Vrij - zinnige gedachten,gedichten, verhalen en berichten
14-11-2005
In ieder mens schuilt iets bijzonders
René Diekstra is een van de meest besproken psychologen van Nederland. Hij is columnist in verschillende kranten en tijdschriften, psycholoog en psychotherapeut. Als auteur behandelt hij psychische problemen aan de hand van alledaagse situaties.Verder is hij als adviseur aan de stad Rotterdam verbonden en adviseert hij burgemeester en wethouders over de uitvoering van het sociale beleid.
Uit een van zijn columns uit 1995, is het volgende gedeelte:
..
De veronderstelling dat in ieder mens iets bijzonders schuilgaat, iets dat zonder nadere voorwaarden vooral bescherming, zorg, sympathie verdient, is naar mijn mening de basis van onze wereldgemeenschap, zoals het volgende verhaal treffend illustreert.
Klooster
Er was eens een klooster hoog in de bergen dat over de hele wereld bekend was. De monniken waren er vroom, de studentenenthousiast en gewone mensen kwamen er vanuit alle windstreken bidden en mediteren. Totdat er zich geleidelijk een verandering voltrok. Er kwamen steeds minder studenten en ook steeds minder gewone mensen. De monniken raakten ontmoedigd en somber. Diep bezorgd besloot de overste van het klooster op een dag op zoek te gaan naar het waarom van deze ontwikkeling.
Op zijn zoektocht kwam hij een goeroe tegen aan wie hij het hele verhaal vertelde en vroeg: Is het vanwege onze eigen zonden dat het ons nu zo vergaat? Ja, antwoordde de goeroe, vanwege de zonde van onoplettendheid. Een van jullie is een heel bijzonder mens, een heilige vermomd als monnik, maar dat is jullie allemaal ontgaan.
Een heilige onder ons?, reageerde de overste. Maar wie dan? Ieder van ons heeft zijn fouten, zijn gebreken. Wordt een heilige niet verondersteld volmaakt te zijn? Of is dat juist een deel van zijn vermomming? Maar wie dan?
Terug in het klooster riep de overste de monniken bijeen en hij vertelde ze wat de goeroe gezegd had. De monniken reageerden aanvankelijk vol ongeloof en begonnen zich vervolgens driftig af te vragen wie van hen het kon zijn. Maar omdat zij het antwoord op die vraag schuldig moesten blijven, begonnen ze elkaar met nieuwe ogen te bekijken. Je weet maar nooit, dachten ze als ze naar een collega naast zich keken, of hij het misschien is. Laat ik hem voor alle zekerheid maar aardig en respectvol behandelen.
Spoedig stroomden de studenten weer toe, kwamen de gewone mensen weer mediteren en kreeg het klooster zijn oude faam terug.
----------
U hebt hem bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie hem toevertrouwd het werk van uw handen en alles aan zijn voeten gelegd.
Maar als jij zegt God en ik: ik weet het niet dan weet jij je beschermd en ik voel me verlaten aan de grens van ons begrijpen
Maar mocht je ooit beseffen wat je niet begrijpt van God en duizelen van de diepten van je eigen geloof ontdaan van de gewoonte geef me dan je hand zodat ik je kan steunen want dan ben ik niet zo bang als jij.
Het oktobernummer van het vrijzinnige maandblad Vrijzicht was bijna geheel gewijd aan een onderwerp dat nog steeds de gemoederen bezig houdt: Evolutie of creationisme. Ik geef een paar gedeelten weer uit het artikel van Bert Reesinck:
God schiep niet, maar schept: fundamentele wazigheid rond ID, (Intelligent Design). ----------------
Wie uit menselijk ervaren en waarnemen eigenschappen aan God toedicht die hij aan de mensenwereld ontleent, is antropomorf bezig. Een stelling bijvoorbeeld als 'erkan geen god bestaan dient te worden geformuleerd als: er kan geen god bestaan in de vorm die ik mij voorstel of ooit zou kunnen voorstellen
-------------
Echt begrip van de werkelijkheid is pas mogelijk, als wij bereid zijn woorden als god, tijd, ruimte, eeuwigheid op de snijtafel te leggen. Wie denkt te kijken naar wat zich buiten zijn gezichtsveld bevindt, projecteert zijn persoonlijke wereld naar buiten.
------------
Bij het spreken over ID spelen onmiddellijk begrippen mee als begin, tijd, ruimte: begrippen die uitsluitend uit aards waarnemen voortkomen en daarbuiten niet te hanteren zijn. Wie kan zich een ruimte voorstellen waarbuiten geen andere ruimte is?----------------- Iets dergelijks geldt ook voor tijd. Wie kan zich een nu voorstellen? In ons beleven is iets óf net voorbij, óf het ligt voor ons.-------------
De mens stelt zich de eeuwigheid graag voor als eindeloos lang voortduren, maar eeuwigheid is precies het tegenovergestelde: het enige nu, dat tegelijkertijd alles in onbegrijpelijk rijke variatie omvat------- Als God bestaat, schiep hij niet, maar schept hij. Niet in het begin, maar in het eeuwige nu, waarvan wij op dit moment deel uitmaken.
