deze stelling.
Toen Keizer Karel op de hoogte werd gesteld van het bestaan van Alostrum, wou hij zich persoonlijk van de toestand vergewissen. Vergezeld van Dendermondse ridders, geroemd om hun moed en dapperheid, bezocht hij het plaatsje. Doch, ook hij diende zijn pogingen om deze stam enige vorming te geven, te staken. Hij verleende Alostrum de titel 'wederopvoedingskolonie', wat door de Ajuinobieten verkeerdelijk als 'vrijheids- en stadskeure' werd beschouwd. Tot zover het verslag.
Stadia van 'voorkomen' na verbruik van pinten - deel 1
In feite konden we dit hoofdstuk ook beginnen met de titel "Stadia van dronkenschap", maar uit ervaring weten we dat 'dronkenschap' niet zo'n bijster goede indruk geeft. Het zal eenieder zeker niet ontgaan, dat aangaande dit onderwerp er ook verschillende categorieën bestaan. Het zou al te gemakkelijk zijn ons te beperken tot een onderverdeling tussen 'licht beschonken' en 'krimineel zat'. We trachten alles duidelijk te maken met een 'voorbeeld'. Een doordeweekse 'drinker' die op pad gaat wordt door ons op de voet gevolgd... Maar al te graag hadden wij hier iemand genomen uit onze café-kenissenkring, maar uit vrees voor represailles houden wij het maar fictief! Om te vermijden dat sommigen zouden gaan vergelijken met personen uit 'hun' kringen nemen we het patroon van een weekenddrinker en zullen af en toe, tussen de regels dan, eventueel een vergelijking maken met de dagelijkse verbruikers...
Na een zware werkweek heeft het leven voor ons voorbeeld blijkbaar niet veel zijn meer. Het wordt hem elke zaterdag duidelijk dat hij met de verkeerde vrouw is getrouwd, miskweekte kinderen heeft verwekt en dat het werk van vandaag ook niet meer is wat het geweest is! Hij kruipt echter niet stomweg voor TV op vrijdagavond, maar gaat hem 'ne goeie gaan halen'. Dit als voorbereiding op de 'grote' zaterdag die voor hem heilig is en waarvan hij de meeste tijd doorbrengt op café... Hij ziet de vrijdagavond als 'opwarming' voor de zaterdag en legt zijn parcours langs herbergen die hij niet als zijn stamcafé beschouwt. Het begint in café A waar hij zijn eerste dorst lest met een viertal pinten. Het weer van de voorbije week is besproken en hij kan zijn weg verder zetten. In café B heeft hij samen met enkele collega-tooghangers bij een drietal pinten, een deel van de politieke agenda van de voorbije week doorgenomen en houdt nog een gedeelte over vor zijn volgende halte. Café C is de ideale plaats om reeds enkele politieke problemen, die door de ganse ministerraad maar niet opgelost raken, tussen pot en pint wel degelijk een oplossing te bezorgen. Uiteraard gaat dit gepaard met de noidige discussie, op het randje af van wat getier en geroep en enige voorspraak voor zijn eigen partij. Met enige fierheid, tengevolge van de gedeeltelijke oplossingen die voor Leterme en zijn companen menig probleem gaven, zet hij zijn weg verder na het betalen van zijn negen pinten. In café D herinnert hij zich plots enkele moppen en begint deze te vertellen tot groot jolijt van sommige aanwezigen en tot spijt van enkele anderen. Er wordt nog nagekaart over hem, terwijl hij al aan de toog van café E geniet van zijn zoveelste pint. Ik raak stilaan de tel kwijt, maar mijn voorbeeld kennelijk ook. In café F wordt mijn voorbeeld nostalgisch en gaat over tot het vragen van een verzoeknummer op één of andere cd die de patron, natuurlijk niet bezit. Hij murmelt tegen de baas dat het nochtans een schoon nummertje is en dat hij zich dat zeker moet aanschaffen. In zichzelf beklaagt hij zich ondertussen nog maar eens over het feit dat hij met de verkeerde is getrouwd, en deze gedache geeft hem de moed om in de ogen te kijken van een dame die in datzelfde café aanwezig is. Hij stelt echter vast dat zijn blik wazig wordt en doet hem vermoeden dat hij stilaan zal moeten gaan 'brillen'. Rond middernacht denkt hij er plots aan dat hij nog langs zijn stamcafé moet passeren voor het betalen van zijn lotto-deelname. Hij trakteert zichzelf nog op een pint en bestelt ook iets voor de tooghangers met inbegrip van de waardin. Plots wordt hij overmand door vermoeidheid en valt met het hoofd op de toog in zuil... Hij hoort nog net de stem van de bazin die zegt: 'Hela, dat is hier geen hotel!'... Hij strompelt naar buiten en begint aan zijn weg huiswaarts...
