Wanneer ik, na een heerlijke dag in Mechelen, thuiskom kijk ik nog even mijn e-mails na. Plots treft me een tekst als een slag in mijn gezicht. Ik geef de tekst hier integraal weer. Sommige zinnen zijn door mij rood opgelicht, want daar wil ik het over hebben.
Stilstaan bij verdriet en troost 17 maart 2012
Mark Van de Voorde
Ze hadden een mooie sneeuwvakantie gehad, die scholiertjes uit Heverlee en Lommel. Met een rugzak vol wasgoed en een hoofd vol mooie herinneringen waren ze op de bus gestapt, huiswaarts. Maar in een tunnel in het Zwitserse Sierre ging het fout. 28 mensen, onder wie 22 kinderen, zullen het nooit meer kunnen vertellen... Ze overleefden het busongeval niet. Het is moeilijk om dat lijden te begrijpen. Je kunt het nog minder uitleggen. Het leed confronteert ons met onze onmacht tegenover het toeval. Sommigen spreken van noodlot, alsof zon ongeval in de sterren stond geschreven. Zoiets staat niet in de sterren geschreven. Nog minder is God er de opdrachtgever van. Toch vragen sommigen: Waarom laat God dit toe? God laat dit niet toe. Het gebeurt, omdat de aarde de aarde is en niet de hemel. Gods almacht heeft hier geen vat op. Zijn almacht is geen almacht van bestuur en orde, machtige controle. Gods almacht is een almacht van liefde en troost, machteloze nabijheid. Dat de families en de vrienden zich verlaten voelen, is normaal en terecht. Ook verlaten door God. Het enige wat wij kunnen doen is, vanuit de schreeuw die ook Christus slaakte: "Waarom hebt Gij Mij verlaten", bidden dat God hen nabij mag komen en... wij zijn nabijheid mogen tonen in onze raakbaarheid, nu de maakbaarheid faalt. Machteloze nabijheid is de taak van de Kerk.
De media vragen en de mensen willen een verklaring van het ongeval (als ze al geen schuldigen zoeken). Maar verklaringen, hoe noodzakelijk ook, kunnen niet troosten. Schuldigen nemen het leed niet weg.
Nodig vooral is de solidariteit van luisteren, zwijgen, bijstaan en bidden. Omdat je zon leed nooit te gronde kunt verklaren, is stilstaan soms beter dan zoeken. Bidden is zwijgen met woorden. Oorzaken - technische of menselijke - zijn geen verklaring maar een uitleg. Mensen hebben op zon moment niets aan uitleg, wel veel aan nabijheid.
De nabijheid kent vele vormen. Allereerst de menselijke nabijheid van de omgeving. In een wereld van snelle communicatie en globalisering is de omgeving ook het hele land en Europa. En dat zagen we meteen: de troostende nabijheid was zowel ter plekke, in de media als op facebook.
Er is ook behoefte aan praktische nabijheid (de vliegtuigen van het leger die de ouders naar Zwitserland vlogen), aan medische nabijheid (de hulpteams bij de slachtoffers en bij de ouders) en aan psychologische nabijheid (de slachtofferbejegening bij de families en in de scholen).
Sommigen vragen of de Kerk nog een rol speelt bij zoveel gespecialiseerde hulp. Meer dan ooit, denk ik. De duizenden mensen die deelnamen aan de gebedsvieringen in Leuven en Lommel hebben getoond dat de gespecialiseerde hulpverlening van psychologie en bejegening alsnog niet volstaat om de menselijke nabijheid af te ronden.
Meer dan ooit speelt de Kerk haar eigen rol in het rouwproces. Ook zuiverder dan ooit kan ze die opnemen. Lange tijd deed de Kerk tevens waar vandaag psychologen en traumabegeleiders voor zorgen. Dat hoeft vandaag niet meer, en dat is ook goed.
Priesters en pastores zijn geen professionele therapeuten van de geest en kenners van de psyche, ze zijn herders van de ziel en behoeders van de menselijkheid. Door van de niet-spirituele taken bevrijd te zijn, kunnen ze nu volop Kerk zijn: tijd organiseren voor rouw en troost, ruimte openstellen voor stilte en gebed, de helende raakbaarheid plaatsen tegenover de falende maakbaarheid.
Zelfs een zogenaamd geseculariseerde samenleving raakt niet uit haar shock zonder spirituele nabijheid van machteloosheid en rituele nabijheid van troost, die een minuut stilte in de kamers van het parlement en op de perrons van de stations niet vermag te bezorgen.
Men zegt dat we leven in een postchristelijke cultuur. Het zal wel waar zijn. Even waar is dat onze samenleving het secularisme achter zich heeft gelaten. Dat bleek al vaker bij groot verdriet: de talloze bloemen en kaarsen bij de hekken van de plaatsen van het verdriet tonen een samenleving op zoek naar rituelen die het secularisme niet kan bezorgen.
