Op het breukvlak van de moderniteit
Onder redactie van Wouter Van Acker en Christophe Verbruggen
Het is dit jaar honderd jaren geleden dat de wereldtentoonstelling in Gent van start ging. Omwille van deze speciale verjaardag werd een boek samengesteld over deze wereldtentoonstelling. Met de schrijvers kijken we met het huidig bewustzijn naar een wereld die er honderd jaren terug totaal anders uitziet. Elektriciteit is niet overal een evidentie, het meeste vervoer gebeurt met kar en paard, armoede tekent een groot deel van de bevolking, de Franstaligen voeren in Vlaanderen het hoge (politieke) woord, algemeen stemrecht is nog een strijdpunt, terwijl de industrialisering in volle opgang is. Een jaar later breekt een oorlog uit waarbij de vrijwilligers zingend en onder gejuich van de bevolking vertrekken naar het front: een van de wreedste oorlogen van de eeuw. Die oorlog komt niet uit de lucht gevallen
maar voelt men reeds die oorlogspanning in de realisatie van de wereldtentoonstelling 1913 te Gent?
Eerst even nagaan waarom men een evenement als een wereldtentoonstelling organiseert. Dit gebeuren is een soort voorloper van het internet: op één plaats informatie verzamelen van over de hele wereld. Men probeert voeling te krijgen met de (vooral economische) evolutie elders of met producten die hier niet gekend zijn en waarvoor eventueel een markt kan ontstaan. Denk maar aan Coca-Cola tijdens Expo 58. M.a.w. het is beter dat de wereldtentoonstelling een vreedzaam gebeuren is, waar conflicten liever toegedekt worden, want vijandigheid is een slechte basis voor economische overeenkomsten. Liever probeert men elke bezoeker iets aan te bieden dat hem of haar aanspreekt: van de nieuwste machinerie, exotische lekkernijen, een uitgebreid pretpark tot lekker bier. Het kost de stad Gent handenvol geld
en of die investering een positief resultaat oplevert, is niet te becijferen.
Een andere factor die de vormgeving van de wereldtentoonstelling mede bepaalt, is het groeiend geloof in de maakbaarheid van de mens en zijn omgeving. Grote aandacht gaat naar wetenschappelijke evolutie. De universiteit van Gent neemt deel aan de wereldtentoonstelling, na beraad of wetenschap en amusement wel kunnen samengaan, of wetenschap wel iets is voor het gewone volk. Hier zien we dan de eerste aanzetten tot democratisering van het universitair onderwijs en de strijd die zal ontstaan rond de vernederlandsing van de Franstalige Vlaamse universiteiten.
Door de auteurs worden we door de wereldtentoonstelling geleid, alsof we zelf ter plaatse aanwezig zijn.
Met een kritisch oog wordt bijv. naar de architectuur gekeken. Gebouwen spreken een eigen taal. Hun concept of de plaats die ze innemen op het grondplan van de tentoonstelling zeggen iets over hoe het land zich wil vertonen of welke waarde wordt toegekend aan het land. Staat het gebouw aan een belangrijke laan of wordt het verwezen naar het ontspanningsgedeelte om quasi te verdwijnen in het niets, zoals het Indisch paviljoen? De auteur van dit onderdeel van het werk laat ons zien hoe de gebouwen van Duitsland en Frankrijk een spanning vertonen die wel niet rechtstreeks verwijzen naar de politieke spanningen, maar toch iets oproepen van het verschil in visie om zich naar buiten te presenteren. Het gebouw van Parijs is sierlijk, fantasierijk terwijl het Duitse gebouw strakheid oproept: in het gelid staan.
