Talen aan anderstaligen avsg,a.a.ac.zc.,kwaliteitsembleem
22-04-2014
398 TV - taal
398 TV-taal
Ik ben het volledig eens met Roger Planckaert uit Roeselare die in een recatie in Kerk en Leven uithaalt naar het taalgebruik op de VRT. Het geschreven Nederlands is vastgelegd in het groen boekje. Daar wordt te veel tegen gezondigd op alle zenders en het is hoog tijd dat hiertegen wordt opgetreden. Het is een slecht voorbeeld voor onze kinderen. De fouten worden erin gedramd! Maar het gesproken Nederlands is nooit bepaald. Inn 1967 kon ik geen degelijke cursus gesproken Nederlands kopen voor ons talenpracticum. Gelukkig was er de ABN-actie. Die uitspraak had men toen moeten uitroepen tot het standaard gesproken Nederlands.
Jos Chabert was gedurende 40 jaar parlementslid en 25 jaar minister. Hij werd ook minister van staat in 2009. Hij overleed op 9 april 2014. Hij werd 81 jaar. Hij werd na verschillende café-meetings met wijlen burgemeester Jules Van Campenhout in Meise, waarbij hij vanachter de toog op een bierbak de aanwezigen toesprak, verkozen met 294 voorkeurstemmen en werd in 1965 schepen van Financiën, Onderwijs en Cultuur in Meise. Hij liep al snel met een vrij vernieuwend idee rond, om mensen zich beter te laten verstaan door het leren van de andere talen. Hij opteerde voor een talenpracticum. Op de trappen van de St.-Martinuskerk in Meise, na de hoogmis, sprak hij mij, als jong onderwijzer en voorzitter van de Jeugdraad aan. Ik had met het Oudercomité een studiedag bijgewoond over het talenpracticum als nieuw didactisch instrument en zo werd ik de medeoprichter van het Audiovisueel Centrum. Wij startten na een bevraging bij de Meisenaars met 6 talen : Nederlands, Frans, Engels, Duits, Italiaans en Spaans. Zeer snel stonden wij aan de spits. Onze meerwaarde bestond uit 4 : 1. het A.A.AC.ZC.-talenpracticum voor het inoefenen, 2. de Audiovisuele Structureel globale methode voor het aanleren, 3. het gekende logo 4. de naam Audiovisueel Centrum voor volwassenenonderwijs.
Wij betuigen onze innige deelneming bij zijn zoon Marc en zijn echtgenote Cecile Boon.
Games moeten een zinvol en goed didactisch onderbouwd deel van de schoolervaring worden. Er wordt hieromtrent druk onderzoek verricht o.a. door MIT Education Arcade met hun game Celebrity Calamity. Historia is een op games gebaseerd geschiedenisprogramma, met Civilisation. MIT Media Lab Scratch ontwikkelde een nieuwe programmeertaal die zelfs kleuters helpt games te maken. Microsoft ontwikkelde Codu Unity, Flash en Java worden gebruikt in Middelbaar en Hoger onderwijs. Sinds Gamestars in 2010 gelanceerd werd werken Nederlandse scholen hiermee. De Belgische blijven achterwege.
SimCityEdu past commerciële games toe in educatieve versie. Pearson en de Educational Testing Service ontwikkelden SAT, de test die in de VS gebruikt wordt als toelating om hoger onderwijs te volgen. Valve ontwikkelde een educatieve versie van Portal “Teach with Portals”
Games die commerciële en didactische grenzen overschrijden ontwikkelen snel. Minecraft is het beste voorbeeld. CITC startte Upper One Games op o.a. In Never Alone krijgt de speller de rol van een Inupia meisje dat een strijd moet leven om te overleven.