We vonden een foto terug van de Dendermondse Reuzen in 1963. De foto is evenwel van mindere kwaliteit. Mocht iemand de originele foto bezitten zullen wij deze graag in de plaats zetten. We zien vlnr. Agent Xavier Segers, Romain Waterschoot, Oscar Van Beglen, Willy Verhelst, Jef Raman, Emiel De Weese, Frans Buggenhout, Hector De Vriendt en agent Jean Van Der Veken. Zittend, de trommelaars Lucien, Ernest en Louis Willems.
Blijkt dat een naam verkeerdelijk was opgenomen. We kregen een reactie van dhr. Louis Scholliers die ons liet weten dat de 4e van links niet hijzelf is maar Willy Verhelst. Onze dank voor de reactie!
Onderstaande foto werd ons doorgespeeld, doch zonder enige informatie. We denken dat het om een huwelijksjubileum gaat. We herkennen o.a. sommige personen uit de omgeving Begijnhoflaan - Sint-Rochusstraat... Weet u hier meer over? Laat het ons weten!
Blijkt, enfin, blijkt..., er is voldoende bewijskracht dat de Aalstenaars reeds meerdere malen de vraag hebben gesteld om het Ros Beiaard in de Aalsterse stoet te laten 'paraderen'. Volgens het "Ros-Beiaardhandvest" is dit volkomen uitgesloten. Het enige échte Ros Beiaard van Dendermonde mag niet buiten de 'stadsmuren', laat staan naar Aalst! In 1935 werd ook diezelfde vraag gesteld en kreeg men zowaar een negatief antwoord. In dat jaar werd echter een 'Ros Beiaard' in de stoet gezien, het was eigendom van de Ros Beiaardvrienden uit Sint-Gillis (thans deelgemeente van Dendermonde). Wij vermoeden dat het gaat om 'het Peird van den Halt'.
Ik zouë giëne kauningk wille zain, azuë ne stiel dâ wéize'k af. Attait mor prèzaa zain, van in â wieg tot in â graf. Mè sjandèirme en saldoëte, mè miljoene in â kas. 'k Zouë dië post on een ander loëte, mor 'k wââ wâ'k mennister was...
'k Zouë vèriëst ni langer wille, dâ die-j-iëre vâ fatsoen nutteluëzen tait verspille, en léive zonder iet te doen. Aleman zouë moete wèirke zonder onerschiët vâ klas. 'k Zouë de moëtschappèi verstèirke, azze'k ik mennister was.
Ons lant zouë wel verandere, giëne mènsj waster nog èirem. Ni miër vèr den iëne as vèr den andere, en alles zonder tallèirem. Nieverst waa'k nog disketoësse, alles zjust vâ pas. 'k Zouë zèrge vèr d' ammezoësse, azze'k ik mennister was...
In ons volgend deel omtrent de'studie van het cafébezoek' hebben we het over de 'gedragingen' van de cafébezoeker.
