Deze blog toont U maar één pagina. De andere worden in een archief geplaatst. Door onderaan de pagina op één der pijlen te klikken kom je verder. Je kan ook een onderwerp in onderstaande inhoud aanklikken. Oudere publicaties worden nog regelmatig bijgewerkt.
Van alles wat... ... over de enige échte Ros Beiaardstad! Het wel en wee van Dendermonde, veel fotomateriaal en af een toe een vleugje humor in ons dialect!
Bent u in het bezit van fotomateriaal van alles wat met Dendermonde (geen deelgemeenten) te maken heeft, en wenst u dit op het blog te zien verschijnen? Aarzel niet en geef ons een seintje op jpmc@skynet.be.
Wij danken u bij voorbaat!
En... mocht u dit blog goedvinden, kan u in de linkerkolom een waardering geven (beoordeel dit blog).
06-04-2008
Prudent De Corte.
Prudent De Corte was jarenlang kapelmeester van de Muziekkapel van de Brandweer (aangesteld in februari 1946). Hij bleef deze functie verzorgen tot 1986. Wij herinneren ons van 'Predang' zijn speciale manier van aangeven welke mars er ging gespeeld worden... Wie herinnert zich bijvoorbeeld niet: "Numerau 4 blad af"... Prudent De Corte overleed op 18 mei 1994.
De Muziekkapel van de Brandweer in 1960. We herkennen o.a. op de onderst rij:Edgard Korte, Louis Willems, Jozef Lenssens, Corthals, Louis De Rop, Gustaaf Vergaelen, Willem Everaert, Willy Van Beveren, Prudent De Corte, Jef Vergaelen, 'Pakenau' Frans Bogaert, Sylvain Goeman. Op de tweede rij: Arthur Neefs (tamboer-majoor), Charel Schelfhout, Roger Dauwe, Jozef Verstrepen, William Van Den Brande, Isidoor Van Vlemmeren, Albert De Smedt, Brootaers, John Haffner, J. De Schrijver. Derde rij: Willy Beeckman, Louis De Brandt, Gust Ghijssels, Gustaaf Van Gijseghem, Jan De Donder Vierde rij: Louis Erpels, Valerie Peeters, Theo Pieters, ... Helemaal bovenaan: Pierre Van Gijseghem, Benoit Van Geertruyen, Pierre Huylebroeck, ...
We vervolgen onze ludieke woordenboek met de letters E - F - G - H.
E èffe: potte pakke éitkoëmer: ploitsj / valse tanne èkkonomie: afangkelaik van de doppers èllembaug: vèr e ploitsjke on 't stat of on de stoët ènne: famille van de kiek èrtefrètter: azuë kanne'k er verschèi èssepikker: azuë uëk èttalaasj: vèr poepe in te zètte ewwâ: majonèis op â frit èzzele: gelèk sommege mennisters
F faméis: 't omgekiërde vâ ni faméis Fikke: véirnoëm van Tsjing Boem filjamméirekèi: préparéi of gewuëne filloe: volgd op "iëte" floréire: wâ dâ de miëste stammenéis nimme doen fottau: dâ's goed as g' op papier pakt, mor anders... fritkot: waineg goej in Dèrremonde frotte: de vraas zegge dâ ze ni-j-anders moete doen futtuletaite: bepoële miëstal oe langk dâ de regéiringk oënblaift fuuze: aster nog iën komt is Oilsjt bè Dèrremonde
G gaizelt: bring miër verbrouik vâ zaut méi galle: van de zouip galosje: schoenen mè nen èimpèrméjabel gamèlle: e stik van 't servies van de mennister â lantsverdéidegingk gardavau: wâ dâ man vraa zegt azze'k 't soëterdogs vertrek om een pintj gardeboe: vailegait téige vraamènsje die parkéire gatlèkker: vind op ieder wèirek garsong: waineg goej te vinne gebouist: probléimù van de jéigt géimelte: blaffong van de mont gekapt: sossisse zonder vèl gillegans: wèr miëstal gevolgd déir 'nor de kluëte' glaurie: allèloeja goddelaik: de miëste saurte bier gotverdomme: de virde persuën van d'Ailege Drèivildegait grabbeléir: kan miëstal zam puëte ni touis ave grendel: èireme mènsjeslot
In dit derde en laatste deel is ons voorbeeld ter plaatse gekomen in het volgend café, zijn stamcafé!
De collega-drinkers van elke week zijn aanwezig. de muziek staat nogal stil en er lijkt niet al te veel sfeer aanwezig. Ons voorbeeld bestelt zijn pintje en vraagt om de muziek enkele decibels meer te gunnen. Gezien er niet veel vrouwen aanwezig zijn in de zaak wordt door onze vriend dan maar eens gedanst met een barkruk die in zijn onmiddellijke omgeving staat. Het minder stabiele van zijn tred valt enigszins op. Wateroverlast dringt zich op en hij trekt naar de WC. Voor de meeste aanwezigen is het duidelijk dat hij niet meer zo goed te been is. Heeft hij nieuwe schoenen aan of wat? Wat hem ineens bezielt weet geen mens... Met het 'gereedschap' in de hand en waggelend van links naar rechts worden een aantal scheldwoorden geuit aan het adres van de nieuwe regering. Betreft het een nawee van de oplossing van de politieke problemen van de vorige dag? De discussie met zichzelf is nogal vlug geluwd en terug in het café luistert hij naar de tonen van een nummer van Elvis Presley. Prompt begint onze vriend zijn talenten als play-backer en rock'n roller te demonstreren. De nepzang en het dito gitaarspel kunnen er door, maar de danspasjes blijken eerder afkomstig van een miskende Afrikaanse stam. Door de toeschouwers wordt fors gelachen en dit geeft hem de stimulans om als gelegenheids-showman nog beter uit de hoek te komen. Een hels gerammel overstemt plots de muziek... Het gerammel is afkomstig van de niet voorziene buiteling die onze 'showman' maakt, waardoor hij tussen de caféstoelen en -tafels belandt... "Elvis" wordt rechtgeholpen en neemt rustig plaats op een barkruk. Van de pint wordt de eerste minuten niet gedronken. Waarschijnlijk heeft de 'vrije val' daar wel iets mee te maken. Door het feit dat hij zo rustig en verzadigd voor zich uitstarend aan de toog zit, ziet hij duidelijk hemelse visioenen. Na enkele minuten begint hij in te dommelen bij de onaangeroerde pint. Er is op dat moment muziek te horen van Abba... 'I have a dream...".
Als de andere klanten de zaak hebben verlaten is het ondertussen 1.30 u geworden en "Elvis" wordt door de waardin uit zijn diepe roes gewekt. Een beetje mompelend, waarschijnlijk omdat ze hem uit het bed van 'Priscilla' heeft gehaald, zet hij zich recht en gaat naar buiten. Op de fiets wordt enigszins verder geslapen, maar toch wordt 'thuis' bereikt zonder kleerscheuren. Deze keer geen tuimeling over een achtergebleven attribuut van de kinderen, maar wel om veiligheidsredenen richting zetel... de 'Mount Everest' van de dag ervoor kon waarschijnlijk om dezelfde reden niet beklommen worden.