Het onderwijs loopt achteruit op de ontwikkelingen van de nieuwe technologieën. Dit was zo in de jaren 60. Het AVC Meise brak met die traditie door het gebruiken van de laatste ontwikkelingen. In EOS 2/2014 verscheen een artikel waarvan ik de voornaamste elementen weergeef : Nu zie je niet anders dan gamen. Die trein mag het modern onderwijs niet missen. Want met een oordeelkundig didactisch ontwikkelen van deze games, vergroot de reikwijdte van de student. Het zijn vooral avontuur, strategie , simulatie en puzzels die gebruikt worden. De student leert exploreren, evalueren, keuzes maken, beslissingen nemen en problemen oplossen. In de wereld van de toekomst zullen afgestudeerden vooral technologisch onderlegd en taalvaardig moeten zijn. Ze zullen complexe systemen moeten begrijpen, kritisch moeten kunnen denken, beredeneerde oplossingen moeten kunnen voorstellen (soms snel en in conflictsituaties) en ondanks vele uitdagingen toch moeten blijven doorzetten. De leerlingen stappen de school binnen met een natuurlijke nieuwsgierigheid naar de manier waarin de wereld functioneert, maar al te vaak wordt dat in het onderwijs gefnuikt! Zelfs gewelddadige actiegames na verloop van tijd de plasticiteit van het brein van de speler en zijn leercapaciteiten kunnen vergroten, dat ze op visuele waarnemingen en op perceptie gebaseerde beslissingen verbeteren, dat ze ervoor zorgen dat de speler minder snel wordt afgeleid en dat ze het vermogen objecten mentaal te ‘roteren’ versterken. (Daphne Bavelier, psychologe Univ. Genève) Het belangrijkste is dat ze de gamers daadkracht verlenen, die zowel in de virtuele wereld als in de echte wereld het verschil kunnen maken. In de VS proberen scholen nu de Common core Standards en de Next Generation Science Standards te implementeren.
Ik had een gesprek met een starter Italiaans in een
CVO.
Vanuit onze didactiek wou ik de huidige stand van
zaken eens evalueren.Zij krijgen 3
lesuren per week d.w.z. 1 lesbeurt.
De avsg-methode vereist minimum 9 lesuren per week om een vreemde taal snel en
efficiënt aan te leren.Men kan dit
traject inkorten tot 6 lesuren per week als me inoefent met eenA.A.AC.ZC-talenpracticum.
De resultaten van de korte werkwijze zijn voorspelbaar : traag en inefficiënt,
veel afhakers en bovendien vervalt men in lessen theorie zonder enig fundament!
Dit oordeel is vernietigend!Ik ben mij
daarvan bewust.Maar als men de
resultaten voorop stelt in het didactisch proces, kan men niet anders!
De student moet vanaf het 0-niveau voldoende
gesproken taal geïntegreerd hebben om efficiënt verder te kunnen. En dan zal het leertraject veel korter zijn in
zijn globaliteit. Vier maanden is niet
overdreven!Dan beheerst men de basis om
verder te gaan.Met die geïntegreerde
spreek- en luistervaardigheid werkt men met een solide basis.
Het aanleren en inoefenen gebeurt op basis van
bestudeerde en eenvoudige dialogen. Die worden
op een aangename wijze ingedrild, tot iedereen 95 % resultaat boekt. Dat is de enige basis tot vooruitgang bij het
verder bouwen!
18. En hoe was het ? 19. Gentse wateraooi 20. Waar naartoe dit jaar ? 21. 22. 23. 24. Knikkeren in het park 25. Het museum 26. Een nieuwe wasautomaat 27. Een fitte wasautomaat
Er is nood aan degelijke cursussen Nederlands,
liefst met de standaard gesproken taal, die echter n ooit vastgelegd werd.