Bij het begin van de twintigste eeuw is kolonialisme een must voor de Europese naties. De koloniserend landen proberen door hun koloniën aan de bevolking te presenteren, aan te tonen hoe humaniserend ze werken. Een beeld in het Congolese paviljoen toont een Afrikaanse man die een vrouw beschermt tegen een Arabische slavenhandelaar, waarmee men wil duidelijk maken dat de kolonisatie een vorm van bevrijding betekent voor de Afrikanen. Samenhangend met die kolonisatie is er het verlangen naar het exotische bij het publiek. Om de bezoekers te lokken, treft men in die tijd vaak zoos humains aan. Zo ook in Gent. Een groep Senegalezen en een groep Fillipijnen leven publiekelijk zoals ze zogezegd in hun dorp van oorsprong samen leven. Bezoekers kunnen daar in het dorp komen wandelen en rondkijken, alsof ze een dierentuin bezoeken. Vooral de Fillipijnen hebben het hard te verduren. Slecht gevoed en gehuisvest, sterven verschillende leden van de groep aan ziekte veroorzaakt door uitputting. Maar die problemen verdwijnen tussen de plooien van de show.
Gent zelf probeert zich duidelijk te manifesteren in het geheel. Speciale tentoonstellingen worden opgezet om het publiek te laten kennismaken met de regionale cultuur. Ook De Vooruit is uitdrukkelijk aanwezig. De arbeiderscoöperatie toont het succes van het Gentse coöperatieve model aan een breed internationaal publiek. Ook de vrouwen laten van zich horen. De feministen zoeken een plaats in het geheel. Toch is hun aanwezigheid nogal schraal en verdwijnen ze zowat tussen de traditionele waarden in het vrouwenpaviljoen.
Uitdrukkelijk wordt de vooruitgang aangekondigd in het moderne dorp. Daarin wil men aantonen dat een andere wijze van landbouw, bijvoorbeeld door gebruik te maken van kunstmest, beter en meer resultaat oplevert. Het moet de overgang stimuleren van een nauwelijks overlevend kleinschalig familiebedrijf naar een moderne boerderij die zich specialiseert in een of andere cultuur. Bezoekers kunnen de nieuwste snufjes bezichtigen waarmee een boerenkeuken is uitgerust, hoe vee gehuisvest is.
Het internationaal stedencongres dat samen met de wereldtentoonstelling plaatsvindt in Gent bespreekt op wetenschappelijk wijze de problemen waarvoor de moderne grootsteden zich gesteld zien en hoe die in de verschillende landen opgelost worden. Vier grote steden hebben hun standplaats in de wereldtentoonstelling: Brussel, Antwerpen, Luik, (steden die zelf al een wereldtentoonstelling georganiseerd hebben) en Gent, de organiserende stad.
Het laatste deel van het boek is een bijdrage van Chokri Ben Chikha waarin hij stof aanlevert voor de waarheidscommissie van 18 tot 27 april 2013 in het Oud Justitiepaleis in Gent. Hierin stelt hij minister Bourgeois ( minister van Integratie en Inburgering) en maatschappijkritische performancekunstenaar Brett Bailey vragen over hun beleid/performance: als ik goed begrijp willen jullie de moeizame culturele verhoudingen en beeldvorming verbeteren tussen blank en zwart, tussen Vlaming en immigrant, tussen wij en de Ander. Daardoor kunnen beiden rekenen op zijn sympathie
maar lukken ze in hun doelstellingen?
De auteurs laten ons zien hoe enerzijds de vernieuwingsdrang naar een modernere samenleving nog omklemd wordt door de tendens naar behoud van het verleden, een spanning die men wellicht in alle publieke manifestaties van dergelijk niveau kan herkennen: het verleden niet schofferen maar toch openstaan voor een toekomst die meer (economische) mogelijkheden biedt.
Het boek is verzorgd uitgegeven op (ongeveer) A4 formaat, niet zo handig om vanuit een luie zetel te lezen. Een overvloed van fotos uit die periode maakt het de lezer gemakkelijker te begrijpen waarover de schrijvers het hebben. Vlot leesbaar nodigt de lectuur uit tot een kennismaking met een evenement van een eeuw terug en wellicht zal de lezer zich verwonderen over de verandering die de wereld op zon korte periode onderging: van het begin van een telefoonverbinding, tot internet dat je meedraagt in een zak van je jeansbroek.
|