De zondag wordt een echte rustdag. Een dag van eten en slapen. De nakende werkweek moet fris worden aangevat...
Een oude foto van Café Den Ooievaar op de Grote Markt. Thans is dit café er nog steeds gevestigd. Op de gevel staat de naam van de toenmalige uitbaters, De Smet-Van Puyvelde. Het jaartal van de foto is ons onbekend. Ooit was daar café 'De Patapoef' gevestigd.
Het overlijden werd ons gemeld van de heer Piet Moereels, 'Ere-Draeckenier tot Aelst'. Piet was 'hippoloog', een paardenkenner, en wist dit steeds op zeer spirituele wijze te verwerken en aan te brengen in verband met de gezonde rivaliteit tussen Aalst en Dendermonde. Zijn verbondeheid met de 'klassiekers' en zijn gehechtheid aan paarden kwam vaak tot uiting in de teksten die hij hieromtrent schreef. We herinneren ons een artikel van Piet uit 1963 met als titel 'Staarten zonder paard' dat werd opgenomen in de brochure 'Mijn Paard schoon Paard', uitgegeven naar aanleiding van de Ros Beiaardommegang 1990 (Dendermonde). Ook zijn voordracht op de 'Paardenzitting' te Aalst in 1975 zullen velen onthouden hebben.
Piet Moereels werd Opperdraeck, na het overlijden van Frans Wauters in 1999. In 2007 legde hij het voorzitterschap neer wegens zijn leeftijd (toen 86 jaar), en werd hij opgevolgd door Odilon Mortier.
Op 4 april is Piet Moereels overleden. Langs deze weg willen wij onze innige deelneming betuigen aan de familie en aan de Kaiserlycke Souvereine Caemere der Draeckenieren tot Aelst.
Op vraag van enkelen die onze ludieke Dèrremonse woordenboek kennen uit het verleden publiceren wij deze graag (in delen uiteraard) op deze blog. Misschien zullen velen niet altijd akkoord zijn met de verklaring die wij eraan geven, maar daarom is het nu eenmaal een ludiek woordenboek.
We starten met de eerste vier letters van het Dèrremons alfabet; A abbazjoer: lampekap, of oet van een madam ajoin: nen Oilsjtenèir Ajoinegem: troetelnoëm vèr Oilsjt akker: 't lant van den ... alf kortier: 1/8 van em biëst alierblouire: uëftdeksel van èlde - uëk vèr in stauverèi te doen allabonuir: auvergewouët vam Brissel alwéiter: nen ontvanger van de belastinge ammeloëke: toëfelloëke mè karraukes aurèkka: attait kontèntj as't bier opsloëgt auverluëpe: spèsjalletait vâ polletikkers auverpampele: manne doen dâ bè de vraan
B balkong: verouitstéikent sieroët bè 't vraavolk bauningk: goe gezaute bèirpit: iet vèr léig te trèkke en op 't lant van den akker te kappe belot: rebelot bistsje: kan vrië zjiër doen brakkenier: ne muësser brèdde: avangent lichoëmsonderdiël
C niks gevonne...
D dansingk: wâ dä m'n ier mangkéire dèirem: g'ètj nen dikke, nen dinne en nem blènje déirlichte: program van 't schéipekolléizje déirslag: wèr nogâ dikkes isj gegéive dèlper: dâ pakt auver as ge stammenéi goëd ave demonstroësse: werd uëk gegéive deprèsse: waurt van de wéirman of -vraa dèrp: iet gelèk as Oilsjt dèsteg: de miëste manne zain dâ dobbel: iëste gedilte vâ krait dollaars: wâ dâ de miëste mangkéire droët: werd uëk gegéive duë: as de snië smèltj
We publiceren een foto van een (onbekende) wielrenner, waarvan wij vermoeden dat hij toch wel iets met onze stad te maken heeft. Weet u hier meer over? Laat het ons alvast weten.
Wij ontvingen een reactie op dit bericht van dhr. Robert Asselman, die ons schrijft hetgeen volgt: "bijna met zekerheid dat dit, Frans Bonduel uit Baasrode is, geboren 26-09-1907, overleden 25-02-1998".
Onderstaande foto, van het stedelijk politiekorps anno 1956 werd al eens eerder gepubliceerd op dit blog, doch was van mindere kwaliteit. We plaatsen de foto opnieuw en trachten er zoveel mogelijk namen bij te plaatsen.
Bovenaan vlnr: Florent Claessens, Jozef Gribbe, Cyriel Peleman, Hendrik Spanoghe, Ivo Van Lijsebetten, Marcel De Meyer. Midden vlnr: Xavier Segers, Albert De Saeger, Marcel De Boeck , Desiré De Clippel, Emiel De Bock. Onderaan vlnr: Jean Van Der Veken, Florent De Potter, Jozef Claessens, Adjunct-commissaris Beeckman, Commissaris Hillewaert, Robert Van Nieuwenhuyse, Jozef Van Wiele, Isidoor Van Vlemmeren.
In datzelfde jaar werd voor het eerst een politiewagen - merk Austin - aangekocht tegen de prijs van 119.780 Belgische Franken. Aanvulling M. De Meyer werd gedaan door Louis Scholliers, waarvoor onze dank.
Zoals beloofd in deel 1 breien we hier een vervolg aan ons artikel... We hebben het nog steeds over ons zelfde 'voorbeeld'.
Thuis aangekomen heeft ons voorbeeld problemen met het vinden van het sleutelgat en begint te mompelen dat hij toch beter wat minder zou drinken... Goede voornemens zijn alleszins een begin. Na enige tijd is het probleem opgelost en kan hij zijn nederige woonst betreden. Ondanks het feit dat hij weet dat hij miskweekte kinderen heeft verwekt is hij blijkbaar toch onvoorzichtig genoeg om over een rolschaats te vallen die blijkbaar in de gang is blijven staan. De nodige decibels worden geproduceerd, wat tot gevolg heeft dat het ganse huishouden en hoogstwaarschijnlijk ook de buren langs beide kanten gealarmeerd worden. Met een geruststellend "Ik ben het!" zet hij zijn weg verder terwijl de andere gezinsleden zich op een andere zijde draaien en verder slapen. Ze zijn er blijkbaar gerust in en wetende dat het de nacht van vrijdag op zaterdag betreft. Wanneer hij klaar is om te trap te beklimmen om zich naar zijn bedstee te begeven volet hij aan dat hij als het ware de 'Mount Everest' moet gaan beklimmen, en besluit zich dan maar op de zetel te slapen te leggen en zijn in het stamcafé opgestarte roes verder af te maken. Weggezakt in de divan vertoeft hij nogal vlug in dromenland en zaagt hij menig boompje middendoor, wat dan weer op de zenuwen werkt van moeder de vrouw die een drietal keren vanuit haar bed vraagt 'of dienen boogaard nog niet plat ligt'... Wat een vader toch lijden kan...
