Op de officiële 11 juliviering in de Raadszaal van het stadhuis in Waregem mocht cultuurraadvoorzitter Bert De Smet ruim 150 aanwezigen verwelkomen in de raadszaal van het stadhuis. Op de eerste rij zat het volledig schepencollege. Gastspreker Ivan De Vadder kwam hij in tegenstelling met wat was vermeld in de uitnodiging niet spreken over de actualiteit in nasleep van de Vlaamse verkiezingen. Over de actualiteit, die er ongetwijfeld wel was op 11 juli 2019, werd in alle talen gezwegen. De Vadder gaf enkel zijn lezing over ‘het verdriet van België’, met name een overzicht van het kluwen aan parlementen en raden waar ons land mee opgescheept zit. Burgemeester-volksvertegenwoordiger Kurt Vanryckeghem brak een lans voor invoering van een officiële feestdag op 11 juli. We konden genieten van de muzikale intermezzo’s van Joris Vercruysse (dwarsfluit) en Ciel Lissens (harp). Ook van de receptie achteraf.
Cultuurraadvoorzitter Bert De Smet liet zich voor zijn eerste 11-juli-toespraak in Waregem inspireren door ereburger André Demedts.
Lof zij het land waar ik geboren ben en ook zal sterven naar Gods wil. Hier groeit geen boom, hier ligt geen steen, die ik niet ken.”
“Ik wil u graag hartelijk welkom heten op deze 11 juliviering van de Cultuurraad. En hoe kan dat beter dan met de prachtige openingsverzen van het gedicht Lof van mijn land van André Demedts? Ik heb – en dat mag u gerust weten – een grote bewondering voor schrijver-dichter, cultuurpromotor en Waregems ereburger André Demedts. Ik ben dan wel een geheelonthouder, ook als het op religie aankomt, maar de christelijk geïnspireerde woorden van Demedts grijpen mij toch telkens aan. Ik word er altijd een beetje stil van. Het vat het wat mij betreft eigenlijk gewoon helemaal samen. Als ik in mijn en Demedts’ geboortedorp Sint-Baafs-Vijve of in mijn huidige woonplek Waregem stap of trap, dan groeit daar geen boom, dan ligt daar geen steen, die ik niet ken.
Wat Demedts beschrijft is voor mij de essentie van een identiteit. En zo ook van 11 juli. Het is ergens thuis zijn. Zich ergens mee verbonden voelen. Iets als van zichzelf beschouwen. En alle gekheid op een stokje. Uiteraard ken ik niet alle bomen en stenen in Sint-Baafs-Vijve en Waregem. Maar Demedts weet wel het gevoel van ergens thuis zijn heel erg treffend te omschrijven.
Zich verbonden voelen met een lokale, regionale, nationale entiteit en identiteit is belangrijk en waardevol. Maar moet tegelijk ook met de nodige bedachtzaamheid benaderd worden. We mogen ons verbonden voelen. We mogen trots zijn. Maar we mogen niet vergeten dat een gemeenschap dynamisch is. Waarden, gewoontes, tradities, talen, culturen, ze evolueren allemaal. Een samenleving leeft. Ze verandert. Ze past zich aan. Maar daar hebben we het vaak moeilijk mee. We koesteren het liever door het onder een stolp te steken zodat er zeker niets kan aan veranderen. En dat is ergens te begrijpen. We zoeken een houvast die ons zekerheid in de onzekerheid biedt.
