Genietend van de rust van de middag blijf ik hangen tussen slaap en waken. Beelden komen af en aan. Tot plots Arne, mijn overleden zoon, mijn bewustzijn komt binnenwandelen.
Geconfronteerd met het plotse overlijden bij zijn zelfdoding, is mijn wezen één vuurzee van pijn en verschrikking, één schreeuw om het gebeurde ongedaan te maken. Tot de dagen zich aaneenrijgen en de rituelen zijn uitgevoerd om afscheid te nemen. Na de drukte van de eerste dagen komt de stilte. Voor iedereen herneemt het gewone leven zich. Ik voel me achterblijven, mijn bewustzijn vervuld van die zoon die voorgoed uit mijn leven weg ging. De wereld is voor mij veranderd, net of de grond waarin ik wortelde onder mij is vandaan gehaald. Ik leef in een soort luchtledigheid, zonder enig oriëntatiepunt, overgeleverd aan gemis, onmacht en ontreddering. Ik verplicht me de dagelijkse routine uit te voeren. Ondertussen zoek ik voor mezelf woorden om datgene te formuleren wat zich aanbiedt als chaos, om datgene dat dreigt te verstikken in het duistere van het onleefbare vorm te geven.
Langzaam, heel langzaam komt er in mijn bewustzijn plaats naast mijn zoon voor andere ervaringen. Een jaar na zijn overlijden, na de winter, ontdek ik het licht van de lente. Ik zuig er mij aan vol. Ik koop wat hangbloemen. Ik geniet ervan om ze elke dag te verzorgen: water geven, verwelkte bloemen weghalen. Ik werk met blote handen in de tuin: ik wil aarde voelen. Ik haal de wortels van omgehakte bomen uit de grond, tot anderhalve meter diepte. Ik voel me verbonden met de aarde. Het is alsof ik mijn innerlijke wereld in een woordeloos gesprek, kan meedelen met de aarde. En stilaan vind ik rust.
Het is alsof ik tot een nieuw bewustzijn geroepen wordt. De evidenties van vroeger heb ik voor mijn ogen zien instorten. Wat moet ik met de godsbeelden die me als kind ingepompt werden? Waarom kwam die god mijn zoon niet ter hulp toen hij zijn waanzin moest ingaan? Waarom zijn mensen zo weigerig om over zelfdoding te praten. Is het uit angst of uit onhandigheid?
Ik ga naar de academie en ontdek een andere wereld: die van tekenen en schilderen. Hier vind ik een mogelijkheid om de wereld van mijn zoon en alles wat er mee samenhangt in een taal om te zetten. De wereld van geweld en dood lijkt zich aan mij te manifesteren als vertrouwd. Ik verdiep er mij in. Oorlog fascineert me, niet om de heldendaden, de veldslagen, maar vanuit de vraag: waarom? Wat bezielt de mens en de samenleving om problemen gewelddadig op te lossen?
Straks gaan we de tentoonstelling in Herselt opstellen. Mijn zoon gaat mee: hij zit verborgen tussen de penseelstreken van de schilderijen, hij ligt aan de grondslag van de onderwerpen die ik op doek zette.
Ik zie mezelf ouder worden, ik zie mijn andere kinderen ouder worden, maar In mijn herinnering blijft hij de jongen van 25. Zo zal hij me vergezellen tot mijn bewustzijn verdwijnt in het niets. Hij is goed gezelschap, de steeds aanwezige.
Ondertussen leef ik verder, heb ik me er in vastgebeten. Zoveel moois is me ondertussen aangeboden. Het aantal jaren ik hier nog mag blijven is me onbekend. Ik voel me dankbaar voor elke dag die me tegemoet komt. Ik denk vaak aan de dag dat ik hier weg zal gaan, terug naar het niets van de natuur waaruit ik voortkom. De natuur is niet goed of slecht, het is de voorwaarde tot leven
het is aan mij om van dat leven iets te maken. Die taak van mens zijn wil ik op mij nemen.
|