Slapend als een roos brengt hij de nacht door die de 'grote' dag voorafgaat. Ja, de zaterdag is de grote 'uitgaansdag' en daar zal geen mens hem van tegenhouden. In de late namiddag is hij al op pad, om toch maar niets te mankeren met de stamgasten en collega-pintendrinkers in de zo begeerde cafeetjes op zijn wekelijks parcours. Na een stevig maal wordt het badje genomen en om 17.30 uur is de start voorzien. de vrijetijdskledij is tot in de puntjes in orde, de haren zijn gekamd en dat is zowat het voornaamste voor de aanvang. Stipt om 17 uur worden nog enkele boterhammen naar binnen gewerkt en is nu alles rond voor het vertrek. Er wordt op de fiets gestapt en een rit van zo'n 10 minuten brengt hem bij zijn eerste kroeg. Daar wordt een spelletje darts afgewerkt en worden de eerste vijf pinten naar binnen gegoten. Rond 19 uur gaat het richting café 2. Zijn drie kaartgezellen zitten reeds op de voorziene plaats en bestellen een pintje voor de binnengekomen 'vierde man'. Er worden vier rondjes 'op het spel' gegeven en de drie 'boomkes' eindigen rond 20.30 uur. Er wordt nog eentje gedronken op de winst en de koers naar het volgende café kan een aanvang nemen. Door het feit dat ons voorbeeld elke week zijn zelfde parcours rijdt is het geen rariteit dat bij aankomst in het volgende café het tapbiljart vrij is wanneer hij zijn fiets tegen de voorgevel onder het raam plaatst. Eerst een pintje bestellen en dan de keu in elkaar vijzen. De partij kan beginnen. De eerste partij verloopt zowat vlekkeloos en wordt gewonnen. Er worden weer pinten besteld en bij de tweede 'manche' wordt het duidelijk dat de alcohol zich laat gevoelen. Enkele flagrante missers zorgen ervoor dat de medemaat begint te zagen. De tweede partij wordt dus verloren en bij aanvang van de derde partij wordt er nog eens besteld. Bijgevolg wordt de derde partij ook een regelrechte ramp en wordt er dus nog maar eens gedronken op het verlies. Kwart na tien is het vertrek voorzien naar de volgende post. Bij het buitengaan mompelt hij iets tegen zichzelf... Gaat het over het biljart? Spreekt hij tegen zijn fiets??? De ruimte die nodig is om zich te verplaatsen met de fiets is vooral breder geworden, er lijkt wel iets te schorten aan de besturing van de fiets. Om 22.30 uur precies wordt het volgende café betreden...
De rest van het verhaal krijgt u in een volgende aflevering.
Een foto van 1988. De Gildereuzen staan opgesteld aan het vertrek van de Middeleeuwse Reuzenommegang in augustus. De begeleidende agenten zijn vlnr: Dennis Foster, Edgard De Boeck (+), Paul Leemans, Xavier Segers, Patrick Vandenhove, Louis Scholliers (vroeger ook zelf reuzendrager van 1961 tot 1970) en Emiel De Bock (+).
Een foto uit 1954. de reuzen Goliath, Mars en Indiaan voor 'de politiewacht'. De dragers van dienst zijn: vlnr: Oscar Van Beglen, Henri Van Beglen, Pierre Van Den Brempt, Gustaaf Coenen (Den Didong), Lievin Van Iersel, Maurice De Wolf en Frederik Van Den Brempt (Free Kotsje).
De politieagenten zijn (links) Petrus Van Den Broeck en (rechts) Karel (Charel) Van Gucht. Naast de politieagent links, ziet u half verscholen Henri Dauwe, toenmalig persmedewerker (Denderland) en helemaal rechts beenhouwer De Munter uit de Dijkstraat.
Onderhavige bijdrage putten wij uit een verslag van een onderzoek van een college van professoren, volkskundigen, psychiaters, rechtsgeleerden en oudheidkundigen. Tien jaar heeft het onderzoek in beslag genomen. Tal van discussies werden gevoerd in de schoot van dit college. Toch moeten wij meedelen dat de selectie van de collegeleden zeer zorgvuldig is gebeurd, opdat de volledige onvooringenomenheid zou zijn gewaarborgd. De bevindingen van het college:
Na ernstig onderzoek en rijp beraad is het college in concensus tot volgende bevindingen gekomen. De vestiging Dendermonde is ouder dan dat algemeen wordt aangenomen, en is ontstaan kort na de zondvloed. Toen het water wegtrok vestigden zich hier de eerste bewoners, afstammelingen van Noach, en dit wegens de uitzonderlijk goede ligging. De duiven, dewelke zich heden ten dage nog steeds in talrijke kolonies, in en rond Dendermonde bevinden, stammen rechtstreeks af van deze door Noach vrijgelaten. De vestiging kende een enorme bloei en welvaart, welke eeuwenlang zou duren. Dit bracht mede dat na verloop van tijd, allerlei duistere figuren in en om de stad neerstreken. De toenmalige heersers van de stad besloten een modelinrichting te bouwen waar die individuën door middel van vooruitstrevende herscholingsprogramma's tot volwaardige en respectabele burgers konden worden omgevormd. De omscholing kende een groot succes, enkel een bepaalde stam, de Ajuinobieten, waren voor herscholing niet ontvankelijk. Het was onmogelijk de Ajuinobieten iets bij te brengen door het gebrek aan intelligentie. Er werden onmiddellijk maatregelen genomen de stamleden werden buiten de stadsmuren gezet. Zij werden verbannen naar een plaatsje met name 'Alostrum', enkele kilometers buiten Dendermonde. De ontleding van die naam staaft de thesis; A = ajuin / los = lossen, gelosten / trum = plaats > dus Alostrum = plaats waar de Ajuinen gelost werden.
Uit de rapporten van een professor emiritus, die deel uitmaakte van het onderzoekscollege blijkt dat de aanwezigheid van een weliswaar onbewuste reflex, om al wat met de stad Dendermonde te maken heeft, te bespotten, veroorzaakt wordt door een minderwaardigheidscomplex dezer Ajuinobieten. Dit complex wordt gecamoufleerd door grootspraak. Dat deze Ajuinobieten zich niet schamen om flagrante leugens te verspreiden om aanspraak te kunnen maken op bezittingen van de stad Dendermonde, kadert in een psychiatrisch totaalbeeld en is het gevolg van hun levenswijze. Bewezen is eveneens, dat sommige bestanddelen van het uiengewas de hersencellen zwaar aantasten en aldus waanvoorstellingen teweegbrengen. Dat zij zich in de loop der tijden 'Kaiserlycke stede' zijn gaan noemen staaft deze stelling.
Toen Keizer Karel op de hoogte werd gesteld van het bestaan van Alostrum, wou hij zich persoonlijk van de toestand vergewissen. Vergezeld van Dendermondse ridders, geroemd om hun moed en dapperheid, bezocht hij het plaatsje. Doch, ook hij diende zijn pogingen om deze stam enige vorming te geven, te staken. Hij verleende Alostrum de titel 'wederopvoedingskolonie', wat door de Ajuinobieten verkeerdelijk als 'vrijheids- en stadskeure' werd beschouwd. Tot zover het verslag.