--------------
Veel wordt duidelijk voor wie het zijn als zodanig in beschouwing neemt. De gestalten van alles wat bestaat kunnen wij ervaren, waarnemen, gebruiken of veranderen, maar het zijn op zich kan niemand geven of nemen. Iets dat bestaat, kon of kan zijn eigen zijn niet bewerken. Gaat het misschien om een geschenk? Ook, maar het is nog veel meer: het is een relatie, blijvende verbondenheid in het nu. In miljarden waarneembare vormen is het aanwezig als de sterkst denkbare verbondenheid met de bron van alle zijn, de essentie van alles wat existeert . Wat buiten ons kennis en denkgebied valt, zoals het naakte begrip zijn, is even werkelijk als het waarneembare.
--------------
Intelligentie en ontwerp zijn aan God toegeschreven begrippen uit de beperkte mensenwereld. Maar deze mensenwereld, miniem onderdeel van het universum, kan er alleen zijn op grond van een geheim in het nu. Een geheim dat zeer werkelijk en daarom ook rationeel benaderbaar is, maar binnen ons mensenbestaan niet te doorgronden of zelfs maar voor te stellen.
Bert Reesinck studeerde theologie en filosofie, was monnik en priester, en is auteur van ondermeer Welke God bedoelt u eigenlijk? Budel: Damon, 2005
Jan van Nijlen was een Vlaams dichter. Hij werd geboren in Antwerpen op 10 november 1884 en overleed in Ukkel op 14 augustus 1965. Door zijn teruggetrokken leven was hij relatief een onbekend en eenzaam dichter. Tijdens de 1e wereldoorlog woonde hij in Nederland waar hij geleidelijk aan meer belangstelling kreeg. Voor het eerst kreeg Jan van Nijlen erkenning in 1929 toen hij de Staatsprijs Letteren ontving. In 1934 kreeg hij de Staatsprijs Vlaamse Poëzie en in 1955 de Belgische Staatsprijs. In 1963 kreeg hij als bekroning van zijn hele oeuvre de Constantijn Huygensprijs.
November
Hoe kort was deze dag! Slechts even klom de zon boven het woud... de bomen ruiven goudkleurig en hun dorre bladen stuiven waar 't gele licht der chrysanthemen glom.
Hoe stil is 't nu in huis! De blauwe druiven blinken fluweelzacht in kristallen kom. De winter komt! Weldra weer zal rondom het oude huis zijn barre sneeuwjacht stuiven.
Het avonduur brengt voor een stond bezieling in de natuur, en 't geelgroen schemerlicht hult in zijn laatste stralen de vernieling
des zomerlands wiens rijpe vruchten vielen. Nu is het nacht. Men doet de luiken dicht, de klokken luien, hoor! 't Is Allerzielen.
Er zijn nieuwe woorden Nieuwe wegen Nieuwe kleuren Ander licht Het is een nieuwe dag En niets Herhaalt zich Niets herhaalt zich Een nieuwe dag Stef Bos
Elke dag is een vraag van God aan ons, elke volbrachte dag is een antwoord van ons aan God Prof. E.J.Kuiper
Een aantal vrijzinniggelovigen die op verschillende niveaus en op verschillende plaatsen actief zijn in verschillende geloofsgemeenschappen hebben een Vrijzinnig Manifest opgesteld, bestaande uit 5 punten. Het is bedoeld als een impuls tot zelfstandige en persoonlijke reflectie op de inhoud van wat vrijzinnigheid wordt genoemd.
In de punten 3 en 5 staat :
3. De vraag of God bestaat is overbodig
Toelichting: Niemand kan de vraag naar het bestaan positief of negatief beantwoorden.
Een vraag stellen waarvan van tevoren duidelijk is dat daar geen onweerlegbaar antwoord op te geven is, is tijdverspillende kwelling des geestes. Het bestaan van krachten die wij ook wel God noemen, is niet bewijsbaar maar overigens wel aannemelijk, omdat mensen blijven zoeken naar die krachten. Ook het gegeven dat die krachten naar menselijke ervaring soms door en voor mensen werken, maakt het bestaan van God en de eigenschappen die de God heeft, een eigen menselijke - keuze. De weg naar God is dus altijd een hoogstpersoonlijke. Het optreden van Jezus van Nazareth maakt dit niet anders. Zijn godsbeleving stond ten dienste van zijn geslaagde streven tot humanisering van de mensheid en het ontwikkelen van een nieuwe ethiek, maar was ook hoogstpersoonlijk omdat hij God beleefde als de vader die hem zond.
