200911 Tekst bij de onthulling van Deux pénitents
Karel maakte een tekst die ik niet kon lezen zonder tranen in de ogen te krijgen. Ik had hier niets meer aan toe te voegen. Elk van de aanwezigen kreeg de tekst op papier zodat ze konden volgen, ook als het voorlezen aarzelend verliep.
Dit beeld is voor ons geen hoopvolle of veilige kunstbelegging in woelige beurstijden, geen artistiek design element in een pronkerige siertuin, geen trots etaleren van onze financiële welstand. Met deze sobere, intense sculptuur van Anne Cornil willen we vorm geven aan onze diepste gevoelens op dit moment van ons leven, wanneer ook wij het hoofd buigen, denkend aan de tegenslagen, de teleurstellingen en de vernederingen, aan wat ons heeft pijn gedaan, aan de smart die ons allen treft en die niet overgaat. Denkend aan de geliefden die van ons zijn heengegaan. Zij die ons verlaten hebben, die we uit het oog verloren zijn, die wij in de steek gelaten hebben, die ons de rug hebben toegekeerd. Maar vooral denkend, blijvend denkend aan hen die ons zo dierbaar nabij waren, uit wie wij geboren zijn en die uit ons geboren zijn, aan onze ouders, kinderen, broers, zussen en levensgezellen die nu gestorven zijn, door ziekte, ongeval, ouderdom of die de zwaarte van het leven niet meer aankonden en zelf de laatste stap hebben gezet.
Voor hen en voor ons hebben we dit beeld opgericht als een blijvende herinnering.
Karel las deze tekst zelf voor, daarna werd het beeld onthuld. Daarna, terwijl in de achtergrond Adagio for strings van Samuel Barber speelde, werd het gedicht deel na deel door iemand voorgelezen.
Een thrénodie wil ik voor u zingen
een klaagzang een treurlied
als een schaafwonde zo rauw
voor de bolsterruwte in de straten
voor dolle dolken
en de woorden die kwetsen en inslaan
als bijtend ijzer en ijstijd.
Een lamentatie hef ik aan
een trage treurzang
voor rouwende ouders
het nest geroofd en verlaten
vertwijfeld met lege handen
en ongeziene etterwonden
een leven lang verweesd achtergelaten.
Nee ik zal niet mee opstappen
bedank voor stille mars
of woelige fakkels in kristallen nachten
ik zing mijn klaaglied in stilte
en de kilte van het lange wachten.
Is er tussen de sterren
een onvermoede vader?
zal na lengten van dagen
uw hand mijn hand beroeren
uw blik mijn oog ontroeren
een einde maken aan de hunker en het vragen?
Hoort het woord van de Wijze:
geen engelen geleiden ons ten paradijze.
Ik zing mijn trage thrénodie in stilte
voor de kinderen en hun moeders
voor hen die niemand wilde
alle mensen zijn geen broeders.
Ik zing dit klaaglied mijn lament
voor het leed dat nimmer went
voor vaders en zonen en broers en zussen
die ons met hun koude lippen kussen.
Gij die dit hoort gedenk uw dierbaren
Die niet meer zijn en ooit zo onmisbaar waren.
Toen het gedicht was voorgelezen stopte ook de muziek, als op afspraak. Even was het grijpend stil, je kon als het ware de bomen horen ademenen. Dan keken we mekaar aan, sommigen met tranen in de ogen. Je lacht dan wat verlegen en toch blij dat dit mocht gebeuren. Samen zouden we verder gaan.
Dan vliegt de stop van een fles: laten we het leven vieren en nu er op drinken!
|