Stadia van 'voorkomen' na verbruik van pinten - deel 1
In feite konden we dit hoofdstuk ook beginnen met de titel "Stadia van dronkenschap", maar uit ervaring weten we dat 'dronkenschap' niet zo'n bijster goede indruk geeft. Het zal eenieder zeker niet ontgaan, dat aangaande dit onderwerp er ook verschillende categorieën bestaan. Het zou al te gemakkelijk zijn ons te beperken tot een onderverdeling tussen 'licht beschonken' en 'krimineel zat'. We trachten alles duidelijk te maken met een 'voorbeeld'. Een doordeweekse 'drinker' die op pad gaat wordt door ons op de voet gevolgd... Maar al te graag hadden wij hier iemand genomen uit onze café-kenissenkring, maar uit vrees voor represailles houden wij het maar fictief! Om te vermijden dat sommigen zouden gaan vergelijken met personen uit 'hun' kringen nemen we het patroon van een weekenddrinker en zullen af en toe, tussen de regels dan, eventueel een vergelijking maken met de dagelijkse verbruikers...
Na een zware werkweek heeft het leven voor ons voorbeeld blijkbaar niet veel zijn meer. Het wordt hem elke zaterdag duidelijk dat hij met de verkeerde vrouw is getrouwd, miskweekte kinderen heeft verwekt en dat het werk van vandaag ook niet meer is wat het geweest is! Hij kruipt echter niet stomweg voor TV op vrijdagavond, maar gaat hem 'ne goeie gaan halen'. Dit als voorbereiding op de 'grote' zaterdag die voor hem heilig is en waarvan hij de meeste tijd doorbrengt op café... Hij ziet de vrijdagavond als 'opwarming' voor de zaterdag en legt zijn parcours langs herbergen die hij niet als zijn stamcafé beschouwt. Het begint in café A waar hij zijn eerste dorst lest met een viertal pinten. Het weer van de voorbije week is besproken en hij kan zijn weg verder zetten. In café B heeft hij samen met enkele collega-tooghangers bij een drietal pinten, een deel van de politieke agenda van de voorbije week doorgenomen en houdt nog een gedeelte over vor zijn volgende halte. Café C is de ideale plaats om reeds enkele politieke problemen, die door de ganse ministerraad maar niet opgelost raken, tussen pot en pint wel degelijk een oplossing te bezorgen. Uiteraard gaat dit gepaard met de noidige discussie, op het randje af van wat getier en geroep en enige voorspraak voor zijn eigen partij. Met enige fierheid, tengevolge van de gedeeltelijke oplossingen die voor Leterme en zijn companen menig probleem gaven, zet hij zijn weg verder na het betalen van zijn negen pinten. In café D herinnert hij zich plots enkele moppen en begint deze te vertellen tot groot jolijt van sommige aanwezigen en tot spijt van enkele anderen. Er wordt nog nagekaart over hem, terwijl hij al aan de toog van café E geniet van zijn zoveelste pint. Ik raak stilaan de tel kwijt, maar mijn voorbeeld kennelijk ook. In café F wordt mijn voorbeeld nostalgisch en gaat over tot het vragen van een verzoeknummer op één of andere cd die de patron, natuurlijk niet bezit. Hij murmelt tegen de baas dat het nochtans een schoon nummertje is en dat hij zich dat zeker moet aanschaffen. In zichzelf beklaagt hij zich ondertussen nog maar eens over het feit dat hij met de verkeerde is getrouwd, en deze gedache geeft hem de moed om in de ogen te kijken van een dame die in datzelfde café aanwezig is. Hij stelt echter vast dat zijn blik wazig wordt en doet hem vermoeden dat hij stilaan zal moeten gaan 'brillen'. Rond middernacht denkt hij er plots aan dat hij nog langs zijn stamcafé moet passeren voor het betalen van zijn lotto-deelname. Hij trakteert zichzelf nog op een pint en bestelt ook iets voor de tooghangers met inbegrip van de waardin. Plots wordt hij overmand door vermoeidheid en valt met het hoofd op de toog in zuil... Hij hoort nog net de stem van de bazin die zegt: 'Hela, dat is hier geen hotel!'... Hij strompelt naar buiten en begint aan zijn weg huiswaarts...
We vonden een foto terug van de Dendermondse Reuzen in 1963. De foto is evenwel van mindere kwaliteit. Mocht iemand de originele foto bezitten zullen wij deze graag in de plaats zetten. We zien vlnr. Agent Xavier Segers, Romain Waterschoot, Oscar Van Beglen, Willy Verhelst, Jef Raman, Emiel De Weese, Frans Buggenhout, Hector De Vriendt en agent Jean Van Der Veken. Zittend, de trommelaars Lucien, Ernest en Louis Willems.
Blijkt dat een naam verkeerdelijk was opgenomen. We kregen een reactie van dhr. Louis Scholliers die ons liet weten dat de 4e van links niet hijzelf is maar Willy Verhelst. Onze dank voor de reactie!
Onderstaande foto werd ons doorgespeeld, doch zonder enige informatie. We denken dat het om een huwelijksjubileum gaat. We herkennen o.a. sommige personen uit de omgeving Begijnhoflaan - Sint-Rochusstraat... Weet u hier meer over? Laat het ons weten!
Blijkt, enfin, blijkt..., er is voldoende bewijskracht dat de Aalstenaars reeds meerdere malen de vraag hebben gesteld om het Ros Beiaard in de Aalsterse stoet te laten 'paraderen'. Volgens het "Ros-Beiaardhandvest" is dit volkomen uitgesloten. Het enige échte Ros Beiaard van Dendermonde mag niet buiten de 'stadsmuren', laat staan naar Aalst! In 1935 werd ook diezelfde vraag gesteld en kreeg men zowaar een negatief antwoord. In dat jaar werd echter een 'Ros Beiaard' in de stoet gezien, het was eigendom van de Ros Beiaardvrienden uit Sint-Gillis (thans deelgemeente van Dendermonde). Wij vermoeden dat het gaat om 'het Peird van den Halt'.
Ik zouë giëne kauningk wille zain, azuë ne stiel dâ wéize'k af. Attait mor prèzaa zain, van in â wieg tot in â graf. Mè sjandèirme en saldoëte, mè miljoene in â kas. 'k Zouë dië post on een ander loëte, mor 'k wââ wâ'k mennister was...
'k Zouë vèriëst ni langer wille, dâ die-j-iëre vâ fatsoen nutteluëzen tait verspille, en léive zonder iet te doen. Aleman zouë moete wèirke zonder onerschiët vâ klas. 'k Zouë de moëtschappèi verstèirke, azze'k ik mennister was.
Ons lant zouë wel verandere, giëne mènsj waster nog èirem. Ni miër vèr den iëne as vèr den andere, en alles zonder tallèirem. Nieverst waa'k nog disketoësse, alles zjust vâ pas. 'k Zouë zèrge vèr d' ammezoësse, azze'k ik mennister was...
In ons volgend deel omtrent de'studie van het cafébezoek' hebben we het over de 'gedragingen' van de cafébezoeker.