5. De basis van vrijzinnigheid is: Geloof onttrekt zich aan de kwalificeringen waar of onwaar
Toelichting: Wij kennen de omvang van de bedoeling niet van het universum waarin wij leven. Onze begrippenwereld is niet in staat ons bij dit universum iets meer voor te stellen dan dat het oneindig lijkt te zijn en de bedoeling van dat universum vooralsnog verbogen blijft. Dat is onze positie. Het is die positie die iedere pretentie op waarheid of onwaarheid bij voorbaat haar grond ontneemt. Waarom en waarin geloven wij dan? Wij geloven dat geloven waarde toevoegt aan ons leven. En dat geloven net als leven altijd doorgaat en nooit afis.
Nicolaas Beets, misschien beter bekend onder het pseudoniem Hildebrand, werd op 13 september 1814 in Haarlem geboren. Hij stierf op 13 maart 1903 in Utrecht.
Hij was, predikant, enhoogleraar, maar werd ook bekend als schrijver en dichter. Heel bekend werden zijn verhalen, die gebundeld verschenen onder de titel Camera Obscura. Zijn geboorteplaats Haarlem enzijn latere woonplaats Utrecht spelen hierin een belangrijke rol.De eerste versie verscheen in 1839, maar de definitieve vorm kreeg het pas in 1851. In het voortgezet onderwijs ontbrak lange tijd de Camera Obscura niet op de leeslijst. Over zijn dichtkunst waren de meningen verdeeld. Hier volgt een van zijn mooiste gedichten.
DE MOERBEITOPPEN RUISTEN
De moerbeitoppen ruisten; God ging voorbij; Neen, niet voorbij, hij toefde; Hij wist wat ik behoefde, En sprak tot mij;
Sprak tot mij in den stillen, Den stillen nacht; Gedachten, die mij kwelden, Vervolgden en ontstelden, Verdreef hij zacht.
Hij liet zijn vrede dalen Op ziel en zin; k Voelde in zijn vaderarmen Mij koestren en beschermen, En sluimerde in.
Den morgen, die mij wekte Begroette ik blij. Ik had zo zacht geslapen, En Gij, mijn Schild en Wapen, Waart nog nabij. Nicolaas Beets
O. Beets, wat zijt gij groot! Als God het niet verbood, Dan zou ik u aanbidden... Nu laat ik dat in "t midden Frederik van Eeden
Over de Kabbala heeft mevr. Magda van der Ende, uit Amersfoort voor onze geloofsgemeenschap een boeiende lezing gehouden. In de Kabbala zijn verschillende richtingen, maar mevr. v.d.Ende houdt zich bezig met de klassieke traditie die gebaseerd is op de bijbel. Bij haar uitleg werkt zij met het schema levensboom en de ladder van Jakob. Zij is theologe en vertaalster van het boek Kabbala en Exodus van Zév ben Shimon Halevi. Voor haar vredeswerk ontving zij enkele jaren geleden de Ghandi vredesduif.
De levensboom, vertelde zij, bestaat uit driehoeken die elkaar overlappen. Het bovenste deel is wit, daarna volgt blauw, paars en roodachtig. Ze geven de relatie weer tussen Hemel en Aarde, tussen boven en beneden, tussen binnen en buiten, tussen mens en God. De mystici die deze vorm van de Kabbala praktiseren houden zich bezig met de grote levensvragen. Het doel is de sacrale Eenmaking tot stand te brengen tussen mens, schepping en Schepper. In de Kabbala wordt de fysieke dood gezien in het licht van verschillende bewustzijnsniveaus. Het fysieke deel keert terug naar de stof en wordt weer opgenomen in de cyclus van de natuur. Vanaf de12e-13e eeuw spreekt men over kabbalisten, maar volgens de kabbalisten zelf is deze mystiek al ontstaan bij het scheppingsverhaal. Het is een zoektocht naar een ruimere wereld. Dit geldt trouwens ook voor de christelijke en islamitische mystiek We spreken over hemel, nirwana of paradijs. Vóór de schepping was het absolute Niets. De term Niets wordt gebruikt omdat je er eigenlijk niet over kunt praten. Dat is structuur aanbrengen. Een belangrijk gebod is: Gij zult geen beelden maken. We moeten iets niet vastleggen, maar open houden. Andere termen zijn: Het Absolute Al of het Absolute Licht. De kabbalist zegt: God was Al Één en God was al(l)een. God wenste God te zien. Hij creëerde een vacuüm waarin het goddelijke licht uitstroomde. In tien vaten bundelden tien verschillende kwaliteiten van God zich samen en door samentrekkingen en uitvloeiingen ontstond de boom des levens, het prototype van de mens en het begin van de schepping. Dan gaat er iets mis. Doordat, zoals het genesisverhaal symbolisch vertelt, Adam en Eva eten van de verboden vrucht, worden ze verdreven uit het Paradijs. Dat is de scheiding. De delen die eerst niet fysiek waren krijgen nu een fysieklichaam. Hiermee moet de mens ervaringen op doen en met die ervaring kan hij weer terugkeren naar het Paradijs. Het verhaal van de schepping is een indaling in het fysieke. In het boek Exodus gaat het verhaal terug. Het verlangen naar bevrijding uit het fysieke. We gaan door de Rode Zee en de woestijn. In de woestijn krijgen we manna, het spirituele voedsel.Het valt voor je voeten. Maar je moet niet meer willen nemen dan je nodig hebt (teveel spiritualiteit kun je niet verteren). Dan gaan we 40 jaar door de woestijn. Dat wil zeggen dat we door alle bewustzijnslagen gaan. De bewustzijnslagen van de ziel zijn: 1. het lichaam 2. het ego 3. bereidheid je over te geven 4. bewustwording 5. het bewustzijn van jezelf. 6. het loslaten van jezelf en 7. het contact met het goddelijke. Behalve de grote levensboom is er ook nog een eenvoudiger model, de kleine levensboom, waarover Mevr. v.d. Ende ook uitleg gaf met behulp van bijbelverhalen.
