En dan valt me een exemplaar van de vernieuwde Mechelse Catechismus in handen
en meteen gaat de deur open naar mijn kinderjaren.
Je catechismus kennen was een voorwaarde voor je plechtige communie: dan droegen de meisjes een lang wit kleed (een eerste uitproberen van het trouwkleed) en de jongens kregen een eerste keer een lange broek aangemeten.
De omslag is geel met blauwe en rode opdruk: 10.5 cm x 17.5 cm, 96 paginas.
Wanneer ik blader in dat boekje, kan ik sommige vragen nog afratelen. Voor de vragen staat een cijfer: van een tot zes. Dat cijfer verwijst naar het leerjaar waarin de vraag diende aangeleerd te worden. Soms staat er ook een sterretje voor: dat was niet verplicht te kennen, dat was bestemd voor het zevende en achtste leerjaar of voor de slimmeriken, die mochten dat op eigen houtje van buiten leren.
Wanneer ik er in blader overvalt me ongeloof en verbijstering: hebben we dat allemaal moeten foutloos aframmelen? Vanaf het eerste leerjaar dienden we ons aan dit boekje te onderwerpen. Hoe deden de leerkrachten het om die woorden in een kinderhoofdje vast te zetten
zo zelfs dat ik meer dan zestig jaar later nog de antwoorden ken?
Ik moet denken aan beelden van scholen van andere godsdiensten: daar zie je kinderen ook hun tijd investeren om hun godsdienstige teksten van buiten te leren. Telkens kreeg ik medelijden met die kinderen
maar nu besef ik dat wij niet beter af waren.
Het vraag- en antwoordsysteem is zeer goed doordacht. De gestelde vraag wordt in het antwoord herhaald zodat het ritme van die woorden je naar de beantwoordende woorden leidt. Bv.: 2 Waarom noemen wij God Schepper van hemel en aarde? Wij noemen God Schepper van hemel en aarde, omdat God alles uit niets heeft gemaakt. In het tweede leerjaar leerde je dat van buiten, zodat je het zonder verpinken kon afratelen. Wat de inhoud van die tekst was
welk kind zou daaraan gedacht hebben
t voornaamste was dat je een goed punt kreeg bij het juiste antwoord.
Volgens Wikipedia: De Mechelse Catechismus is een catechismus die aan het begin van de 17e eeuw door de jezuïeten op vraag van aartsbisschop Matthias Hovius (1542-1620) werd uitgewerkt. Hij verscheen voor het eerst in 1607 en was in vraag- en antwoordvorm opgesteld. De versie uit 1623 van dit catechetisch handboek zou tot diep in de twintigste eeuw de basis vormen voor het godsdienstonderricht in alle Belgische bisdommen.
In 1954 werd de catechismus vernieuwd
en denkelijk heb ik die vernieuwde catechismus in handen gehad bij de voorbereiding tot mijn plechtige communie (hoe de catechismus er uit zag waaruit ik tot het vijfde vraag- en antwoord leerde, weet ik niet meer, maar het vraag- en antwoordspel was ongeveer hetzelfde). Er kwamen nog drie broers achter mij die het met die gele catechismus moesten doen, vandaar dat de gele catechismus zo onuitwisbaar bijblijft. In de katholieke scholen werd die vernieuwde catechismus gebruikt tot 1964, toen kwamen de resultaten van het Tweede Vaticaans Concilie zich aanbieden.
Ik blijf geboeid door dat boekje. Ik kan nauwelijks geloven wat ik lees: hebben de gelovigen dat ooit voor waarheid aangenomen, zonder kritische opmerkingen? Ik wordt overspoeld door verbijstering, voel me misbruikt en kwaad worden. Ik wil iets met dit boekje doen, een plaatsvervangend antwoord formuleren voor dat kind dat ik ooit was. Dat kind mag nu ruimte krijgen, eindelijk met zijn angsten en vragen aan bod komen.
|