Het binnenkomen in het café gebeurt als het ware een beetje onverschillig. Niettegenstaande het toch een beetje "zijn" café is, omdat hij er ongeveer dagelijks een hoop onrechtstreekse belastingen komt betalen. De begroeting geschiedt bij middel van een 'knik', een woordeloze goedendag. Er wordt even rondgekeken, er wordt geconstateerd dat het wel degelijk het goede adres is en dan eerst maar gaat men de bestelling doen. Meestal binnensmonds en zonder op te kijken luidt het: "pintje". Wanneer het een ervaren en bij-de-zaak-zijnde waard of waardin betreft hoeft de binnengekomen klant zelfs niets te zeggen. Met de ideale en juiste timing wordt een prachtexemplaar, met puike 'col' op deskundige wijze voorgeschoteld, en dit na het uitwisselen van enkel en alleen een blik tussen beide personen. Routine wordt dit genoemd... Soms gebeurt het ook wel, dat van zodra de klant heeft postgevat op zijn vertrouwelijke plaats aan "zijn" toog of "zijn" geliefde tafel, de uitbater of uitbaatster het gepaste moment afwacht en dan vertrouwelijk murmelt: "pintje zeker?". Vaak wordt een vieze blik gericht naar degenene die als toevallige klant de bepaalde plaats aan de toog of aan tafel van de vaste klant heeft ingenomen...
Dan volgt het verder verloop... Vooreerst bekijkt de klant de hem voorgeschotelde 'consumatie', neemt het op steeds dezelfde manier in de hand, draait er deskundig mee over het bierviltje of het ondertussen geïntegreerde sponsen toogdoekje en neemt binnen de kortste keren een eerste slok. Deze slok kan klein of groot zijn, naargelang de noodwendigheid. Het glas wordt onmiddellijk daarna neergezet, zonder ook maar één spier te verkrampen en na enkele luttele seconden volgt een zucht van verlichting. Als een dagelijks ritueel wordt het schuim van de bovenlip gelikt als blijk van genoegdoening. Na enkele ogenblikken volgen slokken twee en drie, waarna enkel nog schuim overblijft op de bodem van het glas. Het glas wordt opnieuw op de toog gezet en lichtjes vooruit geschoven in de richting van de 'tapper'. Dit signaal is voldoende om en tweede exemplaar te verkrijgen, met dezelfde mooie kraag, gladgewreven met de daartoe voorziene spatel... Nadat ook de inhoudelijke centiliters zijn geledigd volgt eenzelfde scenario dat zich nog enkele malen zal herhalen.
Nadat een viertal exemplaren zijn geledigd treedt enige loslippigheid op. De eerste woorden die uit de mond van de klant komen handelen meestal over het weer. Weer of geen weer, vaak is het redelijk goed, slecht, kan het beter, is het te warm of te koud, is het te nat of te droog of te gesloten... Na nog enkele pinten te hebben naar binnen gegoten kan het de cafébezoeker allemaal niet meer schelen, zeker niet nu deze op de vertrouwde lokatie vertoefd. Het café is een wereld in een wereld...
Ons enig écht Ros Beiaard is steeds een doorn geweest in het oog van de Aalstenaars. Dit aspect komt op verschillende vlakken tot uiting. Maar er zijn ook aanwijzingen dat het Ros altijd zeer populair geweest is... In 1557 was een in de Lange Ridderstraat in Aalst een herberg gevestigd met de naam 'Ros Beyaert', in de Gentsestraat droeg in 1634 een huis de naam 'De Vier Heemers'. Ook de spraak van het volk heeft de herinnering aan de sage bewaard. Ene H. Meert schreef in 'Volkskunde (1888, 1e jaargang, pagina 112) dat 'zich geneiren gelijk de Vier Heemskinderen" zoveel betekende als 'zich tevreden stellen met hetgeen men heeft'.
Ene P. Van Nuffel schreef in 'Herfstbloemen' (ui het 'Archief van de Nering van de Winkeliers van Aelst' dat weinig Aalstenaars weten dat in vroeger jaren een Ros Beiaard heeft bestaan in hun stad. Hij opperde verder dat het reuzenpaard ten minste 134 jaar in Aalst zijn ronde had gemaakt. Dit bepaalde 'Ros Beiaard' zou eigendom zijn geweest van de Nering der Winkeliers die Sint-Niklaas als schutsheilige hadden. Dit zou verklaren waarom weinig informatie over het Ros Beiaard van Aalst aanwezig is in het stedelijk Archief van de stad. De herstellingen en het onderhoud gebeurden immers op kosten van de Nering.
Jozef Thys, een kroniekschrijver uit de 17e eeuw beweerde in 1619:'het ros was groot, fel en sterk, pekzwart al dat eraen was en van vooren was het wyd en zeer breed'. Men was geneigd aan te nemen dat het ros hoogstwaarschijnlijk uit hout gebeiteld was en een vrij indrukwekkende verschijning had, althans rekening houdend met de vierentwintig trekpaarden die gebruikt werden om het voort te trekken. Na 1661 wordt geen gewag meer gemaakt van een Aalsters Ros Beiaard (???).
In 1889 werd echter aan ene Hippoliet Rogghé gevraagd om een 'nieuw' ros te maken. Blijkt dat er een drietal Aalstenaars zich geroepen voelden om in de achterbouw van 'het liberaal lokaal' aan de Zonnestraat een 'ros' te vervaardigen.Een voor de Aalstenaars pijnlijk voorval hieraan verbonden is was het feit dat men de voorgevel van het lokaal diende af te breken om het 'paard' buiten te laten!!! Diezelfde Rogghé vervaardigde samen met zijn drie zonen ook nog drie reuzen, die een voornaam Dendermondenaar, Polydoor De Keyser, parodieerden. Polydorus, Polydora en Polydoorken waren bedoeld om Polydoor De Keyser, die het in 1887 tot Lord-Mayor van Londen bracht in een belachelijk daglicht te stellen.
De meningen over drinken liggen ver uiteen. Voor sommigen betekent dit het begin van alle miserie, zelfs al gaat het om een drietal pinten op een ganse week. Voor anderen kan drinken dan weer gemist worden om te overleven, zij het dan wel pinten drinken. Nog anderen kunnen zich niet amuseren als ze niet gedronken hebben (of mogen drinken). Deze laatste zijn dan de grote tegenstanders van de wet op de alcohol, de beteugeling van de dronkenschap en last but not least de verlaging van het alcoholgehalte voor de bestuurders van voertuigen.
Volgens sommigen is drinken zelfs een kunst! Een kunst die aan weinigen is gegeven. Kunnen drinken wordt hier dan wellicht bedoeld. In feite is drinken op zichzelf een aangeboren kunst die begint aan de tepel van de moederborst. Daar blijkt men al van in het aanvangsstadium te zitten van deze bepaalde techniek. Ja, op dat moment is het een kwestie van timing en tempo. Dat heb je of je hebt het niet. Wetenschappers en ingezetenen hebben het dan over het feilloze instinct om de kunst van het drinken op een optimale wijze te beoefenen .