Alleen, we kunnen de vooruitgang niet tegenhouden. Waarom zouden we ook? Dat Vlaanderen in het verre en minder verre verleden kon excelleren. Dat Vlaanderen zich kon onderscheiden. Dat Vlaanderen zich zo snel kon ontwikkelen. Dat was alleen maar mogelijk door de grote dynamiek en vooruitstrevendheid die het aan de dag legde. Het is geen toeval dat Vlaanderen in flink wat zaken pionier was of is. Dat Vlaanderen stoutmoedigheid getoond heeft. Denk daarbij aan de verregaande stedelijke autonomie in tijden dat dit verre van evident was. Aan de gedurfde economische ontwikkelingen. Aan de religieuze hervormingen. Aan de wetenschappelijke ontdekkingen. Aan de industriële en technologische innovaties. Maar evengoed en zeker ook aan de culturele omwentelingen. Die kwamen er allemaal niet zomaar. Die kwamen er door de openheid, de diversiteit en de aanpasbaarheid van de Vlaamse gemeenschap.
André Demedts was vaak – en ik zeg dat met het grootste respect – een nostalgische mijmeraar. Toch begreep hij als geen ander de relativiteit van de verbondenheid met een entiteit of identiteit. En ik citeer hierbij de laatste verzen van zijn gedicht Lof van mijn land:
“Alleen maar om een andere in mij, die zich aan land noch lucht gewent, en altijd voort aan ’t vragen blijft of er niet nog een ander land bestaat, dat hij veel beter kent.”
Alleen, beste vrienden, lijkt die relativiteit een beetje verdwenen. Het lijkt wel alsof Vlaanderen zich op zichzelf terugplooit. En dat is bijzonder jammer, want dat is niet alleen een gebrek aan strijdlust, het gaat ook compleet voorbij aan de échte identiteit van de Vlaming, met name: open en ondernemend. We moeten onszelf niet verloochenen. Laat staan batjes organiseren, ook al is het die tijd van het jaar. Maar ons halsstarrig vastklampen aan wat vaak vergane glorie is. Dat kan toch niet de juiste manier zijn om te streven naar een beter Vlaanderen?
De recentste verkiezingen zijn volgens sommigen een duidelijk signaal voor meer Vlaanderen. Een autonomer Vlaanderen ook. Alleen gaat het in de discussie over meer autonomie, over meer Vlaanderen, bijna nooit over het hoe en het waarom. Het gaat enkel over het wat. Vlaanderen moet autonomer worden. Punt. Alleen wordt het zo – en vergeef me de stevige uitspraak op een dag als vandaag – bijna een ridicule symbolische strijd. En ik besef als geen ander het belang van zo’n symbolische strijd. Dat is vaak erg waardevol. Maar we moeten ook eerlijk durven toegeven dat het ook vaak gewoon verlamt.
Het gaat dan immers niet meer over de meerwaarde van die autonomie. Het gaat enkel nog over de symboliek van die autonomie. En laat ons de dingen benoemen zoals ze zijn: meer autonomie voor Vlaanderen is geen doel. Het is een middel. Een middel om het voor de mensen die in Vlaanderen leven beter te maken.
Van dat Vlaanderen beter maken zien we politiek weinig tegenwoordig. Het politieke schouwspel is meer soap dan hoogstaand theater. Alles lijkt geblokkeerd te zijn. Er komt geen schot in de zaak. Dus hoe moet het nu verder? Onze gastspreker van vanavond, Ivan De Vadder, vertelt ons zo meteen meer over het verdriet van ons land. Want verdriet heeft het, dat is wel duidelijk. Voor wie Ivan De Vadder niet zou kennen, of geen lid is van zijn fanclub: Ivan De Vadder is politiek journalist en verslaggever bij de VRT. Hij analyseert de politieke actualiteit wekelijks in De afspraak op vrijdag en verzorgde ook de verslaggeving over de meest recente verkiezingen. Als er dus iemand meer duiding kan geven over hoe het nu verder moet met ‘ons land’, en ik laat bewust in het midden over welk land dat dan gaat, dan is het wel Ivan De Vadder.