In de jaren tachtig werd er door de RTBF een cursus uitgezonden, die nog steeds
degelijk is en dienst kan doen.Hij
bestaat uit 28 video-opnamen van ongeveer elk 12 minuten.De opbouw is eigentijds : conversatie tussen
meestal twee personen.Er volgen enkele
nazegoefeningen en een lied.Moest de
A.A.AC.ZC.-didactiek, dank zij de huidige mogelijkheden hieraan toegevoegd
worden, dan zou dat een excellente cursus zijn.Inoefenen vraagt discipline, die de meesten niet opbrengen!
Wij brengen de tapescript, zodat wie aan de slag wil, hieruit kan putten.
In het tijdschrift
Psyche en Brein worden regelmatig artikelen gepubliceerd over de stand van de
wetenschap op dit terrein.Zo beweren de
auteurs in het laatste nummer dat talenkennis een goede training is voor de
hersenen.
De geestelijke flexibiliteit wordt reeds bij kinderen die tweetalig opgevoed
worden bevordert.Op de http://www.fmks.eu vinden we hierover
meer.
Volwassen tweetaligen lossen problemen beter op dat ééntaligen.
Zelfs het risico op dementie op latere leeftijd verkleint als men twee of meer
talen beheerst.Allen naar de C.V.O.s
zou ik aanraden!
Een evaluatie via confrontatie met ons didactisch profiel levert :
+ immersion
+ native speaker
+ av features
- theorie
- geen sprake van dialogen, men heeft het steeds over leren via woorden
Er blijft echter nood aan een interactieve website
volgens de avsg-principes en de A.A.AC.ZC.-principes voor het oefenen van
gesproken Nederlands (en andere talen).
Deze 25 dialogen voor de les Nederlands voor
beginners op het 0-niveau zou moeten gepaard gaan aan beeldmaterieel.Met powerpoint is dat mogelijk : klank en
beeld simultaan = audiovisueel.De
teksten worden nooit getoond tijdens de les!
Voor het afwerken van deze dialogen zou het nuttig zijn ze af te toetsen aan de
800 woorden van de Basiswoordenlijst gesproken Nederlands aan anderstaligen.Via een discussie op basis van deze gegevens
kan dan woordenschat geschrapt of toegevoegd worden.De cursus is alleszins geëvolueerd, zoals
blijkt uit het woord coal (kolen).Om
dat eigentijds te maken werd het reeds vervangen door kolen voor de barbecue.
Men mag zeker niet te ver gaan in het aandragen van meer woordenschat en zeker
zo weinig mogelijk buiten de 800!Weinig, maar grondig is hier op zijn plaats : less is more!
1J Ik denk
dat ik naar de kapper ga, G
2 G Voel je je goed genoeg om reeds buiten te gaan ?
3J O, ja.Ik wil mijn haar laten knippen
4G Ga je te voet of met de bus ?
5J Ik denk dat ik niet met de bus
ga.Ik ga te voet
6Het is niet te ver
7G Ga niet verder dan de kapper
8J Koop ik wat fruit, op de terugweg ?
9G In orde.Wat ga je kopen ?
10J Enkele sinaasappels en wat appelen
11G en misschien wat kaas
12J Neen, schat.Koop geen kaas
13Ik kocht er reeds eergisteren
14J In orde
15Ik zal geen kaas meebrengen
16H Knippen, mijnheer ?
17J Ja, a.u.b.
18H Hoe wenst u het, mijnheer ? J O, kort onderaan en opzij
19 H Nog iets anders, mijnheer ?
20Wil je een shampoo ? J Neen, dank u
Grammaticale structuren
1H Ik ben
bevreesd, dat je wat zult moeten wachten, mijnheer S
2Ga zitten, a.u.b. J Dank u
3B Dag J.Hoe gaat het vandaag
4JIk voel me goed, dank u
5Ik ben gisteren gaan werken
6B Hebt u de manager gezien ?
