In navolging van ons artikel over 'Den Dèrremonse Raf''...
Op 'Den Dèrremonse Raf' na hoort men tegenwoordig nog weinig oude liedjes uit het Dendermondse repertoire naar voor brengen. Het is misschien een teken des tijds? Vroeger hoorde men regelmatig liederen als 't Lied der Rosiers of Het Lied van de Leeuwerckenaers weerklinken. Misschien mag dit een hint wezen om in de toekomst bij de voorstellingen van de genoemde toneelkringen hun lied te laten horen bij de aanvang of tijdens de pauze... Het zou zeker een middel zijn om de liederen van een teleurgang te vrijwaren...
We hebben het even over het ontstaan van liedjes tijdens WO I. Tijdens die oorlog werd in de stad een 'Komiteit' opgericht dat zich inliet met 'goede werken' voor de bevolking. Zo voorzag het 'Komiteit' gratis klompen voor al degenen die er om verzochten. Gezien de klompen niet steeds in de juiste maat konden worden geleverd - "à la guerre comme à la guerre, n'-est-ce pas!" - had de man in de straat de actie al vlug in een kernachtig liedje uitgedrukt. Tijdens de sombere bezettingsperiode kwam de geest van Uilenspiegel tot uiting in het liedje dat als volgt luidde: Dames en Heren, ziet ons eens gaan. Altijd marcheren met blokskens aan. Niet om te stoefen, ze zijn al gelijk, zeggen de heren van 't Komiteit.
Dendermonde is door de jaren heen steeds een 'kazernestad' geweest. Er werden destijds diverse 'Lotelingsliederen' geboren en gezongen. Hierna één van de liedjes omtrent de opeising der jonge mannen die met de 'poepers' (typisch Dendermonds voor 'schrik') zaten: Moeder, moeder, wat is dat? Heel mijn hemd is nat! Mijn vloeren broeksken dat is vol ..... Wij gaan naar Lessen en dan naar 't front!
Tijdens WO I was er nog geen sprake van 'Winterhulp' of 'zegelkens'. Wel kende men 'het lazareth', waar behoeftigen gratis soep konden verkrijgen. Terwijl werd aangeschoven aan de Zwarte Zusterschool met het eetketeltje onder de arm, zongen zij: En wij gaan naar 't Lazareth, naar 't Lazareth, naar 't Lazareth. Wij hebben thuis toch gene fret, gene fret...
De geringste aanleiding volstond om een 'volksliedje' in 't leven te roepen. Eens de oorlogmiserie voorbij was, kwamen de revue-schrijvers op de proppen en werden liederen geschreven die veelal plaatselijke toestanden hekelden.
|