Aan het eind van de lezing kwamen nog een paar vragen, zoals: Wat zegt de Kabbala van Jezus Christus? Antwoord: De kabbalisten zijn van mening dat er altijd een Messias op aarde is. Het is een energie die doorstroomt. Daarom is er vóór en ná Jezus ook weer een Messias, anders wordt de energiestroom verbroken. Een andere vraag:Wat verwacht men van een hiernamaals? Antwoord: Er zijn verschillende stromingen in de Kabbala, maar deze vorm gaat uit van vele levens. Mevr. v.d.Ende gaat er van uit dat ze het leven nog wel een aantal keren zal herhalen.
Franciscus van Assisi werd geboren in 1182 in Assisi en stierf op 4 oktober van het jaar 1226 vlakbij Assisi. Twee jaar na zijn dood werd hij heilig verklaard. Franciscus werd vooral bekend door zijn bijzondere verhouding tot de natuur. Hij sprak met de vogels, maakte de wilde wolf tam en noemde de zon zijn broeder en de maan zijn zuster. Omdat Franciscus zon grote dierenvriend was, is zijn sterfdag in 1929 in Wenen uitgeroepen tot Werelddierendag. Op 4 oktober 1930 werd dierendag in Nederland voor de eerste keer gevierd.
Ter ere van Franciscus volgt hier Het Zonnelied, naar gezang 400 uit het Liedboek voor de Kerken van de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied (1973). Het is een vertaling van J.W. Schulte Nordholt. Hoewel het een na laatste vers over het sterven in de staat van doodzonde en eeuwig kwaad mij wel een beetje ver gaat, vind ik het een mooi lied en het zingt zo heerlijk weg. O, ja, achter elke regel kom nog halleluja, en daaronder nog een regeltje halleluja's, maar het is zo al lang genoeg dunkt mij.
Almachtige, verheven Heer, aan U behoort de lof en eer. Wie kan U loven als Gij zijt, wij zegenen uw heerlijkheid.
Geloofd om gans uw creatuur. Ten eerste om dat blinkend vuur, die warme schitterende bron, de heer des hemels, broeder zon.
Hij is zo heerlijk in zijn pracht, verdrijft zo stralende de nacht, en geeft ons dag aan dag zijn licht, als afglans van uw aangezicht.
Lof zij U Heer om zuster maan, om al de sterren die er staan. Zij tintelen in klare pracht, als edelstenen in de nacht.
Geloofd zijt Gij om broeder wind, om lucht en wolken welgezind, daar Gij met alle wind en weer, uw schepslen onderhoudt o Heer.
Voor zuster water danken wij. Hoe nederig en trouw is zij, als zij ons dient, hoe kuis en goed, hoe kostbaar in haar overvloed.
Lof zij U Heer om broeder vuur, die ons verlicht in t nachtlijk uur, die zo robuust en vrolijk is, zo dapper in de duisternis.
Geloofd om moeder aarde, Heer, ons leven staat in haar beheer, zij geeft ons vruchten zonder tal, en bonte bloemen overal.
Geloofd om elk die U bemint, en tot vergeven is gezind, in vrede pijn en moeite lijdt, eens kroont Gij hem met heerlijkheid.
Lof zij U Heer om zuster dood, zij is op aarde sterk en groot, zij heerst alom, er is geen man, die aan haar macht ontsnappen kan.
Wee hun die sterven in de staat, van doodzonde en eeuwig kwaad. Zalig wie doet wat Gij gebiedt, de tweede dood verslindt hem niet.