7J Ja, ik zag hem gisteren
8B Sprak hij u over de vergadering van
het comité ? Ja, hij sprak mij daarover
9Hij vroeg me of hij me nog kon
zien voor de vergadering
10 BWanneer gaat de vergadering door ?
11 J Ze zal niet doorgaan voor volgende week
12 B Hebt u met hem over mij gesproken ?
13 J Ja.Ik sprak met hem over jou
vorige maand
14 B En wat zei hij ?
15 J Hij zei niets definitiefs
Grammatica in beeld
1 J Ik denk niet dat ik met de bus ga
2 G Koop geen kaas
3 C Ik zal geen sinaasappels kopen vandaag.Zij zal geen sinaasappels kopen vandaag.
4De vergadering zal niet daargaan op
zondag
5 J Ze zal niet wachten.Het is te laat.
6 C Ze zullen niet wachten.Het is te
laat.
1 J Goede morgen, G..Ik ben eindelijk terug
2 S Goede morgen, mijnheer S.Voelt u
zich beter ?
3 J Ja, dank u
4Hebben we veel werk te doen ?
5 S O, ja, u vindt veel brieven op uw bureau
6De manager wil u deze morgen zien
7O, daar komt hij
8 M Goede morgen, mijnheer S.Het is
fijn u terug te zien
9Weet u dat er straks een
vergadering is van het comité ?
10J Neen, wanneer is het ?
11M Het is op de 13de maart
12 J Dan moet ik mijn verslag ervoor afwerken
13M Kan ik je straks spreken ?
14J Zeker
15Welke afspraken heb ik vandaag, G ?
16S Ik heb ze gisteren alle op uw agenda gezet, mijnheer S
Grammaticale structuren
1 C Mijnheer S zal maandag naar zijn kantoor gaan
2 K Wilt u maandag naar uw kantoor gaan ?
3 J Ja, liefste.Ik ga als ik mij beter
voel
4 K Wees voorzichtig of anders word je weer ziek
5 J Ik moet naar het kantoor gaan
6Er is een bijeenkomst van het comité
7 K Wanneer schrijf je je verslag ?
8 J Er is daarvoor niet veel tijd meer
9Misschien woensdagmorgen
10Ik schreef reeds de helft vorige
week
11 JEn je zult een pak brieven vinden
op uw bureau
12 J O, ja.Wanneer zal ik de tijd vinden
om ze alle te beantwoorden
13O, dat is niet erg.Ze kunnen wachten tot volgende week
14Ik schrijf eerst mijn verslag
15J En wanneer zul je de manager zien ?
16Misschien morgen
17K En wanneer gaan we naar het theater ?
18J O, schat.Ik word weer ziek als ik
dat allemaal doe, deze week
Grammatica in beeld
1 J Wanner zal ik tijd kunnen vrij maken om al mijn
brieven te beantwoorden ?
2 K Ga je naar het kantoor vandaag ?
3 C Zal hij vanavond naar het theater gaan ?Zal zij naar het theater gaan vanavond ?
4Zal de trein aankomen om zes uur of
is hij te laat ?
5 J Gaan wij naar het theater vanavond ?
6 C Schrijven zij het verslag volgende week ?
1 S Ik wil een aangetekende zending versturen,
a.u.b.
2 B Twee Euro
3Heb je de naam en het adres van de
afzender erop geschreven ?
4 S Excuseer, neen
5Maar ik doe het nu
6 B Hier is uw brief
7Hoeveel kost het om een postkaart
naar Noorwegen te sturen, a.u.b.?
8Een Euro voor een kaart en 0.50
Euro voor een brief
9 SDan wil ik een postzegel van 0.63
Euro en een van 0.67 Euro, a.u.b.
10O, en ook 10 prior postzegels
11B Dat is 17.5 Euro a.u.b.
12S Heb je het pakje verstuurd deze morgen ?
13S Ja
14Er was veel volk
15en ik was vergeten de naam en het
adres van de afzender erop te schrijven
16J O, S, dat is iets voor jou
17G Hoeveel postzegels heb je voor mij gekocht ?
18S 10 postzegels van 1 Euro, a.u.b.
