Het Musée dOrsay is een verbouwd treinstation en draagt daar nog de kenmerken van. Erg goed gedaan. Hier gaan we de tweede helft van de negentiende eeuw en zowat de eerste helft van de twintigste eeuw bezichtigen
als we binnen geraken. Ook hier staat een rij van hier tot ginder. Gezien we in dit museum onze museumpas kunnen gebruiken, trekt Kristel er op uit om te onderhandelen over een vervroegde entree. En ja, onze passen geven recht om langs een zijdeur binnen te komen. Ook hier door een metaaldetector en onderzoek van de rugzakken. Uiteindelijk kunnen we onze jassen en tassen in een groepskast deponeren. Zo, we staan klaar om er aan te beginnen, alleen nog een uur en plaats afspreken om elkaar weer te zien: om twee uur bij de boeken
en voor wie geen horloge bij heeft: een grote stationsklok hangt de minuten weg te tikken.
Christel en ik trekken er samen op uit. We raken danig onder de indruk van wat aangeboden wordt. Het licht van de impressionisten zal me nog dagen bijblijven. Maar een confrontatie met Le Déjeuner sur lherbe van Manet is ook niet mis. Er hangen ook wat werken van Van Gogh. Er zijn ook een groot aantal beeldhouwwerken verzameld, Rodin en Maillol zijn al lang favorieten
en ergens ontdek ik zowaar een werk van George Minne.
Wat opvalt: veel portretten met Joods uiterlijk
en als je dan de namen leest van de geportretteerden klinken die ook joods. Wat is er met die mensen en hun familie gebeurd tijdens de WOII?
Schilderijen bekijken is ook een stuk geschiedenis confronteren. De kledij spreekt van de mode op dat moment, de gebouwen van toen staan er nu nog of zijn verdwenen. Wanneer een auto staat afgebeeld kan je aan het model ongeveer het jaartal aflezen.
We trekken naar de hogere verdiepingen voor de Art Nouveau uit verschillende landen. De elegantie van de meubels doet bijna pijn van volmaaktheid. Hier ademt luxe die naar adem doet snakken: naar zon meubels kan je alleen maar kijken,maar in die zetels laat je je niet neerploffen na een vermoeiende dag. Maar we moeten de tijd in het oog houden. Ik zou een ganse dag in dit museum willen blijven.
We hebben nog een tiental minuten om beneden door de symbolisten te lopen. Je doet natuurlijk te kort aan de kunstwerken en hun kunstenaars om maar even te kijken, maar de symbolisten zijn niet direct mijn dada
en de groep wacht.
Ook Christel is overvol van wat ze gezien heeft. Toch ook blij dat we kunnen gaan rusten. Er kon geen betere afronding van de reis plaats vinden, want tijd om nog iets anders te zien is er niet meer als we nog iets willen eten.
Eerst in het boekenwinkeltje kijken of er nog iets aantrekkelijk ligt. Brigitte wijst me op een boekje over Soutine en raadt het me aan, het ligt een beetje in mijn manier van werken. Christel en Denise kopen zich een zwaargewicht van een boek over het impressionisme. Wanneer iedereen klaar is met zijn aankopen gaan we onze tassen en jassen ophalen. Iedereen is enthousiast
en we zeggen nog maar eens dat we er goed aan deden van gisteren door te bijten voor Hopper.
Nu op zoek naar een eetgelegenheid. Rond een museum vind je wellicht iets
en inderdaad, na wat rondkijken kiezen we voor een café-restaurant. Binnen ziet het er heel opeengedrongen uit, maar de menukaart trekt ons aan.
Het is een kleine bedoening. De tafeltjes zijn denkelijk 55 x 55. Het is echt manoeuvreren om op een plaats te komen, vooral met die rugzakken en dikke jassen. Tegen de achterwand van het restaurantje vinden we lege tafeltjes waar we met de ganse groep kunnen zitten. We stapelen de rugzakken in de hoek en proberen de jassen aan een kapstok te hangen. Wat doet het deugd om te zitten.
Laat het eten maar aanrukken, het zal smaken.
|