Geloofd, gezegend zijt Gij Heer, wij brengen U de lof en eer. Wij willen nederig en klein, de dienaars van uw grootheid zijn.
Hij rende weg, maar ontkwam niet, en werd getroffen, en stierf,
achttien jaar oud,
Een strijdbaar opschrift
roept van alles, maar
uit het bruin geëmailleerd portret
kijkt een bedrukt en stil gezicht. Een kind nog. Dag lieve jongen.
Gij, die Koning zijt, dit en dat,
wat niet al,
ja ja, kom er eens om, Gij weet waarom het is, ik niet. Dat Koninkrijk van U, weet u wel,
wordt dat nog wat?
Gerard van het Reve
Kiemkracht in jezelf
De Nederlandse schrijver G.K.van het Reve (Reve) werd op 14 december 1923 geboren.
Hij behoort volgens de kenners van de Nederlandse literatuur tot de grootste auteurs van ons taalgebied in de twintigste eeuw.In een foldertekst werd hij zelfs de grootmeester van de Nederlandse proza genoemd.
In ieder geval is hij bekend geworden door zijn enigszins autobiografische roman De avonden, die zelfs een verfilming heeft ondergaan. Verder kwam hij openlijk voor zijn homoseksualiteit uit in een tijd waarin daar nog niet veel over werd geschreven. Ten slotte deed hij intrede in de Rooms-Katholieke Kerk. Een merkwaardige stap voor iemand die opgroeide in een niet-kerkelijk links-politiek georiënteerd gezin.
Wanhopige hoop
Het laatste punt vormt ongetwijfeld de achtergrond van zijn uitroep: Dat Koninkrijk van U, komt daar nog wat van.Van het Reve heeft niet alleen een mystieke, verinnerlijkte opvatting van geloven, maar ook ziet hij de sociaal-maatschappelijke aspecten die in de r.k. traditie in verband met geloven naar voren worden gebracht. Helaas: die goedfunctionerende aarde was kennelijk (in de tijd van de uitroep)
Nog steeds niet aangebroken. Men leze de kranten. De bekende schrijver kon het daar natuurlijk niet bij laten zitten als (nieuw)lid van de kerk. Hij wilde dat die beloofde betere wereld er echt zou komen.
Uit zijn uitroep spreekt m.i. zowel wanhoop (blijkbaar kan god ook niets aan die wantoestanden doen) als hoop (als die god iets voorstelt en invloed kan laten gelden, dan moet het toch nog goed kunnen komen). Het is een hartenkreet die voor velen, in andere situaties, zeer herkenbaar is.
Doe-kracht
Ik meen dat de grote auteur de schaduwkant van het bestaan scherp peilt, maar dat hij de verhouding god-mens in verband met die geconstateerde negativiteit onjuist ziet. Zijn hoop is mijns inziens verkeerd gericht. Wie de wereld wil vermenselijken en de verhoudingen in het klein en in het groot wil normaliseren, moet geen beroep doen op een hogere macht, maar moet bij zichzelf en bij de geschiedenis van de mensheid te rade gaan. De kiemkracht van wat Reve het Koninkrijk noemt, zit in jezelf. Wie zichzelf op het spel zet (qua denkkracht of doe-kracht) zal de goede aarde in alle verhoudingen zien opbloeien. Waar het kan.
M.Vasalis is het pseudoniem van Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans. Zij werd geboren op 13 februari 1909 in den Haag en overleed op 6 oktober in Roden. Zij schreef poëzie, novelles, korte verhalen en essays. Het Ezeltje verscheen in 1982.
Het ezeltj
e
In de korte, blauwe schemering deed ik een kleine wandeling.
