Gisteren verscheen het “Dagboek van Joris Dewaele – een stem uit een waanzinnige periode”, een uitgaven van Geschied- en Heemkundig Genootschap Waregemse Verhalen. Het boek (A4, 304 blz. hardcover) is de ongecensureerde uitgave van het dagboek van Joris Dewaele, collaborateur van WO II, over zijn gevangenschap van 5 september 1944 tot 6 maart 1949 in achtereenvolgens het ‘Boterkot’ (gemeentehuis), H.Hartcollege, Santens fabriek, Sint Kruis Brugge, Wikings Kortrijk, Gent De Nieuwe Wandeling, Turnhout en Sint-Gillis, Klein Kasteeltje Brussel.

Het dagboek werd bij de voorstelling in Bibbox ingeleid door Hendrik Berlaen, die op rijpe leeftijd ontdekte ook ‘kind van de collaboratie’ te zijn. Hij schreef zelf ook zijn verhaal in twee boeken in eigen beheer : “Blaadjes met Plakkers” en over zijn overgrootvader “Hector”. Hij kreeg kort voor haar afsterven van zijn toen 93-jarige moeder een pakket van 68 brieven van zijn vader uit 1 jaar gevangenschap sept. 44-sept 45. Hij liet die nog 17 jaar in kast liggen tot hij in contact kwam met kamp Lokeren. Aan zijn boek ging uitgebreide studie vooraf over kwestie collaboratie-verzet-oorlogsomstandigheden.
Als collaborateur werd Joris Dewaele onder bescherming van het verzet opgepakt op 5 september 1944 en bleef geïnterneerd tot 6 maart 1949. Tijdens deze periode hield hij een dagboek bij, dat hij later literair verwerkte. Het is dit rijk geïllustreerd dagboek van 304 blz. dat nu met goedkeuring van de familie door het Waregems heemkundig genootschap wordt uitgegeven.
Met foto-materiaal werd het een verzorgde uitgave van 304 blz, A4-formaat, hardcover en te bekomen bij GHG Waregemse Verhalen door storten van 30 € op rekening BE62 9734 5792 0361 met vermelding Dagboek Dewaele. Boek is af te halen bij het Genootschap of wordt voor Waregem aan huis bezorgd na afspraak. info@waregemseverhalen.be www.waregemseverhalen.be/
 
Collaborateur
Er was hier en elders heel wat heibel bij de bevrijding na vier jaar bezetting door de Duitsers. Met de bezetter collaborerende Vlaamse idealisten, door de bevolking “Zwarten” genoemd, werden bedreigd door burgers, die op weerwraak uit waren voor vier jaar vernedering. De “zwarten” werden ‘beschermd’ opgehaald en gevangen genomen door de burgerbrigade, genoemd ‘De Witte brigade’ of hier ‘het Geheim Leger’. Deze laatsten streden, volgens Joris Dewaele in zijn dagboek, tegen de bezetter maar ook tegen hun eigen volk. De historische waarheid is echter dat de collaboratie met de bezetter niet mag geminimaliseerd worden, zeker niet ontkend kan worden en veel ellende en slachtoffers heeft veroorzaakt.
Uit het dagboek leren we heel wat uit deze periode en zien we de menselijke en familiale kant van deze “inciviek”. Het is een boeiend verhaal dat inmiddels reeds 80 jaar geleden werd neergeschreven en enkel door de oudsten onder ons nog herinneringen oproept. Het blijft echter noodzakelijk voor onze jongeren om de toestand te kennen wat er zich kan voordoen in tijden van oorlog.
“Wát waren we gelukkig toen we het dagboek van Joris-Remi Dewaele in handen kregen, met dank aan de familie. Het dagboek van een Vlaams idealist die zich, zoals zoveel anderen, afzette tegen de verfransing van Vlaanderen en droomde van een onafhankelijk Vlaanderen,” aldus voorzitter Willy De Bouvrie vorige zaterdag bij de voorstelling van het dagboek. Vooraf had hij welkom geheten aan de 40-tal aanwezigen waaronder schepen Marc Vercruysse en Denis Vansteenbrugge, voorzitter van de Vredeslievende Verenigingen en bezieler van Heldentrouw. Gouverneur Carl Decaluwé, die Joris Dewaele als grootoom kent, moest verstek geven wegens economische missie in Japan.
“Uiteindelijk werd de vijand verslagen en werd de overwinning uitbundig gevierd. Te uitbundig, want plunderingen waren het gevolg alsook het uitvechten van vetes, met alle miserie vandien. Het werd een waanzinnige tijd. Met ons Geschied- en Heemkundig Genootschap Waregemse Verhalen twijfelden we niet om dit als boek uit te geven. Maar, we waren en zijn ons wel degelijk bewust van de gevoeligheid van dit onderwerp. Daarom willen we ook geen stelling innemen in de problematiek van toen, namelijk de collaboratie en het verzet. Een natie die een andere natie aanvalt is niet goed te keuren, evenmin de collaboratie met de vijand.”
