xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" /> Gisterenavond is in de raadzaal en trouwzaal van het stadhuis in Waregem de indrukwekkende tentoonstelling Wonen in Welvaart geopend, die daar nog te bezoeken is tot eind deze maand. De tentoonstelling van het Centrum Vlaamse Architectuurarchieven en het Vlaams Architectuurinstituut wordt in Waregem vertoond in het kader van de Open Monumentendag zondag en met allusie op de uitreiking van de 100.000ste premie van de Wet De Taeye in 1954 aan de Waregemse familie Vandendriessche. Bij deze gelegenheid komt ook een bijzondere publicatie uit over de evolutie 1922-1977 van de woonwijken in Waregem met als titel Van Tuinwijk tot Hoogbouw. Het is een belangrijk studiewerk van Ellen De Clercq van het stadsarchief.
De publicatie Van tuinwijk tot hoogbouw. Woonwijken in Waregem, 1922-1977 brengt een overzicht van de initiatieven die door de gemeentebesturen van Beveren-Leie, Desselgem, Sint-Eloois-Vijve en Waregem genomen werden om kansen te creëren op betere woon- en leefomstandigheden voor hun inwoners. Ook de realisaties van de verschillende huisvestingsmaatschappijen, met andere woorden de woonomgeving van vele Waregemnaars, worden in het boek stuk voor stuk belicht.
Een eigen woning was net na de Tweede Wereldoorlog voor een groot deel van de bevolking eerder droom dan werkelijkheid. Een moderne woning met voldoende lucht en licht, voorzien van modern comfort zoals stromend water en elektriciteit, stond dikwijls veraf van de harde realiteit. Tijdens het interbellum werden op nationale schaal reeds maatregelen getroffen om de woon- en leefomstandigheden van de gewone man te verbeteren. Zo werd in 1919 de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken (NMGWW) opgericht. In 1935 volgde de stichting van de Nationale Maatschappij voor de Kleine Landeigendom (NMKL), als landelijke tegenhanger van de NMGWW.
Ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog had de bestaande woningnood nog grotere proporties aangenomen. Drie belangrijke wetten zouden de basis vormen van het naoorlogse huisvestingsbeleid. In 1948 ging de Wet houdende bijzondere bepalingen tot aanmoediging van het privé-initiatief bij het oprichten van goedkope woningen en het kopen van kleine landeigendommen van kracht. De wet kreeg algemene bekendheid als de Wet De Taeye, genoemd naar Alfred De Taeye, kamerlid en later minister van Volksgezondheid en Gezin, die het wetsvoorstel indiende. De wet, die de individuele woningbouw aanmoedigde door het uitreiken van staatspremies, werd een waar succes en werd herhaaldelijk verlengd en aangepast.
Ook in Waregem kon de staatsbouwpremie rekenen op heel wat bijval. Nauwelijks drie jaar na de goedkeuring van de wet waren er in Waregem honderd tweeëntwintig nationale bouwpremies uitbetaald voor een totaal bedrag van 3 586 000 Belgische frank. Toevallig werd ook de honderdduizendste De Taeye-premie in 1954 in Waregem uitgereikt, wat met de nodige luister gevierd werd.
De katholieke De Taeye-wet kreeg in 1949 een socialistische tegenhanger: de Wet Brunfaut. Waar de wet De Taeye de private woningbouw en het wonen op het platteland stimuleerde, was de wet Brunfaut gericht was op de oprichting van collectieve woningbouwprojecten. Eind 1953 werd de wet inzake krotopruiming, de zogenaamde Tweede Wet De Taeye, goedgekeurd. De afbraak van ongezonde krotwoningen en het creëren van betere levensomstandigheden voor de voormalige bewoners ervan, maakte samen met het stimuleren van zowel de private als collectieve woningbouw, deel uit van het algemene woonbeleid. De realisatie van dit huisvestingsbeleid was een belangrijk aspect in de uitbouw van de welvaartsstaat in de jaren vijftig en zestig.
Om tegemoet te komen aan het heersende woningtekort leverden ook gemeentebesturen diverse inspanningen. Bovenop de bouwsubsidie van de staat en van sommige provincies, reikten heel wat gemeenten een eigen lokale bouwpremie uit. Ze trachtten zo de bouwactiviteit op hun grondgebied te stimuleren en bovendien extra inwoners potentiële belastingbetalers aan te trekken. De gemeenten Beveren-Leie, Desselgem, Sint-Eloois-Vijve en Waregem hadden anno 1949 elk een gemeentelijke bouwpremie. Waregem had zelfs al in 1928 een krediet voorzien voor het oprichten van werkmanshuizen.
Naast het toekennen van gemeentelijke bouwpremies en het ondernemen van acties om de ongezonde krotwoningen uit het straatbeeld te verwijderen, stimuleerden de gemeentebesturen ook de verschillende huisvestingsmaatschappijen in hun activiteiten.
In Waregem was in 1922 de Samenwerkende Maatschappij voor het bouwen van Goedkope Woningen Helpt Elkander opgericht en erkend door de NMGWW. De vergunning voor de eerste tuinwijk van Helpt Elkander, de zogenaamde Veertig Huizen, werd afgeleverd in september 1922. Vele bouwprojecten zouden volgen, met het Torenhof als grootste en meest vooruitstrevende realisatie. Na de Tweede Wereldoorlog trad ook het gemeentebestuur van Sint-Eloois-Vijve toe tot Helpt Elkander.
In Beveren-Leie en Desselgem was het niet Helpt Elkander, maar de Harelbeekse maatschappij Mijn Huis, die er vanaf 1950 een groot aantal groepsbouwprojecten zou realiseren. Tenslotte zorgde ook de Nationale Maatschappij voor de Kleine Landeigendom voor de realisatie van een aantal woonwijken in Waregem, waarbij de nadruk lag op het creëren van een landelijke en rustige woonomgeving, met huizen dikwijls witgeschilderd in een typische, eigen stijl.
De bouwactiviteiten van de verschillende huisvestingsmaatschappijen zijn, samen met het succes van de De Taeye-premie en de gemeentelijke premies voor individuele woningbouw, erg bepalend geweest voor het uitzicht van het huidige Waregem. Naar aanleiding van Open Monumentendag, met als centraal jaarthema wonen wordt dit stukje recente Waregemse woongeschiedenis in de kijker geplaatst.
Praktische informatie publicatie:
Van tuinwijk tot hoogbouw. Woonwijken in Waregem, 1922-1977
Een uitgave van het stadsbestuur van Waregem, beschikbaar vanaf 8 september.
Kostprijs 10, op Open Monumentendag 7.
|