Om in de gilde aangenomen te worden moest men langs mannelijke zijde afstammen van pijnders; men moest zoals men zei van pijndersbloed zijn. Een bepaalde ouderdom was niet vereist, doch men moest bekwaam zijn om mee te werken. Wanneer een rechthebbende zich aanbood om als vrijpijnder aangenomen te worden moest men zich bij de opperdeken melden. Het werd dan toegelaten om gedurende 8 tot 14 dagen op proef te werken. Gedurende al die tijd verdiende de nieuweling zoveel als de andere ambachtslieden, maar er diende 1/3 van het verdiende loon afgestaan te worden voor de ouderlingen. Wanneer de proeftijd voorbij was en men als volwaardig pijnder werd aangenomen diende de eed te worden afgelegd bij de deken van de gilde, en dit voor een tafel waarop twee brandende kaarsen stonden. De tekst van de eed zou als volgt zijn geweest: Ik zweere ende belove gehoorzaam en onderdaenigh te zijn aan Dekens en Ouderlingen van dezen Ambagte, en van mij te zullen kwijten met ijver en getrouwigheyd van alle plichten in hoedanigheyd van supposte mij toevertrouwt en t ambagt te zullen voorstaan in t goed ende t kwaet, zoo als eenen getrouwen suppost behoort te doen. Zoo helpt mij Godt en al zijne Heyligen. Ik belove. Benevens deze eed diende de nieuw aangenomen pijnder ook nog enkele andere verplichtingen na te komen. Zo moest hij zorgen dat er voor elke pijnder een stenen pijp voorhanden was, alsook tabak en snuif. Het stond hem vrij een traktatie aan te bieden aan de gildeleden. Door de jaren heen werd de procedure voor aanvaarding vereenvoudigd. De taak van de pijnders is niet te onderschatten. Als dragers van het Ros hebben zij een hoofdrol. Zij hebben niet alleen de verantwoordelijkheid over de veiligheid van de Vier Heemskinderen, maar de bewegingen van het Ros Beiaard moeten ook gesynchroniseerd gebeuren met de regie-aanwijzingen. Tempo en aangepaste snelheid zijn van hoofdbelang. Al die belangrijke details worden voor elke ommegang ingestudeerd. Maandenlang wordt geoefend aan de kazerne waar het paard zijn rustplaats heeft. Het dragen van het paard is fysiek zeer zwaar. Het is uiteraard niet het dragen op zich dat voor deze sterke kerels het grote probleem is, wel het steigeren van het paard en het lopen over een niet altijd even stabiele ondergrond waardoor de lasten niet altijd gelijk verdeeld zijn. Bij het steigeren van het paard moeten de pijnders vooraan in het paard heffen en gelijktijdig gaan de achterste dragers door de knieën.
|