De Zusters Maricolen van Dendermonde. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Deze congregatie werd rond 1663 gesticht te Dendermonde waar het eerste klooster een toevluchtsoord was voor oude vrouwen. Tijdens de Franse omwenteling werd het klooster afgeschaft en tot krankzinnigengesticht ingericht. Later zullen de zusters Maricolen ook nog op meerdere plaatsen actief worden in het onderwijs. Op 28 december 1848 richtten de zusters Maricolen van Dendermonde te Lede een gesticht op, waar zij zich toewijdden aan de verpleging van geesteszieken. Het gesticht droeg de naam Maison de Santé, wat later werd vertaald in "Gezondheidshuis". Rond 1850 vestigen de zusters Maricolen het hoofdhuis in de Brusselsestraat te Dendermonde waar ze een pensionaat uitbouwen. Na de oorlog 1914-1918 wordt dit internaat omgevormd tot het huidige rustoord Mariatroon.
Meer historiek
![](http://blogimages.seniorennet.be/jp_dendermonde/455494-a56aeccdef87d09fa2c0f5e70a1959cc.jpg)
Rond 1202 werd binnen de muren van het Sint-Blasiusgesticht in Dendermonde gestart met de verzorging van zieken, arme bejaarden en krankzinnigen. De genezing van zieken was in deze periode vrij eenvoudig van opvatting: wat van buitenaf binnenkwam, moest men terug naar buiten krijgen. Het is in deze context dat men onder invloed van het geloof met duivelsuitdrijvingen ging werken. Vooral omdat men overtuigd was dat de zieken bezeten waren door de duivel.
Op 19 maart 1663 stichtten Anna Puttemans (een vrome begijn uit Dendermonde) en Pater Herman a Sancto Norberto (een jonge onderprior van de karmelieten) "een familie van vrome jonge dochters". Deze kende vrij vlug succes met als gevolg dat op andere plaatsen nog "families" werden gesticht. Deze stichtingen kwamen tot bloei in Antwerpen, Brugge, Deinze (vroeger Gent), Landen, Leuven en Staden. Hieruit ontstonden later de Zusters Maricolen.
Het was ook de periode dat de steden groter werden en daardoor ook meer hun stempel konden drukken op de stedelijke inwoners en hun leefomgeving. Men ging onder andere de krankzinnigen opsluiten in zogenaamde dolhuizen. In Dendermonde oordeelde de stedelijke overheid in 1700 dat het noodzakelijk was de gevaarlijke krankzinnigen te verwijderen uit het gasthuis en ze onder te brengen in een dolhuis.
Medicatie bestond nog niet, zodat men zich behielp met de middelen die men had. Men gebruikte dan maar dwangmiddelen en opsluitingen in een kelder was schering en inslag. Tegen deze vaak erbarmelijke toestanden kwam stilaan protest. In Engeland was reeds vanaf 1750 een kentering merkbaar. Dit kan beschouwd worden als een voorloper op de grote veranderingen rond de jaren 1800. William Cullen (1710-1790) zal als eerste een systematische classificatie opmaken van alle ziekten, waaronder de geestesziekten. Het gevolg hiervan was dat de geestesziekte in de geneeskunde werd opgenomen.
Op het einde van de 18de eeuw werd, onder invloed van de Franse bezetter, het klooster van de zusters Maricolen afgeschaft en werden de gebouwen toegewezen aan de Burgerlijke Godshuizen. Mede hierdoor besloot het Dendermondse stadbestuur in 1804 er een krankzinnigengesticht in onder te brengen. Aan de Dendermondse stadsarchitect Joannes Baptiste Segers (1751-1833) werd opdracht gegeven om dit tot een goed einde te brengen. De zusters Maricolen stonden in voor de verpleging.
Eénmaal verlost van de Franse bezetter behoorden we tot het Koninkrijk der Nederlanden met Willem I als koning. Het was mede door hem dat op 14 mei 1829 de zusters Maricolen een wettelijke erkenning kregen van hun congregatie.
Met het aantreden van Dr. Guislain in 1835 als hoogleraar fysiologie aan de Gentse universiteit vangt een nieuwe fase in de krankzinnigenzorg aan. In 1837 werd zelfs de leeropdracht van Dr. Guislain uitgebreid met hygiëne en de geschiedenis van de geneeskunde. Hij introduceerde dit laatstgenoemde vak in België en hechtte er veel belang aan. Kort daarna verschenen van zijn hand twee belangrijke werken waarin hij de regering opriep om maatregelen te nemen ter verbetering van de geesteszieken. Tussen deze twee werken diende Pierre-Adrien Blomme (1781-1877) een voorstel in bij de provincieraad om subsidies te geven voor het oprichten van krankzinnigengestichten te Gent, Oudenaarde, Sint-Niklaas en Dendermonde.
Op 18 juni 1850 werd de wet op de behandeling van de krankzinnigen gestemd en bekrachtigd in Kamer en Senaat. Ten gevolge van deze wet werden alle instellingen onder regeringstoezicht geplaatst. De bestaande inrichtingen dienden een officiële goedkeuring aan te vragen. Omdat de eisen nu hoger kwamen te liggen voor onder andere een gezonde omgeving, de indeling van de zieken volgens geslacht en aard van hun ziekte, een aangepaste medische en algemene verzorging, nam de kloostergemeenschap van de zusters Maricolen een initiatief. Zij bouwden een nieuw klooster in de Brusselsestraat te Dendermonde, op de plaats waar vroeger de Brigittinessenabdij gelegen was.
In 1850 betrokken zij het nieuwe klooster. In hun prospectus van 10 december 1850 prezen ze hun nieuwe krankzinnigengesticht aan, dat voldeed aan de nieuwe wet van 18 juni 1850.
Ondertussen openden de zusters in Sint-Agatha-Berchem een bijhuis waar aan onderwijs werd gedaan. In 1902 werd dit bijhuis gesloten.
In het oude stedelijke krankzinnigengesticht te Dendermonde vervingen de Broeders van Liefde de zusters Maricolen. De gebouwen bleken echter totaal ongeschikt zodat de Burgerlijke Godshuizen zich verplicht zagen alles zo vlug mogelijk in orde te stellen met de nieuwe wetgeving. Johannes Beeckman, stadsarchitect van Dendermonde, werd hiervoor aangesteld.
Het financiële plaatje bleek te groot te zijn om nog maar te zwijgen van de problemen van inrichtende aard. In 1866 beval de overheid de sluiting van de instelling. In 1867 werden de gebouwen verkocht aan de Staat, die het de volgende jaren zou voltooien en uitbreiden tot krijgshospitaal.
![](http://blogimages.seniorennet.be/jp_dendermonde/455494-6be87125ce475f6421f7cdee4a71e55f.jpg)
![](http://blogimages.seniorennet.be/jp_dendermonde/455494-d45afd9c4984c74fe0ee903b443cd9b0.jpg)
|