Hij was op vakantie bij zijn oom, zodat zijn ouders even konden uitblazen. Toen ik hem ontmoette stelde hij me drie vragen: wie ben je, van waar kom je, waar ga je naartoe. Steeds opnieuw stelde hij dezelfde vragen, zonder even te pauzeren. Zou hij andere woorden kennen?
Ik heb nog vaak aan die mentaal beperkte jongen gedacht. Hoe leef je met iemand die zo dwangmatig praat? Nochtans stelde hij drie basisvragen. Dat intrigeerde me enorm: vooral deze vragen te horen uit de mond van een zwaar beperkt iemand.
Dat voorval gebeurde zowat dertig jaren terug … en toch denk ik er nog vaak aan. Ik probeer nu in enkele werken die vragen vorm te geven, een soort antwoord te vinden op die vragen.
In het eerste werk komt ‘wie ben ik’ aanbod. Stilaan ontdekt de mens zichzelf: voor mij is de uiteindelijke confrontatie met mijn kwetsbaarheid en mijn sterfelijkheid de basis van mijn zelfbewustzijn, het is het enige dat we met zekerheid weten en die grenzen kunnen niet ontkend worden.
Als kind, opgroeiend in een katholiek milieu, kreeg een antwoord vorm: een kind van god. God zat dan ergens op een troon in de hemel en gezien ik van sprookjes hield, kwamen de verhalen over die god mijn wereld bevolken, zowel het mooie als het verschrikkelijke.
Maar sprookjes kan je mettertijd een plaats geven … maar die basisvragen blijven steeds aanwezig.
|