Op 13 februari 1974 werd mijn zoon geboren. Hij zou dit jaar 40 jaar geworden zijn. Dat gaf me wel een schok toen mijn dochter daarop wees. Ik herinner me Arne zoals ik afscheid van hem nam: een verwarde jongen van 25.
Naar jaarlijkse gewoonte komen we samen op de verjaardag van Arne om hem te vieren. Omdat Aike zich moeilijk kan vrijmaken, komen we samen in de dansschool waar we (lekker) kunnen eten. Met cava klinken we op Arne. Iets feestelijks dat ook met ingehouden tranen gepaard gaat. Vooral nu hij 40 jaar zou geworden zijn.
Terwijl we samen zitten komt K. haar dochter afleveren. Ik ga even tot bij haar. We hebben het over haar dochter die zich zo uitleeft in de dans. Het gesprek hapert wat. Ik wil haar zeggen dat we hier met de familie samen zijn voor Arne, maar dat lukt me niet.
K. en Arne zaten samen op de lagere school en waren zowat onafscheidelijk. Woensdagnamiddag kwam K. bij ons of Arne ging naar haar. Ik heb nooit zo’n intense kindervriendschap ervaren. De sterkste herinnering blijft me voor altijd bij: Arne doet K. , na een namiddag uitgebreid spelen, naar huis. Toevallig kom ik voorbijgereden met de auto. Ik zie Arne , fietsje aan de hand, naast K. lopen. Ze zijn na een namiddag samen zijn nog niet uitgepraat. Ze zien me niet, zo intens hebben ze het met elkaar. Wanneer Arne haar tot bij haar thuis gebracht heeft, rijdt hij op zijn gele kinderfiets, terug naar huis.
Terwijl we de cava schenken biedt Deepak aan Aike, Sangeeth, Manon en mij, een roos aan. Manon kocht deze morgen veertig rozen. Die zijn ze naar het graf van Arne gaan brengen en enkele rozen hielden ze bij om uit te delen. Hij laat ook de foto’s zien van de rozen op het graf van Arne. Met tranen in de ogen zitten we gelukkig te zijn: wat is er mooier dan die broer, die zoon, door die rode rozen tot onze leefwereld toe te laten. Hij is weer bij ons.
Na het eten komt K. nog even in het vizier: ze komt haar dochter ophalen. Ik ga tot bij haar en zeg dat we vanavond samen zijn om de verjaardag van Arne te vieren. Ze had het aangevoeld maar wist het niet goed te duiden. We hebben het over Arne en haar vriendschap als kind. Na de lagere school gingen hun wegen uit elkaar. Zij evolueerde tot een jonge vrouw, trouwde, kreeg twee kinderen … met Arne ging het bergaf, tot hij uiteindelijk in de psychiatrie belandde. We spreken over hun vriendschap als kinderen.
Ze kan er niets aan doen, maar als ze mij ziet denkt ze aan Arne. Ik kan er niets aan doen maar als ik haar zie denk ik aan Arne. En dan, als verjaardagsgeschenk zegt ze: weet dat Arne ook gelukkig geweest is, o.a. in onze vriendschap.
Met ingehouden tranen nemen we afscheid van elkaar. Ze heeft twee prachtige kinderen. Ik hoop dat ze samen met haar man haar leven vorm mag geven met die wondermooie potentie van vriendschap die ze als kind reeds vorm gaf.
En als we elkaar zien weten we dat we beiden aan Arne denken.
Ik ben dankbaar om haar vriendschap, toen en nu.
|