Het binnenkomen in het café gebeurt als het ware een beetje onverschillig. Niettegenstaande het toch een beetje "zijn" café is, omdat hij er ongeveer dagelijks een hoop onrechtstreekse belastingen komt betalen. De begroeting geschiedt bij middel van een 'knik', een woordeloze goedendag. Er wordt even rondgekeken, er wordt geconstateerd dat het wel degelijk het goede adres is en dan eerst maar gaat men de bestelling doen. Meestal binnensmonds en zonder op te kijken luidt het: "pintje". Wanneer het een ervaren en bij-de-zaak-zijnde waard of waardin betreft hoeft de binnengekomen klant zelfs niets te zeggen. Met de ideale en juiste timing wordt een prachtexemplaar, met puike 'col' op deskundige wijze voorgeschoteld, en dit na het uitwisselen van enkel en alleen een blik tussen beide personen. Routine wordt dit genoemd... Soms gebeurt het ook wel, dat van zodra de klant heeft postgevat op zijn vertrouwelijke plaats aan "zijn" toog of "zijn" geliefde tafel, de uitbater of uitbaatster het gepaste moment afwacht en dan vertrouwelijk murmelt: "pintje zeker?". Vaak wordt een vieze blik gericht naar degenene die als toevallige klant de bepaalde plaats aan de toog of aan tafel van de vaste klant heeft ingenomen...
Dan volgt het verder verloop... Vooreerst bekijkt de klant de hem voorgeschotelde 'consumatie', neemt het op steeds dezelfde manier in de hand, draait er deskundig mee over het bierviltje of het ondertussen geïntegreerde sponsen toogdoekje en neemt binnen de kortste keren een eerste slok. Deze slok kan klein of groot zijn, naargelang de noodwendigheid. Het glas wordt onmiddellijk daarna neergezet, zonder ook maar één spier te verkrampen en na enkele luttele seconden volgt een zucht van verlichting. Als een dagelijks ritueel wordt het schuim van de bovenlip gelikt als blijk van genoegdoening. Na enkele ogenblikken volgen slokken twee en drie, waarna enkel nog schuim overblijft op de bodem van het glas. Het glas wordt opnieuw op de toog gezet en lichtjes vooruit geschoven in de richting van de 'tapper'. Dit signaal is voldoende om en tweede exemplaar te verkrijgen, met dezelfde mooie kraag, gladgewreven met de daartoe voorziene spatel... Nadat ook de inhoudelijke centiliters zijn geledigd volgt eenzelfde scenario dat zich nog enkele malen zal herhalen.
Nadat een viertal exemplaren zijn geledigd treedt enige loslippigheid op. De eerste woorden die uit de mond van de klant komen handelen meestal over het weer. Weer of geen weer, vaak is het redelijk goed, slecht, kan het beter, is het te warm of te koud, is het te nat of te droog of te gesloten... Na nog enkele pinten te hebben naar binnen gegoten kan het de cafébezoeker allemaal niet meer schelen, zeker niet nu deze op de vertrouwde lokatie vertoefd. Het café is een wereld in een wereld...
Ons enig écht Ros Beiaard is steeds een doorn geweest in het oog van de Aalstenaars. Dit aspect komt op verschillende vlakken tot uiting. Maar er zijn ook aanwijzingen dat het Ros altijd zeer populair geweest is... In 1557 was een in de Lange Ridderstraat in Aalst een herberg gevestigd met de naam 'Ros Beyaert', in de Gentsestraat droeg in 1634 een huis de naam 'De Vier Heemers'. Ook de spraak van het volk heeft de herinnering aan de sage bewaard. Ene H. Meert schreef in 'Volkskunde (1888, 1e jaargang, pagina 112) dat 'zich geneiren gelijk de Vier Heemskinderen" zoveel betekende als 'zich tevreden stellen met hetgeen men heeft'.