De grond was rood, gebarsten-droog. De lucht was dun en vreeslijk hoog, en blauwe distels, stijf en grillig ritselden driftig en onwillig. Stil grazend naast een grijze rots zag ik opeens op hoge benen een jonge ezel. Zijn oren schenen doorzichtig, zijn gelaat was trots. Zijn lange, ambren ogen blonken als water, ernstig en bezonken en onpartijdig was zijn blik. En na een korte felle schrik verstarde ik in verwondering. Of kan het eerbied zijn geweest voor dit schoon, ongeschonden beest, waarmee ik langzaam verder ging? Een pijnlijke herinnering: zo ben ik vroeger ook geweest. Die gaafheid en zachtzinnigheid, onzware ernst en droomrigheid, o kon ik dat nog ééns herwinnen, kon ik nog ééns opnieuw beginnen
Aangaande de dood zei mijn moeder ongeveer het volgende: Als de mens geboren wordt huilt hij, moet hij huilen om het leven te houden; een kwalijk voorteken voor de pas begonnen levensreis. Maar terwijl de nieuwgeboren mens huilt, lachen de omstanders en wensen elkaar geluk. Bij z'n dood daarentegen huilen de omstanders, terwijl de gestorvene er zo vredig bij ligt. Zou dat soms ook een voorteken zijn voor de reis die dan begonnen is? Tot zover de boerenwijsheid van moeder. Ikzelf denk over deze dingen als volgt. Ik vergelijk de mens tijdens zijn leven met de mens voor zijn geboorte. Wanneer -zo denk ik dan- de ongeboren vrucht zou weten dat hem straks een bestaan te wachten staat buiten de veilige geborgenheid van de baarmoeder en dat aan dit veilige verblijf in die beschuttende plaats op een ruwe, heel pijnlijke wijze een einde gemaakt zal worden, zou hij dan niet angstig zijn voor dit leven na de geboorte? En zou hij zich dan niet allerlei spookbeelden in z'n hoofd halen over alles wat hem daar mogelijk te wachten staat? Welnu -zo denk ik dan verder-, evenmin als de ongeboren vrucht zich voor kan stellen wat het leven na de geboorte betekent, kan de levende mens weten wat hem na de dood te wachten staat. We weten dat sterven vaak pijnlijk is, een worsteling. en we weten niet waarom we worstelen. Maar dit betekent niets voor wat dan volgt. En waarom heeft deze pijn, deze worsteling niets te maken met wat daarop volgt? Dat betekent niets voor wat dan volgt, omdat het een losmaken van het leven is, net zoals de vrucht zich losmaakt van de moeder, opdat hij leven zal. Mijn geloof is heel eenvoudig en vrij van vrees, ook op dit punt. Bt. (Uit Vrijzinnig Maandblad, Stemmen van en voor Vrijzinnigen, sept. '92)
Wie was het die de zon verzon toen de allereerste dag begon, die sterren aanstak voor de nacht, het eerste sneeuwvlokje bedacht, wie blies de wind zijn adem in, gaf mens en dier hun wezen, wie schreef de teksten, welke pen, voor merels en voor mezen?
Je voelt als iemand huilt of lacht of als de regens zingen, dat zich één grote lieve kracht verbergt in alle dingen
Laat de mens zijn overdenkingen niet beperken tot alleen de voorwerpen die hem omringen. Laat hij de hele natuur in haar verheven en volle majesteit overdenken. Laat hij dat schitterende lichtgevende hemellichaam beschouwen dat als een eeuwige lamp is geplaatst om het heelal te verlichten; laat de aarde hem toeschijnen als een stip vergeleken met de uitgestrekte baan die deze ster beschrijft; en laat hij zich dan verbazen als hij bedenkt hoe die wijde baan van de zon slechts weer een stip is, heel klein in vergelijking met de weg die de sterren aan het uitspansel doorlopen. Maar als ons gezichtsvermogen hier ophoudt, laat onze verbeeldingskracht dan verder reiken. Onze verbeelding zal echter eerder vermoeid raken dan de natuur bij het scheppen van steeds ruimere grenzen. De gehele zichtbare wereld is maar een nauwelijks waarneembaar stipje in de wijde schoot van de natuur. Geen denkbeeld kan de uitgestrektheid van haar ruimten benaderen. We kunnen onze denkbeelden zover mogelijk uitbreiden en toch heeft wat we voortbrengen slechts de omvang van een atoom. De natuur is een oneindig grote bol, waarvan het middelpunt overal en de omtrek nergens is. Pensées, hfdst. 22Blaise Pascal
(Pascal leefde van 1623 1662. Hij was een wiskundig genie, natuurkundige, polemist, wijsgeer en apologeet)
Deze uitspraak van Pascal deed mij denken aan het bijbelboek Job, hfdst. 38 : 4-11
Gods antwoord aan Job :
Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte? Vertel het, indien gij inzicht hebt. Wie heeft haar afmetingen bepaald? Gij weet het immers! Of wie heeft over haar het meetsnoer gespannen? Waarop zijn haar pijlers neergelaten, of wie heeft haar hoeksteen gelegd, terwijl de morgensterren tezamen juichten, en al de zonen Gods jubelden? Wie heeft de zee met deuren afgesloten, toen zij bruisend uit den moederschoot kwam? - toen Ik wolken maakte tot haar kleed en duisternis tot haar windselen; toen Ik de door Mij gestelde grens uitbrak, grendel en deuren aanbracht; toen Ik sprak: Tot hiertoe en niet verder zult gij komen, hier zal de trots uwer golven blijven staan!
Het hele hoofdstuk is mooi, maar dat wordt te lang, daarom dit kleine gedeelte uit de bijbelvertaling van het NBG uit1954 (Ik vind dit mooier dan de Nieuwe Bijbel Vertaling, maar dat is waarschijnlijk een kwestie van wennen!}.
Mag ik mijn vragen hebben over God? Mag ik mijn twijfels hebben over normen? Mag ik voorzichtig zeggen wat ik denk? Mag ik mijn leven spelend leren vormen? Mag ik bij jullie zeggen: God is dood, al zie ik Hem soms wel eens in mijn leven?