De manier waarop een pint van de tapkast wordt genomen, ze aan de lippen wordt gezet, waarop de eerste slok wordt genomen en de graad van enthousiasme zijn van groot belang. Echte drinkers lijken nooit laaiend geestdriftig. Ze houden rekening met de wet van de natuur, en de dorstige laven als een werk van barmhartigheid en zodoende vinden zij dat er geen enkele reden is tot overhaasting bij het drinken van een glaasje. Zij gaan ook nooit idioot gaan doen en staan brullen van we gaan dr ene pakken: Zij die zich anders gedragen zijn eerder gelegenheidsdrinkers, die zich willen laten gelden als ervaren gebruikers van het bier
Nochtans is drinken de normaalste zaak van de wereld. Stel je voor dat je in de hedendaagse wereld moet sterven van dorst, terwijl er zo enorm veel cafés te uwer beschikking staan
Normalerwijze zijn we ons bewust van het opvangen van een signaal dat onze lever geeft. De lever maakt onze hersenen op een discrete manier duidelijk dat we dorst hebben. We gaan daar dan meestal onmiddellijk op in. Bij een echte drinker ligt het anders, die wacht met opzet en geeft niet toe aan de nood van de lever. Hij kent zijn orgaan en weet dat het enkel uit is op vocht, zelfs op de meest onmogelijke tijdstippen. Continu worden signalen uitgezonden Geef je er aan toe dan kom je vaak in de meest hachelijke situaties terecht. Er gaat eigenlijk wel een nieuwe wereld open, een oeverloze wereld zonder zorgen die gaat van licht aangeschoten tot ladderzat. Ondertussen gebeuren onverklaarbare dingen, men wordt ontheven aan de zwaartekracht en dergelijke
Outsiders gebruiken terminologie als onder invloed, in beschonken toestand, in kennelijke staat om het een beetje beschaafd te houden. Ons dialect laat echter andere uitspraken toe. We denken ondermeer aan goe brouin, zwèrtzat, poepeloere, krimmenéil, goe gelouë, â-j-éi miër as genoeg, â-j-éid e kalleken oën, een pèir oën, turrelut, goe gelampèt, en nog vele andere Ook wordt de theorie rond de studie van het menselijk lichaam ontwricht door uitdrukkingen zoals â lup ni gemakkelaik, â-j-éi floere biëne, a-j-éi zjizjippe biëne, en nog veel meer
Soms ontstaan toestanden waarbij men zichzelf niet meer in de hand heeft. De in normale toestand meest bedeesde persoon gaat nu het spreekgestoelte bestijgen en zich ontpoppen als de meest begaafde spreker die zelfs Guy Verhofstadt doet blozen. Hij die in het dagelijks leven geen noot muziek kent zingt na een tijdje met verheven stem en uit volle borst, zonder ook maar één valse klant te produceren. En desnoods met veel kruisen en bemols aan de sleutel worden de moeilijkste arias en operettes gezongen Vaak kennen die mensen plots verschillende talen!
Anderen gaan filosoferen en hebben zowaar een verleden waar eenieder van verbaasd raakt. Soms hebben ze zelfs universitaire centra doorlopen en gestudeerd voor één of ander notoir beroep
De dag nadien van niets meer weten lijkt ook een fenomeen bij velen. Als je ze dan iets vertelt over hun esbattementen ben je de grootste leugenaar en huichelaar die op de wereld rondloopt!
Je hebt ook nog anderen. Ze worden goeie moppentappers, dansers, tja, een mens kan blijkbaar veel na het drinken van een pint
Ik èm dr in Oilsjt wèrral isj gewéist gewuën ouit kerjéizetait en ik vin dâ ze dr niks gerist in zain Mè dingke mè dâ ze dr véil pèrrewètte luëpe te moeke en zéinewachteg luëpe te doen Dâ zâ nâ toch uëk ni zain omdâ Leterme prèmjéi gewèrren is nowô. En vèr dâ voetbalploegske zâ t uëk ni zain want die spéile al langk nimmer in iëste klas, zuëdus vèr t Européis voetbal moete zéir uëk gin zéine moeke!
Ik pèis dât ammel te moeken éit mè t Pèirt. Alleman lupt dr te sjikkanéire, ze luëpe dr ammel mè-j-éir gat toegenéipê, alléi ik wéit ni wâ dâk er wèrral moet va pèize
We zinge wéir attait mor van die van Oilsjt die zain zuë koet, mor m!è dingke mè dâ ze nimmer koet zain mor dievelsbenaat! t Is pessies of dad in Oilsjt de wèirelt goë vergoën omdâ binne twië joër in Dèrremonde t Pèirt ouitgoët! Wéir ier bè-j-ons zain attait benaat dâ met nimmer zèlle zien en doër zain ze pessies benaat vèr t wel te zien!
Be-j-ons zègge ze van iëne dâ benaat is, â zitj mè-j-n ei in zan ol, zouin ze doër zègge â zitj mè nen ajoin in zâ gat???
Bobbejaan Schoepen zette jaren geleden een Nederlandse tekst op een liedje dat door menig jazzfanaat gekend is onder de titel Beautiful dreamer. Het werd Café zonder bier. Aan elke strofe breidde hij een slot: niets is zo erg als een café zonder bier
Voor een echte bierdrinker is dat inderdaad wel een waarheid en zelfs een serieuze ramp. Voor degene die echt thuis buiten stapt om zijn dagelijks pintje te gaan verbruiken in zijn stamkroeg zou het hard zijn mocht telkens wanneer hij arriveert de baas of de bazin melden dat er geen druppel bier meer in huis is
Bij het schrijven van teksten in de muziekwereld en het componeren van liederen werd in het verleden blijkbaar al veel dorst geleden. We komen op deze gedachte bij het zoeken naar titels van drinkliederen. Neem nu Trink brutherlein trink, Ein prosit, Santé, santé, santé, geef ons nog nen toernee , Drinken, drinken, drinken tot als we zinken, zinken, zinken, Denk steeds aan die grote glazen, met dat lekker schuimend bier, en vele vele andere.
Soms worden ook wel eens liederen ten gehore gebracht die de grote brouwerijen niet zo graag horen. Denk maar aan: Ach vaderlief, toe drink niet meer . Ze zien bij het horen van dergelijke songs hun immense productie dalen.
De uitvinders van spreuken op bijvoorbeeld de gekende (bruingekleurde plaasteren maar als hout uitziende) ophangbordjes, werden rijk enkel en alleen door de verkoop van het memorabele In de hemel is geen bier, daarom drinken wij het hier Andere bekende opschriften zijn: Met bier en zang leeft men lang, Schol, als ge niet drinkt, blijft het vol, Onze lieve Heer veranderde water in wijn, waarom zou drinken dan een zonde zijn?, Gaan we heen of drinken we er nog één? En wat denk je van deze: Ach voëderlief toe dringk nemiër, of mèire doed aan appel wèrral zjiër .
Van dronkenschap zijn er meer bedorven
Dan onder t zwaard gestorven.
Kaars, keurs en kan
Bederven menig man
Ze dronken een glas, ze pisten een plas,
Ze lieten de zaak, zoals die was.
Zatte monden spreken nuchtere gronden.
Het drinken leert de mens het eerst, daarna pas eten.
Men zal daarom uit dankbaarheid het drinken niet vergeten.
Bij deze verontschuldigen wij ons voor de verkeerdelijke informatie omtrent de bekendmaking van de Vier Heemskinderen voor 30 mei 2010. De slechte telefoonverbinding bij de melding heeft ons wellicht de das omgedaan...
