Onder bovenstaande titel zullen een aantal items verschijnen over mensen die in onze kleine stad toch wel iets hebben betekend...
* * * * * * * * xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Gaston Burssens werd geboren te Dendermonde op 18 februari 1896. Hij deed zijn middelbare studies aan het atheneum te Mechelen, waar hij les kreeg van o.a. Maurits Sabbe. Tijdens Wereldoorlog I nam hij, samen met Wies Moens en Paul van Ostaijen, deel aan het Activisme en studeerde hij enige tijd aan de door de Duitsers vernederlandste Gentse universiteit. Na de wapenstilstand kwam hij trouwens in de gevangenis terecht. Hierna werkte hij in een bedrijf in granen. Hij vestigde zich te Antwerpen en richtte zelf een fabriekje op. Zij eerste gedichtenbundel "Verzen" verscheen in 1918. De invloed van het Duitse expressionisme was reeds merkbaar. De dadaïstische en surrealistische stromingen kregen echter steeds meer invloed op hem. De vrucht hiervan werd "Piano" (1924), dat gelijkenis vertoont met "Bezette stad" van P. van Ostaijen. Beide dichters waren trouwens met elkaar bevriend. Met van Ostaijen werd hij één der weinige authentieke vertegenwoordigers van het organisch expressionisme : het omvatten van een ongerijmde wereld in ongerijmde poëzie. Gaston Burssens stak heel wat energie in het afdwingen van respect en waardering voor het werk van zijn vriend P. van Ostaijen, ook na diens dood. Op latere leeftijd, na zelf heel wat tegenslagen te hebben gekend, na het verlies van zijn eerste echtgenote en hervonden huwelijksgeluk, keerde Gaston Burssens terug naar de belijdenislyriek en de poëzie in haar meer traditionelere vorm, zoals blijkt in "Ode" (1954) en "Adieu" (1958). Hij ontving tweemaal de Driejaarlijkse Prijs voor Poëzie (periodes 1950-52 en 1956-58). Gaston Burssens schreef ook proza, zo o.a. essays over Jespers en van Ostaijen. Hij beoefende ook de schilderkunst. Gaston Burssens overleed te Antwerpen op 29 januari 1965.
Enkele van zijn werken:
*Verzen (Poëzie, 1918) * De Yadefluit (Bewerkingen van Chinese verzen, 1919) * Liederen uit de stad en uit de sel (Poëzie, 1920) * Piano (Poëzie, 1924) * Enzovoort (Poëzie, 1926) * Klemmen voor zangvogels (Poëzie, 1930) * Paul van Ostaijen zoals hij was en is (Essay, 1933) * French en andere Cancans (Poëzie, 1935) * De eeuw van Perikles (Poëzie, 1941)
* Elegie (Poëzie, 1943) * Floris Jespers (Essay, 1943) * Fabula rasa (Verhalen en beschouwingen, 1945) * 12 Niggersongs (Poëzie, 1946) * Boy (Toneel, 1952) * Pegasos van Troja (Poëzie, 1952) * Ode (Poëzie, 1954) * Floris Jespers (Essay, 1956)
|