Mijn twijfel, mijn onzekerheid is groot. maar mag ik toch mijn eigen leven leven? Mag ik soms struikelend mijn wegen gaan, omdat de normen van vandaag mij gelden? Ook als het niet de norm der bijbel is, waarover jullie mij zoveel vertelden?
Mag ik , al ben ik soms wat negatief, bij jullie toch meedenken en meepraten? Neem mijn onzekerheid dan maar voor lief, als jullie mij maar in mijn waarde laten. Geef mij een kans toch hier mijzelf te zijn. Geef mij een kans mijn eigen leven uit te zoeken.
Geef mij een kans om desnoods af te gaan, leer mij het leven, maar niet enkel uit de boeken. Geef mij een kans mijn eigen grens te zien. Geef mij een kans mijn eigen ruimte te verkennen. Geef mij een kans om groeiend stil te staan. Geef mij een kans mezelf te leren kennen. (Uit: Klokkenklank,officieel orgaan van de Vrijzinnig Hervormde Vrouwenfederatie in Nederland )
Enige tijd geleden kreeg ik een boek getiteld Het licht van Azië, een vertaling van dr.H.U. Meyboom uit 1910 van The Light of Asia geschreven door sir Edwin Arnold, wiens eerste uitgave verscheen in 1879. Het boekje gaat over het leven en leer van Boeddha. Deze vertaling is de vijfde druk. Ondanks het verouderd maar poëtisch taalgebruik, of misschien wel juist daardoor, was het een plezier om dit gedicht te lezen. Het hier volgende gedeelte gaat over bidden, waaraan ik al eerder een blogje wijdde. Het zijn de woorden van prins Siddartha, de latere Boeddha, wanneer hij afscheid neemt van zijn slapende vrouw Yaçodharâ om zijn roeping te volgen:
Ik kies dit deel, omdat de jammerkreet des levens en van t schepslenheir mijn oor verscheurt en deernis met de bittre smart der lijdende aard geheel mijn ziel vervult. Ik wil genezing brengen, voor zoover in zelfverzaking en in kloeken kamp nog heil te vinden is.
Want wie der Goôn heeft macht of meêlij? Wie heeft ze ooit aanschouwd? Waar hebben zij den vromen hulp verleend? Wat baatte t ooit den mensch, of hij al bad óf tooverzangen zong, of tienden gaf van koorn en olie, t blatend offerdier het leven roofde, trotsche tempels schiep, aan priesters spijs verschafte of smeekend riep tot Wishnu, Çiwa, Sûrya? Ach, niet een, die werd bevrijd van t leed, ofschoon hij steeds, nu vleiend, vreezend straks, zijn smeeklied zong, geprevel, dat als rookwalm dag aan dag ten hemel steeg. Is ooit een broeder soms aldus ontkomen aan des levens smart, aan t wee van liefde en scheiding, aan den gloed en aan de huivering der koorts, aan t staâg en droef verval der grijsheid, aan den dood, zoo schrikbaar donker, en wat daarna volgt als bij een nieuwe wentling van het rad nieuw leven nieuwe moeiten baart, de droom van t nieuw geslacht vannieuws in rook vervliegt?
Sri Ramakrishna werd geboren op 18 febr. 1836 in Kamarpukur, een plaatst ongeveer 90 km ten Noordwesten van Calcutta.Hij beoefende verschillende religieuze tradities waaronder de islam en het christendom en ontdekte dat alle religies wáár zijn. Hij verkondigde de uitspraak: yato mat, tato path, wat wil zeggen: zoveel geloven, zoveel wegen. Een van zijn bekendste leerlingen was Swami Vivekananda.
Eens, in een droom, werd Narada hoogmoedig en hij verbeeldde zich in die droom de meest toegewijde dienaar van God te zijn die men op aarde zou kunnen vinden. God merkte dat op en zei tegen hem: Narada, ik wil dat je kennismaakt met een van mijn vurigste aanbidders. Narada begaf zich naar de door God gewezen plaats en trof daar een landbouwer aan die s morgens heel vroeg opstond, God aanriep, zijn ploeg pakte en hard werkte tot aan de avond. Voor hij ging slapen wendde hij zich nog een keer tot God. Narada vroeg zich af hoe die dorpeling, die volkomen opging in zijn materiële taak en die helemaal niet leek op een toegewijde dienaar, voor God een vurig toegewijde zou kunnen zijn. Hij keerde terug en vertelde God zijn indrukken over zijn nieuwe kennis. Vervolgens zei God tot hem: Narada, neem deze beker vol olie en ga met deze beker het hele dorp door, maar let erop, dat je geen enkele druppel morst. Narada voldeed aan zijn opdracht en keerde terug. Wel, vroeg God, hoeveel keer heb je aan mij gedacht terwijl je het dorp doorliep? Niet eenmaal, hoe zou ik dat hebben kunnen doen, ik moest toch voortdurend deze tot de rand gevulde beker in het oog houden? Daarop zei God tegen hem: Als je je geest zo volledig hebt moeten concentreren om deze beker te dragen zonder een druppel te morsen, dat je mij volkomen bent vergeten, begrijp je dan de verdienste van die dorpeling die, terwijl hij het gehele gewicht van zijn gezin en zijn werk draagt, toch twee keer per dag aan mij denkt? Sri Ramakrishna
De zachte krachten zullen zeker winnen in 't eind........