Als het verdriet het grootst is en de verklaring het kleinst, komen de christelijke rituelen terug in die zogenaamd postchristelijke samenleving. "Naar wie anders zouden we gaan, Heer", verzucht dan het volk met Petrus.
Mark Van de Voorde is onafhankelijk publicist en gewezen raadgever van de Belgische politici Herman Van Rompuy, Yves Leterme en van Steven Vanackere.
..
Ik begrijp dat mensen proberen de catastrofe en het afschuwelijke lijden dat dit teweeg brengt, in woorden om te zetten. Ik kan begrijpen dat gelovige mensen dit op hun manier doen, ik probeer dat ruimte te geven in mijn wereld. Maar dat ze het troosten durven voorop te stellen als alleen in de kerk aanwezig, dat gaat me te ver. Zeker als ik er het volgend zinnetje bijvoeg van een man die ons dit bericht stuurde:
De twee begrafenissen gezien van de slachtoffertjes van de busramp in Zwitserland?
Wel de viering georganiseerd door SP-a-er Vanvelthoven: koud, zielloos, zoals alle begrafenissen onder loge-beleid. Hoe warm en ontroerend daar tegenover de kerkelijke begrafenis in Leuven voor 1200 gelovigen binnen en evenveel buiten.
Als ik de zin lees: Het gebeurt, omdat de aarde de aarde is en niet de hemel. Gods almacht heeft hier geen vat op, dan breekt me de klomp. Ik ben geen theoloog, maar als gewone vrouw wil ik toch de woorden verstaan die tot bedoeling hebben gekwetste mensen te troosten. Hier wordt met twee maten en gewichten gemeten. Wanneer het God zowat uitkomt, dringt hij de aardse werkelijkheid binnen om zich kenbaar te maken, om wonderen en mirakels te doen. Waarom tussenkomen bij ziekte en niet die kinderen redden? Welke vader durft zich rechtvaardig te noemen als hij sommige van zijn kinderen bevoorrecht en andere links laat liggen?
En dan komt het uit de weg ruimen van de andersdenkenden aan bod:
wij zijn nabijheid mogen tonen in onze raakbaarheid, nu de maakbaarheid faalt.
De maakbaarheid van de mens wordt aan de goddelozen toegeschreven. De maakbaarheid van de mens is een levensopvatting, die hier ongenuanceerd te berde gebracht wordt en als een sneer richting tegenstander gezonden: eerst hun God beveiligen door hem geen aardse tussenkomst toe te kennen, dan triomfantelijk de beperktheid van de maakbaarheid van de mens van tafel vegen, alsof die levensopvatting ooit pretendeerde zon ramp te kunnen voorkomen. Wat dit verwoorden wel gestand doet als kerkelijk fenomeen: nabijheid tonen in onze raakbaarheid, net of niet-kerkelijken niet geraakt worden door dit menselijke drama, net of niet-kerkelijken niet nabij kunnen zijn.
Het claimen van de menselijke troost gaat verder: spirituele nabijheid van machteloosheid en rituele nabijheid van troost. Is het alleen de kerkelijke mensen gegeven om machteloos te zijn? Kan alleen de kerk troostvolle rituelen aanbieden? Even waar is dat onze samenleving het secularisme achter zich heeft gelaten. Dat bleek al vaker bij groot verdriet: de talloze bloemen en kaarsen bij de hekken van de plaatsen van het verdriet tonen een samenleving op zoek naar rituelen die het secularisme niet kan bezorgen. Het leggen van bloemen, knuffels, kaarsen, brieven
zou een kerkelijk ritueel zijn? Kan het ook niet een heel spontaan ritueel zijn dat overal waar dramas plaats vinden gerealiseerd wordt, ook in communistische en andere seculiere landen, zonder dat ook maar één kerkelijke hand de regie op zich genomen heeft? Als het verdriet het grootst is en de verklaring het kleinst, komen de christelijke rituelen terug in die zogenaamd postchristelijke samenleving.
Zal ik eens beschrijven hoe ik deelgenomen heb in die zogenaamde postchristelijke samenleving. Het gaat uiteraard over Heverlee, terwijl ik me helemaal niet meer verbonden voel met deze triomferende kerk van wij hebben het beste aanbod.
Toen bekend raakte dat kinderen van de dansschool van heel dichtbij betrokken waren bij dit ongeluk, werd in de dansschool een tafel vrijgemaakt: drie kaarsen met daar rond dozen met de naam van de getroffen kinderen. Daar konden teksten, tekeningen, knuffels
in gedeponeerd worden. Elke les begon met in een cirkel plaats te nemen rond een kaars: iedereen kreeg kans om zijn ervaren te verwoorden. In bovenstaande tekst zal dit waarschijnlijk opgenomen worden onder de afdeling gespecialiseerde hulpverlening die niet voldoende was, enz.
