In de tuinkamer, omgebouwd tot tentoonstellingsruimte, stel ik, naast een zesdelig werk over WOI, een deel van mijn eindwerk ten toon. Als ik de werken tegen de muur zie hangen ben ik echt tevreden: er is hard aan gewerkt, maar het mag gezien worden. Nu de tuinkamer zowat herleid is tot de essentie van zijn structuur en niks afleidt bij het bekijken, spreken die werken erg aan.
Op tafel heb ik de harmonicaboeken gelegd waarin de presentatie van mijn kleine tekeningen. Er naast liggen witte handschoenen en wie de tekeningen wil bekijken wordt gevraagd die aan te trekken: ik wil die boeken graag netjes houden.
Ik krijg veel lovende kritiek. En heerlijk, het doet deugd.
|