Ene P. Van Nuffel schreef in 'Herfstbloemen' (ui het 'Archief van de Nering van de Winkeliers van Aelst' dat weinig Aalstenaars weten dat in vroeger jaren een Ros Beiaard heeft bestaan in hun stad. Hij opperde verder dat het reuzenpaard ten minste 134 jaar in Aalst zijn ronde had gemaakt. Dit bepaalde 'Ros Beiaard' zou eigendom zijn geweest van de Nering der Winkeliers die Sint-Niklaas als schutsheilige hadden. Dit zou verklaren waarom weinig informatie over het Ros Beiaard van Aalst aanwezig is in het stedelijk Archief van de stad. De herstellingen en het onderhoud gebeurden immers op kosten van de Nering.
Jozef Thys, een kroniekschrijver uit de 17e eeuw beweerde in 1619:'het ros was groot, fel en sterk, pekzwart al dat eraen was en van vooren was het wyd en zeer breed'. Men was geneigd aan te nemen dat het ros hoogstwaarschijnlijk uit hout gebeiteld was en een vrij indrukwekkende verschijning had, althans rekening houdend met de vierentwintig trekpaarden die gebruikt werden om het voort te trekken. Na 1661 wordt geen gewag meer gemaakt van een Aalsters Ros Beiaard (???).
In 1889 werd echter aan ene Hippoliet Rogghé gevraagd om een 'nieuw' ros te maken. Blijkt dat er een drietal Aalstenaars zich geroepen voelden om in de achterbouw van 'het liberaal lokaal' aan de Zonnestraat een 'ros' te vervaardigen.Een voor de Aalstenaars pijnlijk voorval hieraan verbonden is was het feit dat men de voorgevel van het lokaal diende af te breken om het 'paard' buiten te laten!!! Diezelfde Rogghé vervaardigde samen met zijn drie zonen ook nog drie reuzen, die een voornaam Dendermondenaar, Polydoor De Keyser, parodieerden. Polydorus, Polydora en Polydoorken waren bedoeld om Polydoor De Keyser, die het in 1887 tot Lord-Mayor van Londen bracht in een belachelijk daglicht te stellen.
De meningen over drinken liggen ver uiteen. Voor sommigen betekent dit het begin van alle miserie, zelfs al gaat het om een drietal pinten op een ganse week. Voor anderen kan drinken dan weer gemist worden om te overleven, zij het dan wel pinten drinken. Nog anderen kunnen zich niet amuseren als ze niet gedronken hebben (of mogen drinken). Deze laatste zijn dan de grote tegenstanders van de wet op de alcohol, de beteugeling van de dronkenschap en last but not least de verlaging van het alcoholgehalte voor de bestuurders van voertuigen.
Volgens sommigen is drinken zelfs een kunst! Een kunst die aan weinigen is gegeven. Kunnen drinken wordt hier dan wellicht bedoeld. In feite is drinken op zichzelf een aangeboren kunst die begint aan de tepel van de moederborst. Daar blijkt men al van in het aanvangsstadium te zitten van deze bepaalde techniek. Ja, op dat moment is het een kwestie van timing en tempo. Dat heb je of je hebt het niet. Wetenschappers en ingezetenen hebben het dan over het feilloze instinct om de kunst van het drinken op een optimale wijze te beoefenen .