19GEn heb je de brieven de postkaarten
verstuurd ?
20S Ja, ik heb ze alle gepost
21En hier zijn de postzegels
Grammaticale structuren
1 S Hallo p, hallo M. Hoe maakt u het ?
2 M Goed, dank u
3En jij ?
4 S Ik voel me goed, dank u
5 PJe bent gisteren niet naar het
station geweest om M te ontmoeten
6 S Neen
7Wanneer ben je aangekomen, M ?
8 M Om ongeveer tien uur
9Ik ben niet om half tien
aangekomen omdat
10de trein te laat was
11S Heb je M ontmoet op het perron ?
12P Neen,
13 ik was twintig minuten te laat
14M Je was 32 minuten te laat
15C P ontmoette M gisteren niet op het perron
Grammatica in beeld
1 S Ik heb de postzegels deze morgen niet gekocht
2 J Je hebt het pakje deze morgen niet verstuurd
3 C Hij ontmoette M niet op het perron gisteren.Zij kwam niet om half tien.
4 S Ik kwam niet tot om half tien
5 J Wij postten de brief niet deze morgen
6 C Zij gingen gisteren niet naar het station
1 J Ik heb een pakje te posten, S
2Wanneer neem je het mee naar het
postkantoor ?
3 S Ik neem het deze morgen mee,, vader
4Wil je het aangetekend versturen ?
5 J Ja, a.u.b.
6Maar ik moet er eerst het adres
opschrijven
7 S Ik schrijf het wel voor jou, vader
8 J Alles in orde.Dank je
9 S Waar is mijn vulpen
10Ik vind ze niet
11 Moeder, waar heb je mijn vulpen
gelegd ?
12 J Ja, ik heb ze op de kast gelegd
13Hier is ze, dank u
14SIk heb haast
15om de ochtendpost te halen
16J S, breng me postzegels mee
17J Wil je deze brieven en postkaarten ook posten ?
18S Ja, vader
Grammaticale structuren
1 S Nam vader zijn medicijn in, na het ontbijt ?
2 J Ik denk het
3Gaf ik je het pakje voor de post
4 S Ja, je gaf het mij
5 J Heb je het adres op het pakje geschreven ?
6 S Ja
7Ik neem het mee naar de post
8 C Hij neemt het pakje nu mee naar het postkantoor
9 J S, wil je deze brief voor mij posten ?
10J Ja, moeder
11Maar ik kan het nu niet vinden
12S Dat is niet erg.Ik koop u een in
het postkantoor
Grammatica in beeld
1 J Schrijf het adres S S Ja, vader
2 C Zij post de brief
3 J Wij brengen u postzegels mee
4 C Zij posten de brief
5 J Heeft ze de brief gisteren gepost ? J Ja
6 J Stapten wij laatst af in het Noordstation ? J Ja
1 J Laat ons nu naar de supermarkt gaan
2 G Goede morgen, mevrouw
3 J Goede morgen.Ik wil wat voorraad
4Kunt u die vandaag leveren
5 G Ja, mevrouw
6Wat moeten we leveren ?
7 J Ik heb hier een lijst
8Tee, suiker, hesp, kaas, zout en
eieren
9en een pak koekjes
10S Heb je ook geen cornflakes nodig, moeder ?
11J Ja, natuurlijk
12De laatste keer had ik een klein pak
13Ik wil deze keer een groot pak
14G Ja, dat is goedkoper (economischer)