Of was u toch niet bij de neus genomen en dacht u onmiddellijk aan een aprilgrap????
Het spel zit op de wagen bij onze buren van het Ajuinendorp! Ze hebben het door dat het menens is door het feit dat de Vier Heemskinderen gekend zijn. Ze zullen het begrijpen dat er nu geen stap meer terug is. Ze weten nu dat er zal en moet een Ros Beiaardommegang zijn in 2010! We kregen alvast een telefoontje deze middag van een uitgeweken Dendermondenaar - ja gehuwd met een Aalsterse en niet veel meer te blazen én dus wonende in Aalst... - die ons wist te vertellen dat het nieuws ginds goed de ronde doet. Dat belooft! Ik ben van blijdschap direct beginnen zingen van: "As g' ons Pèirt ziet danse 't is nen druëm vèr gruët en klein, 't is ons èrt 't is ons langk léve!". En toen werd er ingehaakt...
De uitbaters van de kroegen zijn eveneens een belangrijk onderdeel in de studie van het cafébezoek. De klassieke regels van de waard zoals hij of zij moet kunnen zwijgen, ze mogen niet jaloers zijn van elkaar, ze moeten met het kliënteel kunnen meepraten enzomeer, zijn al voldoende bekend, vandaar dat wij er niet over uitweiden.
Er zijn ook nog tal van nevenverschijnselen om het met een beredeneerde term te noemen. Vaak hoort men al eens zeggen: Ik ga daar liever binnen als zij achter de toog staat , of hij zou beter vanachter zijnen toog blijven Dat hangt natuurlijk veelal af van de ingesteldheid van de klant zelf.
Er is inderdaad wel een verschijnsel onder de cafébazen en bazinnen dat niet altijd opportuun is. In sommige zaken krijgt een niet-dagelijkse klant soms minder aandacht dan de dagelijkse bezoeker. In feite is dit juist een verkeerde stelling. De minder regelmatige klant kan een dagelijkse klant worden, hij blijft dus altijd een potentiële klant
De sfeer in een herberg staat of valt met de uitbater(s), dat is een vaststaand gegeven. Zij, man of vrouw, zijn de spil waarrond alles draait. Ze zijn als ware het onverbiddelijke centrum van hun eigen sociaal instituut en niets menselijks mag hen vreemd zijn. Betreft het een uitbaatster, loopt zij wel meer risico soms de aanleiding te zijn tot ongepaste scherts en zotternij. Met alle respect, maar homos die en café uitbaten kunnen ook met dit probleem worden geconfronteerd, afhandelijk van het kliënteel.
Uitbaters moeten kunnen luisteren naar de meeste (soms minder voor de hand liggende) problemen. Ze moeten aandacht schenken aan het geklaag van de klant, al gaat het nu over ziektes, ongemakken, financiële problemen, liefdesperikelen, en veel vijven en zessen Zij worden hiervoor soms geacht en zelfs geëerd, en niet zelden zelfs bemind. Ze worden aanzien als biechtvader of moeder.
Het is dus meer dan het tappen van een pint met een ideale schuimkraag of col. Ze moeten hun pappenheimers door en door kennen. Er mogen in feite geen geheimen bestaan tussen de stamgasten en de uitbater(s), wél een nauwe band van verstandhouding. Ze moeten mekaar begrijpen, zelfs zonder dat één woord wordt gesproken.
Een kastelein moet ook alles horen en zien. Hij moet zien wanneer de muziek een tikkeltje harder moet, of stiller. Harder, omdat soms een vaste klant zijn vloeken te zeer opeenstapelt en daardoor de andere aanwezigen kan storen. Harder omdat een klant die te diep in het glas keek zodanig aan het brabbelen is dat andere stamgasten er geen aanstoot kunnen aan nemen. Harder, om eens over iets te kunnen praten met een klant over een onderwerp waar anderen geen snars hoeven van te weten
Stiller, wanneer er klanten zijn die last hebben van de dag ervoor. Stiller, om er een gezellige sfeer op na te houden
Vaak ziet hij of zij veel, soms té veel, maar laten dit nooit blijken. Wanneer in nood moet tussengekomen worden, zal dat gebeuren op een autoritaire manier, liefst met nog enige vriendelijke toon Ja, ze moeten af en toe ook hard kunnen zijn. Hard, op een manier die zo gesofisticeerd is dat de klant tegen wie werd opgetreden s anderendaags toch terug komt en misschien zelfs zijn verontschuldigingen aanbiedt.
Wanneer klanten te eigen worden, te familiair, moet hij of zij ook optreden. Omgang met kliënteel moet geraffineerd gebeuren, indien mogelijk met inachtname van de regel iedereen gelijk voor de wet
Meepraten is belangrijk. Zelf houden ze best de bek in hun pluimen. Ze brengen zelf geen gesprekken over iemand op gang. We zegden duidelijk meepraten
Te zachte uitbaters hebben het vaak moeilijk. Ze schenken zichzelf vaak onbaatzuchtig weg door te zeggen:de volgende is ene van mij Een uitbater hoeft dat eigenlijk niet te doen. De beenhouwer schenk ook geen gratis vlees weg en de bakker geen koffiekoeken of brood. En als hij het doet, doet hij het beter in een andere herberg
Goe wéir en slècht wéir... dâ zain faitelaik d'iënegste saurte vâ wéir dâ me wéir ier kènne nowô. 't Is t' iën of t' ander want anders zitje zonder wéir en dad' is uëk al iet.
Sèrrewaurdeg is't e vrië wéir. 't Kan vantait op iëne dag van alle wéir zain. Mor de lèsten tait moete me't nemiër op Eddy De Mèi stéike want â kom nimmer op den tèllevies. t Zain ander dad ons bloëze waismoëke naa
Ne mènsj kan vantait mè-j-auver 't wéir te klappe toch wel iet téigekommen uëk zènne. Ik stond auver ne gillen auverlèst te klappe mè manne gebier en è poër ouize vajjer kwamp d'r è vraamènsj bouite wordâ'k ni te véil moet van èmme. Nâ zèi 'k ik op dië momèntj: "'t Zâ gon rèigene want de vloëge komme bouite". Op dië zèlde momèntj ang manne gebier zan vraa-j-éir zjust mè-j-éire kop déir de vainsjter van de sloëpkoëmer... en die pèisdege vanèige dâ't op éir was nowô! Alléi vèr alles te vertèlle 't is van tèn léin dâ z'alletwië e waurt gesprauken èmme. Zèi zâ koët zain en manne gebier zâ nimmer mauge klappe! Vanaf tèn trèkke mè van't wéir ni véil nimmer oën. Ik pakke't gelèk as dâ 't komt, goed of ni goed! Mor ge zèlt er mè ni gaa nog iet uëren auver zègge auver t wéir
Aan de toog worden inderdaad vele dingen verteld, die zoals men weet, vaak met een serieuze korrel zout moeten genomen worden. Men vangt er bijvoorbeeld de grootste kanjers van karpers, brasems groter als roggen, en palingen die de grootste slangen uit de Afrikaanse oerwouden zelfs overtreffen. Op die plaats worden de meest enorme wedden verdiend, heeft ieder het beste werk dat men maar kan dromen, bestaan er naar verluid nog weinig bazen boven de tooghangers en hebben ze minstens allemaal zo'n zo'n twee- a driehonderd werkneers onder zich... De hedendaagse sporters hebben geen copie aan wat sommige tooghangers al presteerden. Als men ze mag geloven is het blijkbaar spijtig dat men 'hun' prestaties nooit heeft laten gelden, want anders zouder er de laatste vijftien jaar geen verbeteringen zijn geweest aan Belgische - en wereldrecords. Toen 'zij' op het voetbalveld stonden werd nog gevoetbald. Vandaag weten die voetballers niet wat voetbal is! Spijtig dat zij door bepaalde omstandigheden niet meer kunnen aantreden voor hun lokale voetbalploeg want dan speelden die zeker niet in bevordering of provinaciale, maar minstens in eerste nationale afdeling, om dan nog maar van Europees voetbal te zwijgen. Hoeveel wereldreizen zouden al niet gemaakt zijn aan de toog, en dan nog wel in de veertien dagen jaarlijks verlof... Hoeveel appartementen en/of bungalows of tot zelfs kastelen hebben sommigen niet staan ergens in het buitenland? Vele kinderen van tooghangers zijn studenten van formaat, waaraan de beste professoren, zelfs die van Harvard niets meer kunnen bijbrengen. Men schrikt toch nog vaak van het aantal wereldwonderen die we nog niet kenden... De toog is nu eenmaal dé plaats waar sommigen zich eens kunnen uitleven en waar ze de meest onverwachte metamorfoses ondergaan, waarvan ze vaak achteraf zelf versteld staan...