Henriëtte Roland Holst werd op 24 dec. 1869 in Noordwijk (N) geboren als Henriette (zonder trema!) Goverdine Anna van der Schalk. Haar neef was Adriaan Roland Holst (1888- 1976), 'De Prins der Nederlandse dichters'. Ze was achtereenvolgens: socialiste, communiste en religieus- socialiste', en schreef o.a. de nederlandse tekst voor het strijdlied 'De internationale'. Later kreeg haar werk een meer religieus karakter. In de 2e wereldoorlog was zij actief in het verzet. Zij overleed in 1952.
.
De zachte krachten zullen zeker winnen
in t eind dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zo t zweeg, zou alle licht verduistren alle warmte zou verstarren van binnen.
De machten die de liefde nog omkluistren zal zij, allengs voortschrijdend, overwinnen, dan kan de grote zaligheid beginnen die wals onze harten aandachtig luistren
in alle tederheden ruisen horen als in kleine schelpen de grote zee.
Liefde is de zin van t leven der planeten, en mense en diere. Er is niets wat kan storen t stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten: naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.
Henriëtte Roland Holst - van der Schalk (1869-1952)
Zo vriendelijk en zo veilig als het licht, zoals een mantel om mij heengeslagen, zo is mijn God, ik zoek Zijn aangezicht, ik roep Zijn naam, bestorm Hem met mijn vragen. Huub Oosterhuis
Helpt bidden niet?
In De Twentsche Courant Tubantia las ik op 17 juli jl. een artikel over de kracht van het gebed. De kop luidde: Wetenschappelijk bewijs: bidden helpt niet Dit bleek uit een onderzoek dat gepubliceerd werd door het Britse medische tijdschrift The Lancet. Gebeden voor mensen die een hartoperatie ondergingen, verhoogden hun kansen op genezing niet en maakten evenmin de kans op overlijden kleiner.
Ik citeer: Amerikaanse artsen van het Duke Universitair Medisch Centrum in North Carolina onderzochten 748 patiënten die op het punt stonden onder plaatselijke verdoving een slagaderlijke hartoperatie met een katheter te ondergaan. De groep patiënten werd verdeeld tussen mensen voor wie op afstand gebeden werden gezegd door christenen, moslims, joden en boeddhisten en mensen voor wie niemand zich tot hogere machten richtte. Na zes maanden bleek er geen wezenlijk verschil tussen de patiënten voor wie was gebeden en de andere zieken. Een vergelijkbaar aantal mensen was overleden, had een hartaanval gehad of moest opnieuw worden opgenomen in het ziekenhuis.
De website NU.nl vertelt verder: De mensen die begeleiding aan het bed hadden gehad, bleken daarvan echter wel baat te hebben. Ze waren minder gespannen en bezorgd voorafgaand aan de operatie en het aantal overlijdens in die groep was na een half jaar iets lager dan in de groep patiënten die het zonder de technieken had moeten doen.
In de bijbel zegt Jezus over bidden: Daarom zeg ik jullie: vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Want wie vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. (Lukas 11: 9 en 10)
En: En wat jullie dan in mijn naam vragen, dat zal ik doen, zodat door de Zoon de grootheid van de Vader zichtbaar wordt. Wanneer je iets in mijn naam vraagt, zal ik het doen. (Johannes 14: 13 en 14)
Bidden verandert de wereld niet. Maar bidden verandert de mensen en de mensen veranderen de wereld. Albert Schweitzer
* * *
P.s. Op 26 augustus las ik een artikel in Trouw van Marc van Dijk, getiteld: Oude heiligen werken ook bij moderne ziekten. Met betrekking tot het onderzoek over bidden, waarover het medisch tijdschrift The Lancet publiceerde , schrijft hij: 'Wellicht hebben de gebedsgroepen zich simpelweg niet tot de juiste heilige gewend. Hadden ze maar de beschikking gehad over het nieuwe handboek 'Geneesheiligen in de Lage Landen'. Dan hadden ze, bijvoorbeeld, geweten dat Theresia van Avila, wier hart in een visioen door een engel werd doorboord, de aangewezen heilige is bij hartfalen. Maar zijn er überhaupt nog mensen die dat weten?'