. Natuurlijk is zon ritueel moment geen hocus pocus oplossing voor het trauma dat zijn intrede doet in een groep die zopas een mede-dansertje verloor, of een broertje van een mededanser betreurde, of een papa, of mededansertjes gekwetst in de kliniek wist liggen. Het was alleen een moment om even ruimte te geven voor het drama, om duidelijk te stellen dat dit gebeuren aan bod mag komen, nu en later.
Ik hoor van mijn dochter hoe de eerste dagen na het ongeluk mamas wenend binnenkomen, iedereen kent wel iemand van ver of nabij die betrokken is dit ongeluk. Eigen verdriet en gemis kan aan bod komen. Iedereen praat met iedereen. Een gevoel van warmte, begrip, solidariteit ontstaat. Nochtans hier is geen kerkgezonden man of vrouw langs gekomen: medemens-zijn was voldoende.
Dan komt de lichtwake. De lichtwake was een project van parochie en stadsbestuur samen, om al de groepen waarin de overleden kinderen betrokken waren kans te geven vorm te geven aan hun beleven. De vraag werd niet gesteld of die groepen al dan niet van katholieke huize waren. Mijn deelname las je al enkele dagen terug. Nu wil ik er wat aan toevoegen, dat ik toen niet gepast vond om aan de orde te stellen, maar me, na bovenstaande tekst, toch van het hart moet.
De lichtwake begint. De fakkels worden door de verschillende groepen aangedragen. Ineens zie ik de deken van Leuven in de ruimte tussen de twee fakkelrijen lopen. Waarom moet hij zo zichtbaar zijn? In mij komt de vraag op: wat komt die hier doen, zo duidelijk voor de cameras zichtbaar, het was toch een neutrale viering? Later verschijnt hij als eerste op de pui van het stadhuis. Hij leidt de wake in. We hebben
enz. voor katholieken en niet-katholieken. Er vlamt woede in mij: de niet-katholieken mogen, door de ruimhartigheid van de katholieken, er ook bij zijn. Daarna de woorden van de brief van de kinderen van het vierde leerjaar. Heel oprecht, heel mooi. Maar waarom moet de deken die brief voorlezen? Was er echt geen neutraal iemand die bekwaam genoeg was om deze woorden voor te lezen? Was dit Godsvrede om de twee machten die tegenover elkaar staan op dit plein te verzoenen?
s Anderendaags worden de kinderen begraven. Mijn dochter heeft de dienst gevolgd en reageert in de zin van: wellicht hebben gelovige mensen daar iets aan, maar ik wil zon begrafenis niet. Een andere aanwezige die een generatie jonger en niet-kerkelijk opgevoed, is verontwaardigd over wat de kerkelijke teksten durven verwoorden. Wel is het aangrijpend om de witte kistjes naast elkaar te zien staan, de solidariteit werkt vertroostend, de woorden van ouders en familie of betrokkenen zijn heel oprecht.
Dit maar om een antwoord te geven over de almacht van het kerkelijk ritueel. En mocht het daarbij blijven, maar waarom moeten de rituelen van de tegenstanders afgemaakt worden? Stel dat iemand die dit drama moet doorleven zon tekst leest, hoe moet die dit ondergaan
de viering georganiseerd door SP-a-er Vanvelthoven: koud, zielloos, zoals alle begrafenissen onder loge-beleid. Je zal maar in Lommel wonen en dit ritueel als troostend ervaren hebben.
Ik weet niet hoe begrafenissen onder logebeleid uitgevoerd worden. Wel heb ik al niet kerkelijke plechtigheden meegemaakt die diepmenselijk waren.
Als ik naar een afscheidsritueel ga doe ik dat omdat ik solidair wil zijn met de rouwenden, ook als dit ritueel een kerkelijk ritueel is. Ik weet dat er dan zal gezongen worden niemand sterft voor zichzelf, iedereen leeft en sterft voor God onze heer. Ook het Onze Vader zal gebeden worden. Woorden die in mijn beleven zo onmenselijk klinken, me niet kunnen troosten. Ik weet dat wie het leven aanvangt, dit ook moet beëindigen. Maar afscheid nemen van een kind, een broer of zus, een ouder die zo vroeg gaat, daar kan ik alleen om huilen. Daar hoeven geen woorden van troost, omdat elk woord dan een leugen is. Je kan aanwezig zijn en de pijn van afscheid nemen alleen maar respecteren, er ruimte voor laten. Daarom dat ik het klokkengelui bij de lichtwake zo grijpend vond: de woorden voorbij, alleen fysieke aanwezigheid van dit diepe, warme geluid. Maar dat de kerk dit klokkengeluid niet claimt: wij hebben daarvoor betaald, het zijn onze klokken, ook van niet-kerkelijken.
|