15Wij kunnen ze dadelijk leveren, mevrouw
16J Dank u . Dat is vriendelijk van u
17S Moeder, moesten we ook geenkolen
voor de barbecue bestellen
18J Dat is goed.Ik bestelde ze gisteren
Grammaticale structuren
1 S Wil je een groot pak tee, moeder ?
2 J Omdat het economischer is
3Vorige keer wou ik een groot pak
bestellen, maar er waren er geen meer
4 C Mevrouw S wou vorige keer een groot pak tee bestellen
5 S vorige keer hadden we ook een groot pak koekjes
6Waren ze goedkoper ? J Ja, schat, ze waren goedkoper
7 C Zij hadden een groot pak koekjes vorige week
8 G Hoe gaat het met mijnheer S ?
9 J Hij voelt zich veel beter vandaag, dank u
10Gisteren voelde hij zich niet zo goed
11C Mijnheer S voelde zich gisteren niet zo goed
12Maar hij voelt zich veel beter
vandaag
Grammatica in beeld
1 S Ik bestelde gisteren wat kolen
2 J Jij bestelde gisteren wat kolen
3 C Hij bestelde gisteren wat kolen
4 J Wij bestelden gisteren wat kolen
5 S Jullie bestelden gisteren wat kolen
6 C Zij bestelden gisteren wat kolen
1 J En nu gaan we wat groenten kopen
2 S Laat ons oversteken
3Daar is de groentewinkel
4 J Ik ben zo moe vandaag
5Ik heb dikke voeten
6 S Het spijt me, voor jou, moeder
7 G Goede morgen, mevrouw
8 J Ik zou graag een grote kool hebben
9en een pond wortelen
10G Ja, mevrouw
11Nog wat anders ?
12S Wat fruit, moeder ?
13We willen wat appelen en citroenen
14 JDat is in orde, S
15Dit zijn nogal kleine citroenen
16SVorige keer waren ze dikker
17maar duurder
18JJa, ze waren wat duurder
19Zes van deze citroenen, a.u.b.
20en een kilogram van deze appels
21Dat is alles
Grammaticale structuren
1 J Ik ben niet zo moe als ik gisteren was
2en mijn voeten zijn niet dik vandaag
3 S Ik ben blij, voor u, moeder
4 Laat ons naar de groenteboer gaan
5 J Ja, ik weet het.Wij moeten groenten
gaan kopen
6 S Gaan we geen fruit kopen ?
7 JO, ja, zeker.Citroenen en appels
8Goede morgen
9 G Goede morgen, mevrouw.Wat kan ik
voor u doen ?
10J Ik wens twee kolen en een half pond wortelen, vijf citroenen en een halve
kilogram appels
11 G Ja, mevrouw.Nog iets anders ?
12JNeen, niets anders, dank u
Grammatica in beeld
1 S De citroenen waren dikker dan vorige keer
2Ze waren duurder
3 J Mijn voeten doen pijn.Ik heb
voetpijn
1 S Waar gaan we deze morgen naar toe, moeder? 2 J Wij gaan eerst naar de beenhouwer. Ik wil wat vlees halen. 3 S Hier is de beenhouwer 4 B Goede dag, mevrouw S 5 Wat kan nik voor u doen ? 6 J Ik zou graag wat biefstuk en varkensvlees hebben, a.u.b. 7 B Ik heb hier een mooi stuk varkensvlees 8 Niet te vet 9 Maar het is wat duurder dan vorige week 10J Dat stuk ziet er goed uit 11 Hoeveel weegt dat ? 12B Vier en een halve kilo 13 Dat kost 20 Euro 14 Is dat goed ? 15J Ja, dank u 16 S, steek het in mijn tas 17B Is Mr. S, beter vandaag ? 18J Ja, dank u. Hij voelt zich veel beter dan gisteren
Grammaticale structuren