De manier waarop een pint van de tapkast wordt genomen, ze aan de lippen wordt gezet, waarop de eerste slok wordt genomen en de graad van enthousiasme zijn van groot belang. Echte drinkers lijken nooit laaiend geestdriftig. Ze houden rekening met de wet van de natuur, en de dorstige laven als een werk van barmhartigheid en zodoende vinden zij dat er geen enkele reden is tot overhaasting bij het drinken van een glaasje. Zij gaan ook nooit idioot gaan doen en staan brullen van we gaan dr ene pakken: Zij die zich anders gedragen zijn eerder gelegenheidsdrinkers, die zich willen laten gelden als ervaren gebruikers van het bier
Nochtans is drinken de normaalste zaak van de wereld. Stel je voor dat je in de hedendaagse wereld moet sterven van dorst, terwijl er zo enorm veel cafés te uwer beschikking staan
Normalerwijze zijn we ons bewust van het opvangen van een signaal dat onze lever geeft. De lever maakt onze hersenen op een discrete manier duidelijk dat we dorst hebben. We gaan daar dan meestal onmiddellijk op in. Bij een echte drinker ligt het anders, die wacht met opzet en geeft niet toe aan de nood van de lever. Hij kent zijn orgaan en weet dat het enkel uit is op vocht, zelfs op de meest onmogelijke tijdstippen. Continu worden signalen uitgezonden Geef je er aan toe dan kom je vaak in de meest hachelijke situaties terecht. Er gaat eigenlijk wel een nieuwe wereld open, een oeverloze wereld zonder zorgen die gaat van licht aangeschoten tot ladderzat. Ondertussen gebeuren onverklaarbare dingen, men wordt ontheven aan de zwaartekracht en dergelijke
Outsiders gebruiken terminologie als onder invloed, in beschonken toestand, in kennelijke staat om het een beetje beschaafd te houden. Ons dialect laat echter andere uitspraken toe. We denken ondermeer aan goe brouin, zwèrtzat, poepeloere, krimmenéil, goe gelouë, â-j-éi miër as genoeg, â-j-éid e kalleken oën, een pèir oën, turrelut, goe gelampèt, en nog vele andere Ook wordt de theorie rond de studie van het menselijk lichaam ontwricht door uitdrukkingen zoals â lup ni gemakkelaik, â-j-éi floere biëne, a-j-éi zjizjippe biëne, en nog veel meer
Soms ontstaan toestanden waarbij men zichzelf niet meer in de hand heeft. De in normale toestand meest bedeesde persoon gaat nu het spreekgestoelte bestijgen en zich ontpoppen als de meest begaafde spreker die zelfs Guy Verhofstadt doet blozen. Hij die in het dagelijks leven geen noot muziek kent zingt na een tijdje met verheven stem en uit volle borst, zonder ook maar één valse klant te produceren. En desnoods met veel kruisen en bemols aan de sleutel worden de moeilijkste arias en operettes gezongen Vaak kennen die mensen plots verschillende talen!
Anderen gaan filosoferen en hebben zowaar een verleden waar eenieder van verbaasd raakt. Soms hebben ze zelfs universitaire centra doorlopen en gestudeerd voor één of ander notoir beroep
De dag nadien van niets meer weten lijkt ook een fenomeen bij velen. Als je ze dan iets vertelt over hun esbattementen ben je de grootste leugenaar en huichelaar die op de wereld rondloopt!
Je hebt ook nog anderen. Ze worden goeie moppentappers, dansers, tja, een mens kan blijkbaar veel na het drinken van een pint
Ik èm dr in Oilsjt wèrral isj gewéist gewuën ouit kerjéizetait en ik vin dâ ze dr niks gerist in zain Mè dingke mè dâ ze dr véil pèrrewètte luëpe te moeke en zéinewachteg luëpe te doen Dâ zâ nâ toch uëk ni zain omdâ Leterme prèmjéi gewèrren is nowô. En vèr dâ voetbalploegske zâ t uëk ni zain want die spéile al langk nimmer in iëste klas, zuëdus vèr t Européis voetbal moete zéir uëk gin zéine moeke!
Ik pèis dât ammel te moeken éit mè t Pèirt. Alleman lupt dr te sjikkanéire, ze luëpe dr ammel mè-j-éir gat toegenéipê, alléi ik wéit ni wâ dâk er wèrral moet va pèize
We zinge wéir attait mor van die van Oilsjt die zain zuë koet, mor m!è dingke mè dâ ze nimmer koet zain mor dievelsbenaat! t Is pessies of dad in Oilsjt de wèirelt goë vergoën omdâ binne twië joër in Dèrremonde t Pèirt ouitgoët! Wéir ier bè-j-ons zain attait benaat dâ met nimmer zèlle zien en doër zain ze pessies benaat vèr t wel te zien!
