Enkele jaren geleden spiegelde het zogenaamde Cross Border Lease (CBL) de Belgische steden en gemeenten perspectieven voor op aanzienlijke extra inkomsten in ruil voor een fictieve overname van hun rioleringsnet. Het was een systeem waarbij de gemeente vastgoed, in dit geval rioleringen, verkoopt en daarna huurt. Daarmee incasseert men eenmalig geld en doet de investeerder, een Amerikaans bedrijf, belastingvoordeel. Weinig ethisch, maar de extra inkomsten voor de stadskas zijn erg aanlokkelijk. Leuven (Tobback) en St-Niklaas (Willockx) gaven het voorbeeld en naderhand werden besturen die niet op deze gouden kar sprongen zelfs versleten voor onverantwoorde beleidsvoerders. Het kon trouwens niet omschreven worden als belastingsfraude, want het was toen volkomen wettelijk, zowel in België als in Amerika.
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ook in onze regio werd dus een dergelijk dossier overwogen en om het dossier voor de Amerikanen aantrekkelijk te maken riepen de gemeenten en steden van het arrondissement Kortrijk, samen met Wervik een Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Interfluvium in het leven. De intercommunale Leiedal verrichtte de administratieve en technische taken, onder meer het inventariseren en digitaal op kaart brengen van alle bestaande riolen. Aan die niet te onderschatten opdracht werkten 65 mensen drie maanden aan een stuk. Leiedal besteedde 113.000 euro aan dat werk.
De Amerikaanse financiële wereld ontwikkelde voor die lucratieve praktijk een bijzondere methode: de 'cross border lease', letterlijk vertaald: 'grensoverschrijdende verhuur'. Volgens dat procédé verhuurde stad Kortrijk zijn riolen aan Amerikaanse investeerders, die op hun beurt aan de stad een gebruiksrecht toestonden. Kortrijk bleef juridisch eigenaar van de riolen maar de Amerikaanse investeerder werd hoofdhuurder en kon daardoor zijn investering fiscaal afschrijven.
De Cross Border Lease of omgezet in voor ons meer begrijpbare taal Grensoverschrijdende Verhuur werd ontwikkelt door de Amerikaanse financiële wereld. Volgens dat procédé verhuurt bijvoorbeeld de stad Waregem zijn riolen aan Amerikaanse investeerders, die op hun beurt aan de stad een gebruiksrecht toestaan. Waregem blijft juridisch eigenaar van de riolen maar de Amerikaanse investeerder werd hoofdhuurder en kon daardoor zijn investering fiscaal afschrijven. Van dat belastingsvoordeel zou de Amerikaanse investeerder dan een vergoeding betalen aan de stad. Die vergoeding zou voor Waregem hebben kunnen oplopen tot meerdere miljoenen euro. De federale overheidsdienst Financiën verklaarde zich bovendien akkoord om die financiële meevaller niet te belasten en zelfs om geen registratierechten te innen op de lease-contracten.
Om zich zo goed mogelijk in te dekken voor de risicos, die toch ook verbonden waren met deze verhuur-construktie, werd scheep gegaan met Dexia. Deze is goed vertrouwd met het Amerikaanse systeem en bleek bereid de gedane kosten op zich te nemen in het geval dat het zaakje niet doorging. Voor bepaalde gemeenten was het een nadeel dat de cross border lease veronderstelde dat het investeringsgoed waar alles op gebaseerd was, de riolering dus, terdege werd onderhouden. Niet alle gemeenten onderhouden hun rioolstelsel even goed als Waregem. Een ander mogelijk probleem was de modernisering van de afvalwaterbehandeling. Binnen afzienbare tijd moet het ganse riolennetwerk worden vervangen door aparte leidingen voor afvalwater en regenwater. Ook zou men wel eens kunnen opteren voor kleinschaliger waterzuiveringtechnieken die heel wat kilometers rioolpijpen overbodig maken. De Amerikaanse investeerders konden dwarsliggen tegen die inkrimping van 'hun' riolen, omdat het lease-bedrag evenredig is met het aantal km riolering.
Maar uiteindelijk werd de druk van de ethisch eerlijke Amerikaanse belastingbetaler te groot en is het fiscale achterpoortje met overzeese investeringen in de Amerikaanse belastingswetten dit jaar dichtgemaakt. Met nieuwjaar is dan ook een einde gekomen aan de opdracht van Interfluvium aan Dexia om in de VSA te zoeken naar een mogelijke 'cross border lease' van de riolen in de 13 deelnemende gemeenten en steden van Interfluvium. Toch is het voorbereidingswerk (o.m. van Leiedal) niet nutteloos geweest. De eenmalige grote opbrengst krijgen de gemeenten en steden niet. Maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door iets nieuws: de mogelijk geworden recuperatie van de BTW op onderhoud en investeringen m.b.t. het rioleringsstelsel. Die nieuwe kans kan ook jaarlijks zorgen voor een belangrijke vermindering in de investeringskosten.
Daar de Grensoverschrijdende Verhuur, het voorwerp van dit samenwerkingsverband, verdwenen is en elk goed alternatief op heden onbestaande of niet opportuun wordt geacht, is besloten de samenwerking binnen Interfluvium stop te zetten. De gemaakte kosten worden nu geventileerd over de deelnemende besturen. De beslissing viel op de vergadering van Interfluvium op 4 april 2006. De deelnemende besturen moeten nu hun gemeenteraden kennis geven van deze beslissing. In Waregem krijgt de gemeenteraad vanavond mededeling van het afsluiten van dit dossier en eindigt hiermee de samenwerking binnen het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Interfluvium. Het aandeel van Waregem in de studiekosten is bepaald op 4.417,15 euro.
Het dossier wordt uiteindelijk toch nog positief beoordeeld. Volgens het verslag van de bespreking in commissie is het zeer positief dat ter voorbereiding van dit dossier de volledige inventarisatie van de riolen is gebeurd en het net volledig digitaal in kaart is gebracht. Deze computermethodiek met begeleiding werd op heel korte termijn ontwikkeld door Leiedal en met eigen personeel toegepast voor de stad Waregem. Hier ging evenwel nog een prijskaartje aan van 21.625 euro. Hierdoor beschikt Waregem over de gedetailleerde digitale informatie over haar rioleringsnetwerk.
|