1 S Wat ga je kopen bij de beenhouwer ? 2 J Ik wil wat varkensvlees kopen 3 Maar het is zeer duur 4 S Het is duurder dan biefstuk 5 J Ik denk het 6 S Kijk naar dat mooi stuk varkensvlees hier 7 J Het is het duurste stuk op de toonbank 8 S Hoe duur was het varkensvlees vorige week ? 9 J Ik weet het niet meer 10 Maar het was niet zo duur 11S Laat ons dan deze week biefstuk nemen 12 Dat is niet zo duur 13 Het is goedkoper dan varkensvlees 14C Varkensvlees is duurder dan biefstuk 15 Dit stuk is het duurste op de toonbank
Grammatica in beeld
1 S Biefstuk is duur deze week 2 J Varkensvlees is duurder dan biefstuk 3 C Dit stuk varkensvlees is het duurste op de toonbank 4 J Was biefstuk duurder, vorige week ? 5 B Neen 6 Het was goedkoper vorige week
1 G De dokter is er, J 2 Kom binnen, dokter 3 D Wat is je probleem, J 4 Hoe voel jhe je ? 5 J Erg, heel erg dokter 6 D Heb je hoofdpijn ? 7 J Ja, vrij ernstig 8 D Laat mij eens naar je keel kijken 9 Uw keel is ontstoken 10G Denk je dat het griep is, dokter ? 11D Ja, ik denk het 12 Laat mij uw pols voelen 13J Hoe lang moet ik in mijn bed blijven ? 14D Enkele dagen, J 15 Hier is een voorschrift 16 Neem je medicijnen drie maal per dag 17 na de maaltijd 18G Dank u, dokter 19 S, ga a.u.b. naar de apotheker en haal de medicijnen
Grammaticale structuren
1 D Hoe gaat het met je vader vandaag ? 2S Erger dan gisteren. 3 D Wat scheelt er met hem ? 4 S Hij heeft erge hoofdpijn. Ik ben zeker dat het de griep is. 5 D Hij moet in zijn bed blijven 6 Het ergste dat hij kan doen is buiten gaan 7 s Maar hij is in zijn bed 8 D Laat hem enkele dagen in zijn bed blijven 9 S Maar hij maakt zich zorgen voor zijn werk 10D Laat hen weten dat hij ziek is 11S Ja, moeder gaat zijn werk bellen 12D Laat ons hem eens gaan bekijken
Grammatica in beeld
1 D Hij moet in zijn bed blijven 2 Laat ons hem eens gaan bekijken 3 Laat hem weten dat hij ziek is 4 J Moet ik in bed blijven ? 5 C Moet hij in zijn bed blijven ? 6 Moet zij in haar bed blijven ?
1 J Ik voel mij niet goed, G 2 G O, liefste. Wat scheelt er ? 3 J Ik weet het niet 4 G Heb je koorts ? 5 J Ja, ik denk het 6 G Je mag niet buiten 7 J Ik voel me overal stijf 8 vooral mijn armen en benen 9G Ik denk dat je de griep hebt 10 Je moet je koorts meten 11 Ik ga de dokter bellen 12J Bel a.u.b. mijn werk op 13 en zeg dat ik ziek ben 14G In orde, liefste 15 Je moet onmiddellijk in je bed 16J Kan ik een kop tee krijgen ? 17G Hete melk is beter voor jou 18 en je moet twee aspirines nemen
Grammaticale structuren
1 G S, vader is al gans de dag ziek 2 Hij mag niet buiten komen 3 Hij moet in zijn bed blijven 4 J Kijk in de boekenkast S, 5 en vind me een goed boek 6 S Maar je houdt niet van mijn boeken, vader 7 Ik kan naar de bibliotheek gaan 8 en daar een beter boek voor je vinden 9 J Het beste boek om te lezen voor vader is Houtekiet 10S Wie schreef dat weer ? 11J Gerard Walschap 12 Het is zijn beste boek 13J Ik denk dat Het verdriet van België beter is 14G Dag, S. Blijf niet te lang weg 15 Je moet terug zijn als de dokter komt
Grammatica in beeld
1 J Ik mag niet buiten gaan 2 G Je moet snel terug zijn 3 C Hij moet zijn temperatuur meten 4 G We moeten niet te lang weg blijven 5 Je in je bed blijven 6 C Zij moeten snel terug zijn