Be-j-ons zègge ze van iëne dâ benaat is, â zitj mè-j-n ei in zan ol, zouin ze doër zègge â zitj mè nen ajoin in zâ gat???
Bobbejaan Schoepen zette jaren geleden een Nederlandse tekst op een liedje dat door menig jazzfanaat gekend is onder de titel Beautiful dreamer. Het werd Café zonder bier. Aan elke strofe breidde hij een slot: niets is zo erg als een café zonder bier
Voor een echte bierdrinker is dat inderdaad wel een waarheid en zelfs een serieuze ramp. Voor degene die echt thuis buiten stapt om zijn dagelijks pintje te gaan verbruiken in zijn stamkroeg zou het hard zijn mocht telkens wanneer hij arriveert de baas of de bazin melden dat er geen druppel bier meer in huis is
Bij het schrijven van teksten in de muziekwereld en het componeren van liederen werd in het verleden blijkbaar al veel dorst geleden. We komen op deze gedachte bij het zoeken naar titels van drinkliederen. Neem nu Trink brutherlein trink, Ein prosit, Santé, santé, santé, geef ons nog nen toernee , Drinken, drinken, drinken tot als we zinken, zinken, zinken, Denk steeds aan die grote glazen, met dat lekker schuimend bier, en vele vele andere.
Soms worden ook wel eens liederen ten gehore gebracht die de grote brouwerijen niet zo graag horen. Denk maar aan: Ach vaderlief, toe drink niet meer . Ze zien bij het horen van dergelijke songs hun immense productie dalen.
De uitvinders van spreuken op bijvoorbeeld de gekende (bruingekleurde plaasteren maar als hout uitziende) ophangbordjes, werden rijk enkel en alleen door de verkoop van het memorabele In de hemel is geen bier, daarom drinken wij het hier Andere bekende opschriften zijn: Met bier en zang leeft men lang, Schol, als ge niet drinkt, blijft het vol, Onze lieve Heer veranderde water in wijn, waarom zou drinken dan een zonde zijn?, Gaan we heen of drinken we er nog één? En wat denk je van deze: Ach voëderlief toe dringk nemiër, of mèire doed aan appel wèrral zjiër .
Van dronkenschap zijn er meer bedorven
Dan onder t zwaard gestorven.
Kaars, keurs en kan
Bederven menig man
Ze dronken een glas, ze pisten een plas,
Ze lieten de zaak, zoals die was.
Zatte monden spreken nuchtere gronden.
Het drinken leert de mens het eerst, daarna pas eten.
Men zal daarom uit dankbaarheid het drinken niet vergeten.
Bij deze verontschuldigen wij ons voor de verkeerdelijke informatie omtrent de bekendmaking van de Vier Heemskinderen voor 30 mei 2010. De slechte telefoonverbinding bij de melding heeft ons wellicht de das omgedaan...
Of was u toch niet bij de neus genomen en dacht u onmiddellijk aan een aprilgrap????
Het spel zit op de wagen bij onze buren van het Ajuinendorp! Ze hebben het door dat het menens is door het feit dat de Vier Heemskinderen gekend zijn. Ze zullen het begrijpen dat er nu geen stap meer terug is. Ze weten nu dat er zal en moet een Ros Beiaardommegang zijn in 2010! We kregen alvast een telefoontje deze middag van een uitgeweken Dendermondenaar - ja gehuwd met een Aalsterse en niet veel meer te blazen én dus wonende in Aalst... - die ons wist te vertellen dat het nieuws ginds goed de ronde doet. Dat belooft! Ik ben van blijdschap direct beginnen zingen van: "As g' ons Pèirt ziet danse 't is nen druëm vèr gruët en klein, 't is ons èrt 't is ons langk léve!". En toen werd er ingehaakt...
Wil je contact nemen met de blog voor het sturen van een foto, het geven van informatie of het vragen om inlichtingen, stuur uw email via het voorziene vak hieronder. U kan ons helpen bij de identificatie van personen. Herken je iemand dan vernemen we dit graag met een email.