‘Du liets mi tleven’.
Men zegt: ik zou de dood van een kind niet overleven. Tot je geconfronteerd wordt met de dood van je kind. Je zou met je kind willen meegaan, maar je lichaam dwingt je verder te leven: je ademt verder, je bloed blijft zijn baan door je aderen verder gaan. Het is alsof je vervloekt bent verder te leven.
Je kan niet meer verder, je wil niet meer verder, maar je voeten stappen mee naar de uitvaartdienst. Je armen omarmen anderen, je hoort jezelf woorden zeggen als een mantra uit een vergeten verhaal.
Je gaat verder als op een automatische piloot. Je stelt de dagelijkse gebaren zonder er bij betrokken te zijn. Je lichaam leeft in de wereld van werken, eten, mensen ontmoeten. Alleen ben je zo ontzettend moe. Je sleurt je naar een slapen waarin je even kan vergeten. ‘s Morgens moet je weer de wereld in van gemis, teveel herinneringen, een lijf dat overal pijn doet.
Je leeft, maar waarom?
|