We voegen hier een foto bij aan de toog van Café Sport, vroeger aan de Sint-Jacobsstraat gelegen. We zien op de foto (links) de uitbaters Oscar Eeckeman en zijn echtgenote Alice Verleyen, én enkele tooghangers...
Hierbij een foto van mezelf (L) en Emiel Ravijts (R) uit de eigenlijke beginperiode van het Dendermonds lachcabaret. Het was toen nog een gelegenheidsgezelschap dat bestond uit ondermeer Emiel Ravijts, Celina De Deyn, Denise Van Geel, e.a. De bijgaande foto is genomen tijdens een voorstelling ingericht door de lokale KWB in Zaal 't Klokske aan de Pijnderslaan te Dendermonde, begin de tachtiger jaren. De foto is genomen tijdens het spelen van 'De zeven...' een sketch die handelt over iemand die voor het eerst een 'balletje gaat rollen' in een casino. Andere sketches in dat programma waren ondermeer 'Suë Den Babbeleir', 'Café chantant' en 'Het nieuw kleed'...
In eten en drinken hoeft de Vlaming voor niemand het hoofd te buigen. Waren onze voorouders reeds ten tijde van Julius Caesar befaamd voor hun 'mede', een uit gegiste honing gemaakte drank, die ze zonder blikken of blozen kwistig door hun keelgat goten, dan genieten wij, meer dan twintig eeuwen later nog steeds de reputatie de meest degelijke bierdrinkers van de wereld te zijn. Het is zeer gemakkelijk zijn dorst te lessen met water en ietwat goedkoop, maar van in de alleroudste tijden heeft de mens gezocht naar een drank waar hij meer plezier kon aan beleven. Op weinig terreinen van het menselijk streven werd zoveel vindingrijkheid aan de dag gelegd dan aan het bereiden van een drank die en zeker gevoel van welbehagen opdrong, om niet te spreken van een roes. Onze verre, verre voorouders en onze eigen grootouders én ouders waren en zijn verlekkerd op een delicieus biertje. Waarom zouden wij er dan afkerig van zijn? Nogal logisch dat wij die lijn doortrekken... Als het bier bruin of blond in 't glas vloeit, als het parelt en prikkelend geurt, dan brengen we het glas aan de mond. We drinken het in teugen , de ene keer al wat profijtiger dan de andere, maar toch genietend van elke slok... Soms verglijdt de weemoed in een geestelijke blijheid. Er bestaat in feite geen beter medicijn voor elkeen die een tegenslag te verwerken krijgt... Maar, het drinken moet bij mate gebeuren. Wellicht wordt bier meer geschonken in de herbergen dan thuis, hoewel in gezellige huiskring een lekker pintje ook niet te versmaden is. Maar het café is toch wel eigenlijk de plaats bij uitstek om een stevige pint te verzetten... Bier is niet gemaakt voor de varkens, en 'dat het maar zo goed niet moet zijn' hebben wij reeds vaker gehoord. En inderdaad, wij Belgen gaan er prat op dat wij goed bier hebben en daarbij nog goede cafés! Neem nu Engeland... Alle pubs sluiten juist op het moment dat voor de échte drinkers de gesprekken gaan beginnen en dus wanneer de basis wordt gelegd voor het oplossen van wereldproblemen als het moet! In Ierland is het iets beter, alhoewel je vaak de indruk hebt dat je binnengesukkeld bent op een vergadering van alcoholverslaafden... In Frankrijk zijn de glazen vaak niet fatsoelijk gespoeld en smaakt het bier naar aangelengd zeepsop. Hoewel door de Belgische invoer het al sterk verbeterd kan zijn... In Duitsland zijn de bierpotten dan weer iets te groot. En als je dan de tegenslag hebt dat je de pot krijgt van een vorige klant die net een goeie portie vettige worst heeft verorberd, zijn zelfs de meest geconcentreerde detergenten nog te zwak en hebben die vooralsnog niet kunnen beletten dat het schuim onmiddellijk verdwijnt. In Nederland tappen ze hun pintje dan weer in colaglazen. Hun bier is eigenlijk niet zo slecht, maar het wordt verwaarloosd door de hoeveelheid die je maar krijgt toebediend. Dus, waar kunnen wij nog beter zijn??? Hier bij ons voor een goei Belgische pint! Hoe was dat spreekwoord ook alweer? "Bierke, bierke, 'k zsal u zuipen, al moest ik op handen en voeten naar huis toe kruipen"... Hoewel dit de laatste tijd veel geld kan kosten!!!
Wij vernamen zonet van een lid van het Ros Beiaardcomité, dat voor het grootste deel is samengesteld uit gemeenteraadsleden dat de Vier Heemskinderen voor de Ommegang van 30 mei 2010 bekend zijn. We werden wel duidelijk gesteld dat noch in de krant, noch via een ander kanaal de namen mogen bekend gemaakt worden. Die eer wordt aan de burgemeester gelaten, die dit eerstdaags dan ook zal doen via de media! Toch een hele geruststelling als u het ons vraagt. In het verleden is het echter nog nooit écht een probleem geweest, doch het houdt de Dendermondenaar eigenlijk wel bezig. Dat is dus bij deze een zorg minder! Wij komen eerstdaags met meer informatie.
"De Vier Aymonskinderen jent, met blanken zweerd in d'hand!"
Wil je contact nemen met de blog voor het sturen van een foto, het geven van informatie of het vragen om inlichtingen, stuur uw email via het voorziene vak hieronder. U kan ons helpen bij de identificatie van personen. Herken je iemand dan vernemen we dit graag met een email.