In 1233 kreeg de stad haar stadskeure van Robrecht van Bethune en ontwikkelde zich in de loop van de 13e eeuw en het begin van de 14e eeuw tot een niet onbelangrijk regionaal laken- en handelscentrum. De toename van de bevolking in de stad vormde een weerspiegeling van de economische ontwikkeling en resulteerde in het eerste kwart van de 13e eeuw in een aanzienlijke gebiedsuitbreiding in zuidoostelijke richting. Ergens is het verwonderlijk dat een dergelijk centrum diende te wachten tot het einde van de 14e eeuw, voordat het kon beschikken over het voorrecht om een jaarmarkt in te richten. Kort daarvoor waren er een aantal zware aanvaringen geweest tussen het machtige Gent in het kader van de lakennijverheid. De materiële schade, ten gevolge van enkele gewelddadige conflicten tussen deze stad en Lodewijk van Male, hadden tot gevolg dat het bevolkingscijfer terugliep en de stadsfinanciën stonden onder druk. Voortdurende renteleningen en een sober beleid waren schering en inslag tegen het einde van de 14e eeuw. De toelating tot het inrichten van een jaarmarkt door de Bourgondische hertog Filips de Stoute (gehuwd met Margaretha van Male - sedert 1384 in het bezit van de heerlijkheid Dendermonde) dienen we eerder te beschouwen als een van de door een verarmde stad aangegrepen middelen om zo snel mogelijk dit economisch dieptepunt achter zich te laten... Het voorrecht werd verleend in oktober 1393.
|