Beste vrienden, voor ik mijn welkomstwoord afsluit en het woord aan Ivan De Vadder geef, wil ik graag nog kort enkele afsluitende bedenkingen meegeven. Vlaanderen feest vandaag. En dat is écht wel waardevol en belangrijk. Onze Vlaamse feestdag moet een feest zijn, van en voor iedereen. Een feest ook dat niet overschaduwd mag worden door agressieve symboliek, noch pro, noch contra. De Vlaamse feestdag moet een hoogdag zijn waarop Vlaanderen symbool staat voor een open, warme, verdraagzame, sociale, groene, ondernemende en liefst ook positief-tegendraadse samenleving. Een hoogdag ook waarop duidelijk is dat Vlaanderen insluit in plaats van uitsluit en verbindt in plaats van ontbindt.
Vlaanderen is er voor iedereen die er leeft. Het moet ons streven zijn om Vlaanderen op een warme, uitnodigende, respectvolle en stilaan ook volwassen wijze verder uit te bouwen. Dat is een taak van iedereen die in Vlaanderen woont of werkt. Vlaanderen moet, en daarmee citeer ik afsluitend opnieuw André Demedts, zij het in een andere context dan hij oorspronkelijk bedoelde, maar zijn woorden zijn even goed van toepassing. Vlaanderen moet – en ik citeer – “een ontmoetingsplek zijn waar jonge mensen elkaar ontmoeten, maar waar ook bejaarden komen die mogen spreken en die zeker zullen luisteren. Dat het een symbool moge zijn voor alle mensen, die over alle verschillen heen, toch één en hetzelfde verlangen hebben: een beetje gelukkig zijn.”
Federale doolhof
Ivan De Vadder gaf enkel zijn voordracht, door hem ‘verdriet van België’ genoemd. Daarin probeerde hij de Belgische doolhof aanschouwelijk voor te stellen met drie gewesten, drie gemeenschappen en nog tal van uitzonderlijke instellingen, gegroeid na verschillende staatshervormingen om oplossing te bieden aan meningsverschillen tussen bevolkingsgroepen. Allereerste hebben we dus Vlaamse, Franse en Duitstalige gemeenschap voor persoonsgebonden materies (cultuur, onderwijs, welzijn, …) en Vlaamse, Waalse en Brusselse hoofdstedelijk gewest voor grondgebonden materies (milieu, ruimtelijke ordening, economie, ..). Die opdeling in gewesten en gemeenschappen kwam er omdat Vlamingen en Walen elk om andere redenen een federale staat wilden. Vlamingen streefden vooral naar culturele autonomie (gemeenschappen), Walen wilden een eigen sociaal-economisch beleid kunnen voeren (gewesten).
De gewesten en gemeenschappen hebben een eigen parlement en een eigen regering. Omdat het Vlaams parlement en de Vlaamse regering zowel de Gemeenschap al het Gewest besturen telt België ‘maar’ zes parlementen en regeringen (met speciale clausules voor vertegenwoordiging Vlaamse Gemeenschap in Brussel). Het Federaal Parlement (Kamer van Volksvertegenwoordigers, ook de Senaat), het Vlaams parlement, het Brussels Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap zijn gevestigd in Brussel. Het Waals Parlement zetelt in Namen en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap zetelt in Eupen.
De Vlaamse en Franstalige gemeenschappen hebben nog eens aparte miniparlementjes in het Brusselse Parlement: de gemeenschapscommissies. Ze zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de gemeenschappen in Brussel. Het zijn de Raad Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en het Parlement van Franstalige Brusselaars (CoCoF), overlegorganen voor de gemeenschapsmateries in Brussel. Dan hebben we nog de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC), die de gemeenschappelijke gemeenschapsbevoegdheden regelt en beheert in het Brusselse Gewest.
Het is een hele onderneming om zicht te krijgen op het aantal mandatarissen. In de zes regeringen tellen we bijvoorbeeld al 47 ministers en 7 staatssecretarissen. We hebben verkozen parlementairen in Vlaams Parlement (124), Kamer (150), Waals Parlement (75), Brussels Parlement (89, wv 17 Nederlandstaligen), Duits Parlement (25).
|