Vandaag moeten we onze stem uitbrengen. Ik ben blij dat het eindelijk zo ver is, want ik hou niet van verkiezingscampagnes.
Eerst en vooral zijn er de overvloedige reclamefolders en die eeuwige dezelfde gezichten die je vanaf de zijberm toelachen: pure milieuvervuiling. Dit is wellicht goed voor de werkgelegenheid in de reclamewereld en de drukkersbranche … maar dat is maar een tijdelijk verschijnsel.
Wat me vooral tegenstaat, zijn de debatten op tv. Je hoopt wat meer informatie te verkrijgen door zo’n discussie te volgen, maar voor mij levert het alleen maar ergernis op. Dan leren we onze kinderen, als iemand anders spreekt, niet tussen te komen: je wacht tot de ander uitgesproken is om dan zelf je zeg te doen. Dan moet je de politieke leiders aan het werk zien. Ze gunnen elkaar geen moment spreekruimte om een andere visie te verkondigen. Zelfs in een kleuterklas zal de juf optreden als ze de kleuters zo tekeer gaan. Het is niet alleen niet netjes, je verstaat ook niks van wat er gezegd wordt, ik toch niet. Misschien zijn er kijkers die zo’n Babelse spraakverwarring kunnen ontrafelen, meestal zap ik ontmoedigd naar een andere uitzending.
Dan moet ik de agressie die vanuit zo’n debat opborrelt over me heen laten golven. Het is zo’n hanig gedoe: in deze concurrentieslag willen de deelnemers zeker zijn van de overwinning. Ik heb de indruk dat ze zichzelf willen overtuigen: worden meer lawaai en snerende slogans door het propagandateam dat hen begeleidt als positief geëvalueerd? Ik wil informatie zonder teveel decibels: lawaai bevordert mijn nadenken niet.
Verder heb ik geleerd dat de andere besmeuren door halve waarheden en hele leugens niet fatsoenlijk is. In verkiezingstijd mag dat wel, het is alsof het erbij hoort.
Het is geen mooi beeld dat de verkiezingscampagne laat zien, hoewel elke politicus probeert zich zo sociaal mogelijk te gedragen: markten afdweilen en handjes schudden, deur na deur een foldertje afgeven, aanwezig zijn op eetfestijnen en andere massa evenementen … feitelijk vooral zorgen dat iedereen je gezien heeft.
Het hoort er nu eenmaal bij. Ik neem de vrijheid om het minstens niet leuk te vinden hoewel het woord degoutant soms beter past.
Zondagmorgen zijn we dan gaan stemmen. Karel en ik zijn te voet naar het stemlokaal gegaan: een twintigtal minuten lopen. Met zo’n prachtig weer: heerlijk. Bij het stemlokaal hadden we geluk: we konden direct onze stem uitbrengen zonder in de rij te staan.
Toen we terug naar buiten gingen, kwam er een heel feestelijk gevoel over mij: wij kunnen gaan stemmen zonder overhoop geschoten te worden, daarbij wordt er rekening gehouden met onze stem en van fraude is bij ons geen sprake. Ik vind het evident dat je als vrouw kan stemmen … maar mijn moeder heeft nog een periode gekend dat ze van de stembusgang uitgesloten was. Ik zal maar de verkiezingslasten van de democratie stil verdragen: het is een voorbijgaand verschijnsel … en wellicht leert men zich nog ‘beleefd’ gedragen tijdens een debat op tv. Nooit de hoop opgeven.
|