“Waregemse verhalen is tevens initiatiefnemer om op 6 september een verzetswandeling te organiseren samen met het Willemsfonds. Hiermee willen we de verzetsstrijders herdenken.”
“Wij hebben genoten van het letterkundig talent en vertelkunst van onderwijzer Joris. Doelbewust kozen we ervoor om aan zijn taal van toen niets te wijzigen om zo de tijdsgeest correct weer te geven. Ik moet u iets bekennen: bij het lezen van de eerste pagina was ik verkocht om verder te lezen want ik vond het zó boeiend. Ongetwijfeld wordt dit voor u als lezer een historische kennismaking met een waanzinnige periode die nu reeds 80-85 jaar voorbij is.”
Joris Dewaele (°1898-†1992)
Joris Dewaele werd in december 1921 benoemd tot onderwijzer aan de Gemeentelijke Jongensschool te Waregem. Meer dan twintig jaar lang stond hij bekend als een uitstekende leerkracht en opvoeder, die terzelfder tijd als toneelspeler waardering afdwong. Het is meteen de tijd dat hij redacteur werd aan Toneelgids en de grote initiator van de poppenspelkunst op de lagere school. Weldra verschenen van zijn hand, en daar is hij tot op hoge leeftijd mee verder gegaan, talrijke poppen- en toneelspelen, die laatste ook voor de rijpere jeugd en voor volwassenen. Joris was op 21-08-1926 gehuwd met Clara Coghe en ze kregen twee dochters, Molly en Lieveke.
Samen met zijn vriend Willem Putman speelde hij toneel, o.m. in Putmans eersteling ‘Puinen’ en in 1924 was Joris Dewaele medestichter van de toneelgroep Pogen, naderhand regisseur en voorzitter van dit dynamisch en puik toneelgezelschap. Tien jaar later, in 1934, werd door Dewaele de kindertoneelgroep De Zonnekinderen gesticht, die jarenlang talrijke voorstellingen gaf vooral in het zuiden van de provincie. In die jaren richtte hij met wijlen rector Jan Bernaerts en het tijdschrift Toneelgids studiedagen in voor kindertoneel te Antwerpen, Roeselare, Oostakker en elders. Daarop werd ook het poppenspel praktisch en theoretisch gepropageerd.
Hij schreef vijf toneelstukken voor volwassenen en een twintigtal toneelwerken voor de jeugd, waarvan er eind de jaren 50 nog verschillende werden opgevoerd: De Gouden Appel, Prinses Zonnelach, Hoe Schuiverluit in de Hemel kwam, Jantje Vanvoren (in december 1958 opgevoerd in het N.I.R. Brussel) en Sneeuwwitje. Het leeuwenaandeel echter van Joris Dewaele's schrijversrepertoire wordt ingenomen door zijn speelteksten voor poppenspel; er zijn er ruim veertig. Uit de titels citeren wij een greep: Reuzelied, Tijl bevrijdt Pattatenland; Kabouter Zondernaam; Grietje en Langoor; Hansje Spijbelaar; Het Katje van de Koningin, waarvan er verschillende in tweede en derde uitgave zijn verschenen. Dertien van zijn speelteksten werden opgenomen in de publicatie “Zijt ge daar allemaal?”, een keurige handleiding bij het handpoppenspel, fris uitgegeven met omslagversiering van Luc Verstraete (uitg. C.O.V. Belliardstraat 151, Brussel).
Tijdens de oorlog werden op verschillende plaatsen studiedagen belegd, onder leiding van die andere poppenspelvoorman Jozef Contryn. In 1942 verscheen dan bij De Kinkhoren te Brugge Joris Dewaele's werkje Poppenspel en in diezelfde jaren trok Dewaele rond met zijn poppenkast Tijl, waarmede hij optrad zowel voor kinderen als voor volwassenen. Dewaele was tevens redactielid van Toneelgids en werkte mede aan de tijdschriften Toneelleven, Het Westvlaams Toneel, Vlaams Opvoedkundig Tijdschrift, De Schakel en andere. In 1959 verscheen een uitvoerige studie over De Schooljeugd tegenover het Toneel die werd ingeleid door André Demedts.
In september 1944 werd Joris Dewaele, beschuldigd van antibelgische propaganda, aangehouden en uit zijn ambt ontzet. Hij werd pas op 6 maart 1949 opnieuw in vrijheid gesteld. Eerherstel kreeg hij op 18 februari 1958, waarna hij op 09 februari 1959 terug ambt van onderwijzer bekwam aan het St-Jozefinstituut Kortrijk tot hij in het najaar van 1960 met pensioen mocht gaan. Hij overleed in 1992 op 94-jarige leeftijd .
Na zijn gevangenschap zette hij zijn scheppend werk verder met ook een hele reeks luisterspelen en een studie over beeldhouwer Georges Wasterlain (1953), die door Ernest Claes ingeleid werd. Hij publiceerde een handleiding voor de jonge poppenspelers, ‘Op weg naar de Poppenkast’ (1952). Zijn spel ‘Het loze Vissertje’ werd in 1958 door ‘Ons Leekenspel’ uit Bussum bekroond.
|